2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 07/08/2003
Geldig vanaf: 01/07/2003
Geldig tot: 31/12/2003

A. Inleiding

1.    In toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, hebben de arbeiders recht op brugpensioen, indien zij worden ontslagen door hun werkgever en de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben op het ogenblik dat de opzeggingstermijn een einde neemt. Het brugpensioen wordt samengesteld uit de werkloosheidsvergoeding ten laste van de RVA (koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen , Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), en een aanvullende vergoeding die ten laste is van de werkgever.

2.    In het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid werd op 30 oktober 1975 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de waarborg en de faciliteiten van vereffening van de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde arbeiders, wanneer zij worden ontslagen. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 10 mei 1976 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 september 1976.

Krachtens artikel 2 van de CAO van 30 oktober 1975 treedt het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid in de plaats van de werkgever, wanneer deze laatste in gebreke blijft door de aan-vullende vergoeding niet of slechts gedeeltelijk te betalen.

3.    In hetzelfde paritair comité werd verder op 14 mei 2003 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het brugpensioen. Deze CAO werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen op 15 mei 2003 en geregistreerd op 10 juli 2003.

Krachtens deze CAO kunnen de arbeiders die worden ontslagen door hun werkgever bruggepensioneerd worden indien zij de leeftijd van 56 jaar bereikt hebben op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst een einde neemt. Bovendien wordt de betaling van de aanvullende vergoeding in bepaalde gevallen ten laste genomen door het Waarborg- en Sociaal Fonds van de voedingsnijverheid.

 

Voor de toepassing van de algemene regels i.v.m.het brugpensioen  verwijzen wij  naar onze interprofessionele documentatie nr. 355 (zie ook onze korte samenvatting  in fine).

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van de CAO van 14 mei 2003 en vervolgens een commentaar.

 

B. CAO van 14 mei 2003

 

Artikel 1 - Toepassingsgebied

§1            Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de voedingsindustrie, met uitzondering van de volgende sectoren:

-     de bakkerijen en de artisanale banketbakkerijen;

-     de suikerfabrieken, de raffinaderijen, de invertsuiker, het citroenzuur, de kandji fabrieken, de gistfabrieken, de distilleerderijen;

-     de ondernemingen van de groenteconserven, watervrije groenten, zuurkool, in zout ingelegde groenten, bereiding van droge, bevroren en diepgevroren groenten, het schoonmaken en het bereiden van verse groenten, die als RSZ-kengetal het nummer 51/... dragen.

Tot de sector van de groenteconservennijverheid behoren de ondernemingen die hoofdzakelijk een assortiment groenten en/of plantaardige producten in eerste of tweede verwerking voor langdurige bewaring bewerken door appertisatie in blik of glas, door pasteurisatie en/of diepvries.

§2            Met arbeiders worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld.

Artikel 2 - Ontslag

§1            De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan om dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden.

§2            Onder voorbehoud van de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 kan het ontslag dat aanleiding geeft tot het statuut van bruggepensioneerde het gevolg zijn van een initiatief van de werkgever en/of van de arbeider. Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen die minder dan tien werknemers tewerkstellen waar het initiatief uitsluitend uitgaat van de werkgever. Voor wat betreft het ontslag in het kader van artikel 3, §2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen partijen hierbij rekening houden met de arbeidsorganisatorische omstandigheden.

§3            Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3 §1 moet plaats hebben tussen 1 juli 2003  en 31 december  2005.

Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 56 jaar zoals voorzien in artikel 3 §2 moet plaats hebben tussen 1 juli 2003  en 31 december 2004.

§4            De betrokken arbeider moet het bewijs leveren van zijn recht op werkloosheidsuitkeringen.

 

Artikel 3 - Leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden

§1            De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 25 dienstjaren als loontrekkende.

§2            De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan:

-     minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990;

-     en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de voedingsindustrie.

 

Commentaar : artikel 3, §2 houdt op van kracht te zijn op 31 december 2004.

§3            De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 juli 2003 en 31 december 2005  en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 juli 2003 en 31 december 2004  en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 4 - Aanvullende vergoeding

§1            In principe is de betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 verschuldigd door de werkgever.

§2            De verplichting van de werkgevers tot betaling van de aanvullende vergoeding wordt echter overgedragen aan het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid onder de volgende voorwaarden:

-     voor wat betreft het brugpensioen vanaf 60 jaar: voor zover de betrokkene 10 jaar beroepsverleden als loontrekkende in de sector gedurende 15 jaar voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of 20 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan bewijzen;

-     voor wat betreft het brugpensioen vanaf 58 jaar zoals bepaald in artikel 3, §1: de betrokkene moet gedurende minstens vijf jaar als arbeider, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van brugpensioen, tewerkgesteld geweest zijn in een onderneming die reeds vijf jaar is aangesloten bij het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid;

-     voor wat betreft het brugpensioen vanaf 56 jaar zoals bepaald in artikel 3, §2: de betrokkene moet gedurende minstens vijf jaar als arbeider, onmiddellijk voorafgaand aan de datum van brugpensioen, tewerkgesteld geweest zijn in een onderneming die reeds vijf jaar is aangesloten bij het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid en vijf bijkomende jaren tewerkgesteld zijn als arbeider in een onderneming van de voedingsnijverheid.

§3            In het geval dat de betrokken arbeider niet aan de voorwaarden vermeld in bovenstaande paragraaf voldoet zal het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid, geval per geval, onderzoeken of het de aanvullende vergoeding ten laste neemt.

§4            De verplichting tot betaling door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in §2, geldt enkel ten overstaan van arbeiders die werden ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst, m.n. vanaf 58 jaar (artikel 3, §1) of vanaf 56 jaar (artikel 3, §2).

§ 5.    Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Voedingsnijverheid betaalt de aanvullende vergoeding waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet in geval van brugpensioen dat het gevolg is van een ontslag in het kader van een sluiting of faillissement van een onderneming.

§ 6.    Wanneer in uitvoering van onderhavig artikel het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Voedingsnijverheid de betaling van de aanvullende vergoeding ten laste neemt, staat zij ook in voor de betaling van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per bruggepensioneerde.

Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Voedingsnijverheid zal deze bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen evenwel terugvorderen bij de betrokken werkgever.

§5            In het geval van de sluiting of het faillissement van de onderneming, wordt de aanvullende vergoeding waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst, gewaarborgd door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid. Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid vordert de sommen terug van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.

 

Artikel 5 - Berekeningwijze

§1            De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100% van het brutoloon. Deze berekeningswijze geldt slechts voor brugpensioenen in het kader van een sectorale brugpensioenregeling.

§2            De werkgevers en arbeiders verbinden er zich toe de formulieren die door het Sociaal Fonds opgesteld werden te gebruiken voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 6 - Verplichtingen van de werkgever

§1            Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging van de bruggepensioneerde verplicht.

§2            De vervanging van de bruggepensioneerde die werd ontslagen in het kader van artikel 3, §2 zal in principe gebeuren door een arbeider. De afwijking op deze bepaling wordt toegelicht voor de ondernemingsraad.

§3            De werkgever betaalt de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen terug aan het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Voedingsnijverheid, overeenkomstig artikel 4 § 6.

§4            De eventuele sancties, onder welke vorm ook, die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen blijven volledig ten laste van de individuele ondernemingen.

 

Artikel 7 - Geldigheidsduur

Deze CAO wordt gesloten voor bepaalde duur.

Zij treedt in werking op 1 juli 2003 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2005,  met uitzondering van artikel 3, §2 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2004.

 

 

 

C. Commentaar (korte samenvatting)

 

Sinds 1 januari 1991 is een veralgemeende vervangingsplicht ingevoerd: de werkgever is m.a.w. in principe (zie verder voor de uitzonderingen) verplicht om de bruggepensioneerde werknemer te vervangen (dit in tegenstelling tot de reglementering van kracht vóór voormelde datum).

 

Sinds dezelfde datum werd het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen voor alle bruggepensioneerden vastgesteld op 60 % van het begrensde brutoloon en dit voor de ganse duur van het brugpensioen. Het al of niet overgaan tot vervanging van de bruggepensioneerde heeft dus niet langer invloed op het bedrag van de werkloosheidsuitkering.

 

Uitzonderingen op de vervangingsplicht

 

1.      De vervangingsverplichting is niet van toepassing voor werknemers die 60 jaar en ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

 

2.      Wanneer het gaat om ontslagen werknemers die geen 60 jaar oud zijn, kan de directeur van het werkloosheidsbureau een vrijstelling van de vervangingsplicht toestaan aan de werkgever die op een objectieve manier kan bewijzen dat er in de categorie van de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen of de ermee gelijkgestelde personen geen enkele vervanger voorhanden is van hetzelfde niveau als de functie uitgeoefend door de ontslagen werknemer, of van het niveau van een andere functie die ten gevolge van dit ontslag in de onderneming is vrijgekomen.

 

3.      De Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan individuele afwijkingen toestaan aan de ondernemingen die een vermindering van het personeelsbestand kennen.

De onderneming moet in deze hypothese kunnen aantonen dat het een structurele vermindering van het personeelsbestand betreft en dat door het verlenen van de individuele afwijking het ontslag van niet-bruggepensioneerden kan worden vermeden.

 

4.      De Minister van Arbeid en Tewerkstelling kan een vrijstelling toekennen voor de lopende brugpensioenen aan de ondernemingen die beantwoorden aan de voorwaarden van onderneming in moeilijkheden of herstructurering of in geval van sluiting van de onderneming. Voor de brugpensioenen die nog geen aanvang genomen hebben op het moment van de erkenning is de vrijstelling automatisch.

Zie ook onze brochure Brugpensioen, Hfdst 355.


Historiek
01/07/2023 30/06/2025 2102 SWT 59 jaar - 35 jaar - zwaar beroep
01/07/2021 30/06/2023 2102 SWT 59 jaar - 35 jaar - zwaar beroep
01/01/2019 30/06/2021 2102 SWT 59 jaar - 35 jaar - zwaar beroep
01/01/2017 31/12/2018 2102 SWT 58/59 jaar - 35 jaar zwaar beroep
01/01/2019 31/12/2018 2102 SWT 59 jaar - 35 jaar - zwaar beroep
01/01/2015 31/12/2016 2102 SWT 58 jaar - 35 jaar zwaar beroep
01/01/2014 31/12/2015 2102 SWT 58 jaar - 35 jaar zwaar beroep
01/01/2013 31/12/2013 2102 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag op 56 jaar en op 58 jaar
01/01/2013 01/01/2013 2102 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag op 56 jaar en op 58 jaar
01/01/2011 31/12/2012 2102 21 Brugpensioen op 56 jaar en op 58 jaar
01/01/2009 31/12/2010 2102 21 Brugpensioen op 56 jaar en op 58 jaar
01/01/2007 31/12/2008 2102 21 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/01/2005 31/12/2006 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/01/2005 31/12/2006 2102 210301 Suikernijverheid en haar bijproducten - Brugpensioen
01/01/2004 31/12/2004 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/07/2003 31/12/2004 2102 210301 Suikernijverheid en haar bijproducten - Brugpensioen
01/07/2003 31/12/2003 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/07/2001 30/06/2003 2102 210301 Suikernijverheid en haar bijproducten - Brugpensioen
01/10/2002 30/06/2003 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/07/2001 30/09/2002 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/01/2001 30/06/2001 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/01/2001 30/06/2001 2102 210301 Suikernijverheid en haar bijproducten - Brugpensioen
01/01/1997 31/12/2000 2102 210101 Brugpensioen vanaf 56 jaar
01/01/1999 31/12/2000 2102 210301 Suikernijverheid en haar bijproducten - Brugpensioen vanaf 58 jaar