01 070103 Tewerkstelling en arbeidsduur 1987-1988

Paritair (sub-)Comité nr.:
209.00.00-01.00, 209.00.00-02.00, 209.00.00-03.00, 209.00.00-04.01, 209.00.00-04.02, 209.00.00-05.00, 209.00.00-06.01, 209.00.00-06.02, 209.00.00-07.00, 209.00.00-08.00, 209.00.00-09.00, 209.00.00-10.00

Bijwerking: 31/01/1989
Geldig vanaf: 01/01/1987
Geldig tot: 31/12/1988

In het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid werd op 11 mei en 19 oktober 1987 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het nationaal akkoord 1987 - 1988, gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 7 november 1986. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd alge­meen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 10 maart 1988 en gepubliceerd in het Belgisch Staats­blad van 12 april 1988. Zij werd gewijzigd door een collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 1988, algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 21 september 1988 en gepubli­ceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 november 1988.

Wij geven U hierna een overzicht van de CAO

 

Artikel 1 - Aanwending van 0,5 pct. van de loonmassa voor opleiding en/of tewerkstelling op sectoraal vlak

a)  In het interprofessioneel akkoord wordt de sectoren aanbevolen 0,5 pct van de loonmassa te besteden aan de tewerkstelling, inzonderheid van jongeren.

Aan de sectoren wordt opgedragen op hun niveau de modaliteiten van deze besteding vast te leggen.

Rekening houdend met deze opdracht en de specifieke kenmerken van de sector zal 0,5 pct. van de bezol­digingen volgens de hierna vastgelegde modaliteiten worden voorafgenomen ter bevordering van opleidings­­initiatieven, die tot betere werkgelegenheid leiden.

 

b) Van de 0,5 pct. wordt 0,1 pct. op nationaal vlak voor onbepaalde duur voorafgenomen bij alle onder­nemingen van de sector (op basis van de aangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 30 juni en betaal­baar vóór 30 september van elk jaar).

0,4 pct. wordt op nationaal vlak voor de jaren 1987 en 1988 voorafgenomen bij de ondernemingen die geen netto-aanwervingen verrichten noch toereikende opleidingsacties opzetten (op basis van de aangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 31 december 1987 en betaalbaar vóór 31 januari 1988, op basis van de aangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 31 december 1988 en betaalbaar vóór 31 januari 1989).

Een nationale paritaire vereniging zonder winstoogmerk wordt opgericht ten einde de inning van deze bijdrage te verzekeren en de aanwending ten voordele van opleidingsinitiatieven te regelen op nationaal, gewestelijk of ondernemingsvlak.

De vereniging heeft tot doel de organisatie van elke vorm van beroepsopleiding met het oog op de vorming, opleiding, aanpassing, bijscholing, specialisatie en herscholing van de werknemers of potentiële werk­nemers van de metaal-, machinebouw-, elektrotechnische en kunststofverwerkende nijverheid.

De raad van bestuur van de vereniging zonder winstoogmerk brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan het paritair comité over het vervullen van zijn opdracht tijdens het verlopen jaar. Dat verslag omvat de rekeningen en de balans en dient ter goedkeuring aan het paritair comité te worden voorgelegd.

 

c)   Daar waar gewestelijke akkoorden betreffende opleidingsinitiatieven werden gesloten in 1985-1986 of worden gesloten in 1987-1988, wordt de bijdrage van 0,4 pct., waarvan sprake hierboven, evenwel geïnd door de daartoe opgerichte gewestelijke organen.

De bijdragen ingevoerd door de gewestelijke akkoorden 1985-1986 worden ten belope van 0,2 pct. van de bezoldigingen op de 0,4 pct. aangerekend. In de gewesten waarvoor deze akkoorden 1985-1986 gelden, mogen de aanwervingen slechts ten belope van 0,2 pct. aangerekend worden.

 

d)  Voor de berekening van de bijdragen komen 75 pct. van het totaal aantal bedienden in aanmerking. Bijgevolg en ten einde de inning van de bijdrage te vereenvoudigen wordt het bedrag ervan forfaitair vastgesteld op 650 fr. per jaar per 0,1 pct. te innen voor alle personen tewerkgesteld met een arbeids­overeen­komst voor bedienden.

 

e)   Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder netto-aanwerving verstaan de posi­tieve tewerkstellingsaangroei van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden voor onbe­paalde duur tussen 31 december 1986 en 31 december 1987.

Daarbij wordt uitgegaan van het statistiekraam van de staten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid omge­rekend naar "fulltime"-eenheden. Het bijkomend personeel moet tot 31 december 1988 in dienst blijven.

Onder toereikende opleidingsactie verstaat men de opleidingen die goedgekeurd zijn door de bevoegde gewestelijke of nationale instanties.

Om vrijgesteld te worden van de inningen dient de onderneming aan de inningsinstanties de nodige bewijs­stukken over te maken inzake aangroei van tewerkstelling of toereikende opleidingsacties.

 

f)    De onderneming moet de ondernemingsraad, en bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging tenminste een­maal per jaar inlichten over de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 2 - Arbeidsduur

a)  Vanaf 1 januari 1988 zal de conventionele arbeidsduur in de ondernemingen van de sector gemiddeld niet meer dan 38 uur per week mogen bedragen, berekend op jaarbasis (hetzij in beginsel 1.756 uur rekening houdend met de feestdagen en de jaarlijkse vakantie : zie berekening in bijlage 1).

De ondernemingen waarvan de arbeidsduur einde 1986 minder dan 39 uur per week bedraagt en die de 38 uur dienen te realiseren op 1 januari 1988, zijn gehouden door de beschikkingen van deze collectieve arbeids­overeenkomst inzake koopkracht die in werking treden in 1988, maar zijn proportioneel vrijgesteld van de beschikkingen van dit punt die in werking treden in 1987.

De ondernemingen waarvan de arbeidsduur, einde 1986, 39 uur per week of meer bedraagt, en die de 38 uur dienen te realiseren op 1 januari 1988 zijn inzake koopkracht alleen gehouden tot het betalen van de overdraagbare loonsverhoging vanaf 1 januari 1989.

 

Commentaar :      In sommige streken diende de gemiddelde wekelijkse arbeids- duur van 38 uur reeds vóór 1 januari 1987 gerealiseerd te worden ; zie onze omzendbrieven Hfdst.7.1.1 en Hfdst.7.1.2. De gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de bepalingen inzake koop- kracht voor de ondernemingen waar de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op 1 januari 1987 nog meer dan 38 uur bedraagt, betreft de eenmalige en niet-overdraagbare premies, waar­­­van sprake in onze omzendbrief Hfdst.6.

De ondernemingen die de arbeidsduur dienen te verminderen om de hierboven aangehaalde objectieven te bereiken zullen dit doen zonder loonverlies.

Eventuele betwistingen die betrekking hebben op de berekening van de arbeidsduur worden geregeld in het gevestigde gewestelijk overlegorgaan dat gebruikelijk "gewestelijk paritair comité" wordt genoemd.

 

b)  Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is onder a), zal tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst de gemiddelde conventionele wekelijkse arbeidsduur, berekend op jaarbasis, en van kracht op 31 december 1986 in de gewesten en ondernemingen, niet worden verminderd.

Deze bepaling houdt eveneens in dat tijdens deze periode evenmin bijkomend anciënniteitsverlof zal worden toegekend. Nochtans zullen de collectieve arbeidsovereenkomsten die ter zake van kracht zijn verder normaal worden toegepast.

 

c)   De partijen kunnen, in de optiek van de maximale benutting van het productieapparaat, onderhandelen over het beginsel van de dissociatie van de individuele arbeidstijd en de bedrijfstijd.

De partijen kunnen op de verschillende niveaus onderhandelen over de problemen die zouden rijzen naar aanleiding van het invoeren van een soepelere arbeidsorganisatie.

De partijen engageren zich om op sectoraal vlak en op ondernemingsvlak de mogelijkheid te onderzoeken nieuwe arbeidstijdregelingen in te voeren overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeids­overeen­­komst nr. 42, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 23 april 1986, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen.

 

Artikel 3 - Verlenging van de akkoorden 1983-1984 en 1985-1986

Het interprofessioneel akkoord voorziet dat voor wat betreft de verlenging voor de periode 1987-1988 van de tewerkstellingsakkoorden 1983-1984 en 1985-1986, de partijen van oordeel zijn dat daar waar de onder­tekenende partijen van deze akkoorden van mening zijn dat het noodzakelijk is de toepassingsmodaliteiten te wijzigen, deze opnieuw op hun niveau kunnen besproken worden.

De regering heeft ten andere langs wettelijke weg de tewerkstellingsakkoorden 1983-1984 en 1985-1986 verlengd voor de periode 1987-1988. Nochtans kunnen de toepassingsmodaliteiten gewijzigd worden door sectoraal of ondernemingsakkoord.

In de metaalverwerkende nijverheid moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de akkoorden 1983-1984 en 1985-1986.

De akkoorden 1983-1884 werden gesloten hetzij op subgewestelijk vlak, hetzij op het vlak van de onder­ne­mingen. De mogelijke moeilijkheden, die door de verlenging van deze akkoorden kunnen ontstaan, zullen paritair op deze niveaus onderzocht worden. De wijzigingen aan de toepassingsmodaliteiten zullen bepaald of bekrachtigd worden door het gevestigde gewestelijk overlegorgaan dat gebruikelijk "gewestelijk paritair comité" wordt genoemd.

De akkoorden 1985-1986 werden gesloten zowel op gewestelijk als op ondernemingsvlak. De bepalingen voorzien op gewestelijk niveau worden verlengd rekening houdend met wat bepaald is onder artikel 1.

De partijen bevelen eveneens aan paritair de verlenging te onderzoeken van de bepalingen voorzien op ondernemingsniveau.

 

Commentaar :      Voor de akkoorden 1983-1984, zie onze omzendbrieven Hfdst.7.1.1 en voor de akkoorden 1985-1986, zie onze omzendbrieven Hfdst.7.1.2

 

Artikel 4 - Gewaarborgde minimum maandwedde

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrieven Hfdst.4.1 en Hfdst.4.2.

 

Artikel 5 - Nationale minimumweddeschalen

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrieven Hfdst.4.1 en Hfdst.4.2.

 

Artikel 6 - Index

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrief Hfdst.4.1.

 

Artikel 7 - Lonen en sociale voordelen

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrieven Hfdst.4.1, Hfdst.4.2 en Hfdst.6.

 

Artikel 8 - Plafond vervoerskosten

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrieven Hfdst.12.1 en Hfdst.12.2.

 

Artikel 9 - Syndicale waarborgen

(...)

 

Commentaar :      Zie onze omzendbrief Hfdst.25.

 

Artikel 10 - Statuut van de vakbondsafvaardiging

 

(...)

 

Commentaar : Zie onze omzendbrief Hfdst.23.

 

Artikel 11 - Uitzonderingen

a)  Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de ondernemingen die reeds door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor de jaren 1987 en 1988, en dit met betrekking tot de punten "aanwending van 0,5 pct. van de loonmassa voor opleiding en/of tewerkstelling" (met uitzondering van de niet-recupereerbare bijdrage) "verlenging van de akkoorden 1983-1984, 1985-1986" en "lonen en sociale voordelen".

Voor de ondernemingen die slechts door een sociaal programma-akkoord gedekt zijn voor het jaar 1987 betreft deze uitzondering op de punten "aanwending van 0,5 pct. van de loonmassa voor opleiding en/of tewerk­stelling" (met uit zondering van de niet-recupereerbare bijdrage) "verlenging van de akkoorden 1983-1984, 1985-1986" en "lonen en sociale voordelen" alleen maar de bepalingen die in 1987 in voege treden.

Het gevestigde gewestelijk overlegorgaan dat gebruikelijk "gewestelijk paritair comité" wordt genoemd is bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen.

 

b) Deze collectieve arbeidsovereenkomst is evenmin geheel of gedeeltelijk van toepassing op de onder­nemingen die zich in de onmogelijkheid bevinden om de voordelen voorzien door deze collectieve arbeids­overeenkomst toe te kennen.

De gevestigde gewestelijke overlegorganen die gebruikelijk "gewestelijke paritaire comités" worden genoemd zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toe­stand bevinden, rekening houdend met de duidelijk aanwijsbare situatie van elke onderneming.

Ondernemingen getroffen door ingrijpende reorganisaties en/of herstructureringen kunnen zich tot het gevestigde gewestelijk overlegorgaan dat gebruikelijk "gewestelijk paritair comité" wordt genoemd wenden om, op aanwijsbare feiten, een afwijking op of een herschikking van de toepassing van de voordelen in deze collectieve arbeidsovereenkomst te bekomen.

 

Artikel 12 - Toepassingsgebied

Voor de verschillende materies die door deze collectieve arbeidsovereenkomst worden geregeld, is het toepas­singsgebied conform het toepassingsgebied dat in deze domeinen reeds werd voorzien :

-      door de nationale of gewestelijke overeenkomsten ;

-      of door de overeenkomsten of gebruiken die bestaan op het vlak van de ondernemingen.

Bij ontstentenis daarvan, zijn de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de "gebaremiseerde en baremiseerbare" bedienden.

 

Artikel 13 - Sociale vrede

De sociale vrede zal verzekerd zijn in de sector tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Bijgevolg zal op gewestelijk vlak of in de ondernemingen geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst uit te breiden.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd afgesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

 

Artikel 14 - Duur

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1987 en is van kracht tot 31 december 1988.

Evenwel zijn de bepalingen met betrekking tot de voorafname van 0,1 pct. op nationaal vlak voor opleiding en/of tewerkstelling, de arbeidsduur, de gewaarborgde minimum maandwedde, de nationale minimum­wedde­schalen, de weddeverhoging van 1,5 pct, het plafond voor de vervoerskosten en het statuut van de syndicale afvaardiging van onbepaalde duur.

 


Historiek
01/07/2023 31/12/2024 01 Nationaal akkoord 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Nationaal akkoord 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 01 Nationaal akkoord 2019-2020
01/01/2019 31/12/2018 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2018 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2016 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2016 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/10/2015 31/10/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/07/2015 30/09/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2015 30/06/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2014 31/12/2014 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2014 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2014 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/07/2013 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2013 30/06/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2011 31/12/2012 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2011 31/12/2010 01 Nationaal akkoord 2009-2010
01/01/2009 31/12/2010 01 Nationaal akkoord 2009-2010
01/01/2007 30/06/2009 01 Nationaal akkoord 2007-2008
01/01/2007 31/12/2008 01 Nationaal akkoord 2007-2008
01/01/2003 31/12/2006 01 Nationaal akkoord 2003-2004
01/01/2003 31/12/2004 01 Regionaal akkoord 2003-2004 (provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
01/01/2001 31/12/2002 01 Nationaal akkoord 2001-2002
01/01/1987 31/12/1988 01 070103 Tewerkstelling en arbeidsduur 1987-1988