01 Nationaal akkoord 2001-2002

Paritair (sub-)Comité nr.:
209.00.00-01.00, 209.00.00-02.00, 209.00.00-03.00, 209.00.00-04.01, 209.00.00-04.02, 209.00.00-05.00, 209.00.00-06.01, 209.00.00-06.02, 209.00.00-07.00, 209.00.00-08.00, 209.00.00-09.00, 209.00.00-10.00

Bijwerking: 16/07/2001
Geldig vanaf: 01/01/2001
Geldig tot: 31/12/2002

In het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid werd op 11 juni 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de nationaal akkoord 2001-2002.

De Collectieve aardbeidsovereenkomst van 6 januari 2003 (n°65123) verlengt het nationaal akkoord 2001-02 tot de 30/06/2003.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Verschillende delen van dit nationaal akkoord maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Enkele belangrijke algemene regels inzake collectieve arbeidsovereenkomsten

Regels geldig voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten

Een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan (Nationale Arbeidsraad, paritair comité, paritair subcomité) evenals een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan zijn bindend voor:

  • de ondertekenende organisaties, de werkgevers die lid zijn van de ondertekenende werkgeversorganisaties en de ondertekenende werkgevers, vanaf de ondertekening;
  • de organisaties die tot de CAO toetreden, de werkgevers lid van een toetredende werkgeversorganisatie en de toetredende werkgevers, vanaf de toetreding;
  • de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie;
  • de werknemers van een gebonden werkgever. 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (loonvoorwaarden, arbeidsduur, eindejaarspremie, klein verlet, enz.) regelen, op een collectieve wijze, de individuele rechten van de  werknemers en wijzigen dus impliciet de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer een CAO ophoudt uitwerking te hebben, dan blijven de regels ervan bijgevolg van toepassing via de individuele arbeidsovereenkomsten t.a.v. de werknemers die in dienst waren vóór de einddatum van de CAO. De via de CAO verkregen voordelen blijven dus verworven.

Regels geldig voor collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (lonen, premies, arbeidsduur, ...) zijn bindend voor alle werkgevers die vallen onder het ressort van het paritair orgaan, voor zover zij geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, vanaf de vijftiende dag na publicatie van het bericht van neerlegging in het BS, behalve wanneer de partien in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een strijdig beding hebben opgenomen en de werkgever geen lid is van een ondertekenende organisatie.

De algemeen verbindend verklaarde CAO is retroactief bindend voor alle werkgevers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en die geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, zonder enige uitzondering. Het koninklijk besluit heeft uitwerking vanaf de inwerkingtreding van de CAO, maar kan nooit meer dan één jaar terugwerken.

Wanneer de werkingssfeer van een paritair comité of paritair subcomité wordt gewijzigd, blijven de in die comités gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór de wijziging eronder vielen, totdat in het comité waaronder zij na de wijziging ressorteren, de toepassing van de in dit comité geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers is geregeld.

Tekst van de CAO van 11 juni 2001 

HOOFSTUK I - Kader

Artikel 1 - Voorwerp

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000.

HOOFDSTUK II - Koopkracht

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder bedienden de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden bedoeld.

Artikel 2 - Weddeverhogingen

Vanaf 1 mei 2001 worden de effectieve brutowedden van de bedienden verhoogd met 1 %.

Artikel 3 - Enveloppe

Met ingang van 1 januari 2002 wordt aan de ondernemingen een overdraagbaar budget van 1 % van de loonmassa van de bedienden ter beschikking gesteld. Over deze aanwending kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder loonmassa begrepen de totaliteit van de brutowedden en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever en andere sociale lasten) van de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

De besteding van deze enveloppe wordt op ondernemingsvlak bepaald in paritair overleg volgens de engagementen opgenomen in de bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Indien voor 31 december 2001 geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent de enveloppe, en/of indien tegen deze datum dit overleg niet uitmondt in een ondernemingsakkoord, worden alle effectieve brutowedden van de bedienden verhoogd met 1 % vanaf 1 januari 2002.

Artikel 4 - Extralegaal pensioen

In alle ondernemingen waar nog geen extralegaal pensioenstelsel ingesteld werd voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden zal vanaf 1 april 2002 een extralegaal pensioenstelsel ingevoerd worden ten belope van 0,5 % van de brutoloonmassa van de bedoelde bedienden.

Ondernemingen zonder syndicale delegatie die in uitvoering van artikel 2 §3 van het nationaal akkoord 1999-2000, geregistreerd onder het nr. 51355/COF/2090000, een door het Paritair Comité 209 goedgekeurd extralegaal pensioenstelsel hebben ingevoerd, zullen op 1 april 2002 de premie voor dit extralegaal pensioenstelsel verhogen ten belope van 0,5 % van de brutoloonmassa van de bedoelde bedienden.

Alle andere ondernemingen kunnen 0,5 % van de brutoloonmassa van de bedoelde bedienden aanwenden voor de verhoging van hun bestaand extralegaal pensioenstelsel of voor andere gelijkwaardige voordelen vanaf 1 april 2002, mits ondernemingsakkoord.

Indien voor 31 december 2001 geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan omtrent deze aanwending, en/of indien tegen deze datum dit overleg niet uitmondt in een ondernemingsakkoord, worden alle effectieve brutowedden van de bedienden verhoogd met 0,5 % vanaf 1 april 2002.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder brutoloonmassa begrepen de totaliteit van enkel de brutowedden van de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

In een aparte collectieve arbeidsovereenkomst zullen de modaliteiten en de voorwaarden voor de verdere uitvoering van dit artikel opgenomen worden.

Artikel 5 - Uitzonderingen

De artikelen 2, 3 en 4 zijn niet van toepassing op de ondernemingen die reeds door een akkoord gedekt zijn voor de jaren 2001 en 2002. De gewestelijke verzoeningscomité's zijn bevoegd om de eventuele toepassing‑moeilijkheden te regelen.

Deze bepalingen zijn evenmin van toepassing op de ondernemingen die zich in de economische onmogelijkheid bevinden deze voordelen toe te passen. De gewestelijke verzoeningscomités zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toestand bevinden. Zij dienen daarbij rekening te houden met duidelijk aanwijsbare feiten en de toestand van de onderneming.

Ondernemingen getroffen door ingrijpende reorganisatie en/of herstructurering kunnen zich tot de gewestelijke verzoeningscomité's wenden om, op aanwijsbare feiten, een afwijking of een herschikking van de voordelen te bekomen.

Artikel 6 - Nationale minimumweddeschalen en gewaarborgd nationaal minimumloon

De geldende nationale minimumweddeschalen zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 april 1993 betreffende de nationale minimumweddeschalen voor de bedienden, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 20 juni 1997, en het gewaarborgd nationaal minimumloon zoals bepaald in artikel 4 van 11 mei 1987 - Koninklijk Besluit van 10 maart 1988, worden verhoogd met 1 % op 1 mei 2001 en met 1 % op 1 januari 2002.

HOOFDSTUK III – Modalisering

Artikel 7

De ondernemingen kunnen in het geval van herstructurering of indien de arbeidsorganisatie kan versoepeld worden, via een collectieve arbeidsovereenkomst de tewerkstelling bevorderen door onder meer collectieve arbeidsduurvermindering toe te passen. Ze kunnen hiervoor gebruik maken van de bestaande wettelijke en decretale aanmoedigingspremies en de omzetting van de weddeverhogingen.

HOOFDSTUK IV – Tijdskrediet

Artikel 8

Het recht op halftijds en voltijds tijdskrediet voorzien in Hoofdstuk III, afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad wordt vanaf 1 januari 2002 van 1 op 3 jaar gebracht.

De drempel wordt vastgelegd op 5 % van de bedienden conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77.

Ondernemingen die bij ingang van dit akkoord reeds een hoger percentage toepassen, kunnen deze drempel behouden.

Voor bedienden van 50 jaar of meer kan het voltijdse tijdskrediet slechts opgenomen worden in niet aaneengesloten periodes van maximum 1 jaar.

Voor werknemers tewerkgesteld in ploegen zal het paritair comité nadere regels bepalen voor het organiseren van het recht op 1/5-loopbaanvermindering ten belope van een dag per week of een gelijkwaardige regeling.

Op ondernemingsvlak zijn geen verdere afwijkingen mogelijk.

Verdere uitvoeringsmodaliteiten zullen in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen worden vóór 31 december 2001.

HOOFDSTUK V – Classificatie

Artikel 9

Een niet verplichte paritaire procedure inzake een paritaire functieclassificatie zal in een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen worden tijdens de duurtijd van dit akkoord.

Artikel 10

Partijen engageren zich een onderzoek te voeren naar een methode met de bedoeling te komen tot een suppletieve sectorale classificatie tegen het einde van dit akkoord. Hiervoor zal beroep gedaan worden op interne en externe deskundigen en gebruik gemaakt worden van eventueel ter beschikking gestelde overheidsmiddelen.

HOOFDSTUK VI - Transport

Artikel 11

Het nationaal plafond voor de tussenkomst van de werkgever in de privé-transportkosten van de bedienden, ingesteld door artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerskosten van bedienden, wordt op 112.000 BEF gebracht vanaf 1 juni 2001.

Ondernemingen waar de toepassing van de bepalingen van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000 inzake transportkosten een belangrijke meerkost met zich meebrengt als gevolg van eigen bedrijfsafspraken, kunnen deze meerkost imputeren op de enveloppe bepaald in artikel 3.

Artikel 12

Aan de gewestelijke verzoeningscomités wordt aanbevolen om op hun vlak de mogelijkheid tot inwerkingstelling van mobiliteitsplannen te onderzoeken.

HOOFDSTUK VII – Opleiding

Artikel 13 – Risicogroepen

Bijdrage risicogroepen

De bijdrage bestemd voor risicogroepen, geïnd door de VZW “Paritair instituut voor de naschoolse opleiding van de metaalverwerkende nijverheid – bedienden”, afgekort "INOM-Bedienden", wordt voor de duur van dit akkoord bepaald op 0,10 %.

Teneinde de inning ervan te vereenvoudigen wordt het bedrag ervan forfaitair vastgesteld op 1.250 BEF per jaar per werknemer tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van bedienden.

De opbrengst van de aldus door de VZW "INOM-Bedienden" geïnde bijdrage voor risicogroepen zal integraal doorgestort worden aan de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of subgewestelijk vlak bestaan. De opleidingsfondsen zullen deze middelen aanwenden voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen.

Uitzonderingen

Ondernemingen, gelegen in de provincies of subregio's waar in 1991 en/of 1992 geen collectieve arbeidsovereenkomst gesloten werd inzake de bijdrage voor de risicogroepen, en die vóór 16 maart 1993 een eigen collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak gesloten hebben inzake opleiding en tewerkstelling voor risicogroepen, en die nog steeds geheel of gedeeltelijk van toepassing is voor de jaren 2001 en 2002, kunnen in 2001 en 2002 geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de betaling van de bijdrage, bepaald in §1, mits voorlegging van de op ondernemingsvlak terzake gesloten collectieve arbeidsovereenkomst aan het Paritair Comité voor de bedienden van de metaalfabrikatennijverheid.

Verlenging

Al de provinciale en subregionale collectieve arbeidsovereenkomsten die betrekking hebben op de uitbreiding van het begrip "risicogroepen" worden verlengd tot 31 december 2002.

Artikel 14

Aan de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of subgewestelijk vlak bestaan wordt aanbevolen om extra inspanningen te leveren voor de tewerkgestelde risicobedienden, de risico-inactieven en de sociaal benadeelden.

HOOFDSTUK VIII - Syndicale waarborgen

Artikel 15

De jaarlijkse bijdragen aan het "Fonds voor syndicale waarborgen en het Speciaal Fonds voor bedienden", waarvan sprake in de artikels 5 en 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1985 en 14 april 1986 met betrekking tot het Fonds voor syndicale waarborgen en het Speciaal Fonds voor bedienden, algemeen bindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 7 mei 1986, worden voor het jaar 2001 als volgt verhoogd:

  • voor ondernemingen van 100 en meer bedienden van 2.330 BEF naar 2.480 BEF;
  • voor ondernemingen met minder dan 100 bedienden: van 1.430 BEF naar 1.530 BEF.

Vanaf het jaar 2002 wordt deze bijdrage gebracht op:

  • voor ondernemingen van 100 en meer bedienden: 62 EUR;
  • voor ondernemingen met minder dan 100 bedienden: 38 EUR.

Het bedrag van deze bijdrage aan het "Fonds voor syndicale waarborgen en het Speciaal Fonds voor bedienden" dat de 1.200 BEF overschrijdt voor ondernemingen van 100 en meer bedienden en de 520 BEF voor ondernemingen met minder dan 100 bedienden, komt niet in aanmerking voor de berekening van de afhoudingen wegens het uitbreken van onregelmatige stakingen, zoals bepaald in het artikel 8 van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK IX - Werkzekerheid

Artikel 16 - Werkzekerheidsclausule

Voor de duur van het akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot collectief ontslag vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen uitgeput zijn.

Indien er zich echter onvoorziene en onvoorzienbare economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen waardoor deze maatregelen economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht worden op het gepaste niveau om een oplossing na te streven.

In geval van herstructurering zal de vakbondsafvaardiging voor bedienden in de onderneming het recht krijgen voorlichtingvergaderingen voor het bediendepersoneel te organiseren volgens de bepalingen van artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 februari 1996 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, neergelegd ter Griffie onder het nummer 41196/CO/209.

Artikel 17 - Ontslagbegeleiding

Elke bediende die ontslagen wordt als gevolg van een collectief ontslag in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van de Nationale Arbeidsraad, heeft recht op ontslagbegeleiding binnen de limieten van de in de regionale paritaire opleidingsfondsen beschikbare middelen.

HOOFDSTUK X – Brugpensioen

Artikel 18

De leeftijd van het brugpensioen van 58 jaar, zoals ingesteld door artikel 5 §1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, betreffende het nationaal akkoord 1997-1998, geregistreerd ter Griffie onder het nummer: 44261/COB/209 en verlengd door artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 1999 betreffende het nationaal akkoord 1999-2000, geregistreerd onder het nummer 51355/COF/209, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 30 juni 2003.

Artikel 19

De leeftijd van het brugpensioen van 56 jaar, voor zover de bediende in toepassing van de brugpensioenreglementering 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een nachtregeling zoals bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst n° 46 zoals ingesteld door artikel 5 §2 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd tot 31 december 2002.

HOOFDSTUK XI - Diverse bepalingen

Artikel 20 - Stress

Aan de ondernemingen wordt aanbevolen de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 betreffende het beleid ter voorkoming van stress door het werk, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 1999 toe te passen.

Artikel 21 - Overuren

Overeenkomstig het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998 worden ondernemingen opgeroepen opdat zij, in het belang van de werkgelegenheid, het systematisch beroep doen op overuren zouden beperken en aldus correct de arbeidsduurreglementering zouden toepassen.

Artikel 22 - Bepalingen interprofessioneel akkoord

In het Paritair Comité 209 zullen de effecten op de sector van de in de Nationale Arbeidsraad uit te voeren bepalingen van het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000 onderzocht worden.

Artikel 23 - Winstparticipatie

De effecten op de sector van de wetgeving inzake winstparticipatie zullen in het Paritair Comité 209 onderzocht worden.

Artikel 24 - Eindejaarspremie

In 2002 zal het Paritair Comité 209 een onderzoek voeren naar de bestaande situatie in de sector inzake de eindejaarspremies.

Artikel 25 - Aanpassing Euro

In de loop van 2001 zal binnen de wettelijke en conventionele voorschriften, een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst worden gesloten met betrekking tot de omzetting van BEF naar EUR, van al de in de sector gangbare bedragen.

HOOFDSTUK XII - Sociale vrede

Artikel 26

De sociale vrede in de sector zal gedurende de duur van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst verzekerd zijn.

Bijgevolg zal op provinciaal, subgewestelijk of op ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst uit te breiden.

Onderhavige overeenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

HOOFDSTUK XIII - Duur

Artikel 27 - Duur

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur vanaf 1 januari 2001 tot 31 december 2002, tenzij anders bepaald werd.

Voor de bepalingen van onbepaalde duur gelden de opzegtermijnen van de collectieve arbeidsovereenkomsten waaraan deze bepalingen wijzigingen aanbrengen.

Bijlage

De onderhandeling van de enveloppe van 1 % op ondernemingsvlak (artikel 3).

De werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers op nationaal, provinciaal en lokaal vlak engageren zich om volgende regels toe te passen en te doen toepassen bij de onderhandeling van de enveloppe van 1 % op het ondernemingsvlak.

Berekening en omzetting

  1. De ondernemingen en hun syndicale delegatie voor bedienden kunnen op hun vlak onderhandelen over de aanwending van een budgettaire enveloppe 1 % van de loonmassa van de bedienden. Over deze aanwending kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.
    In een onderneming zonder syndicale delegatie dient de eventuele onderhandeling uit de monden in een collectieve arbeidsovereenkomst.
  2. Onder loonmassa worden begrepen de brutowedden (met inbegrip van de eindejaarspremies, de ploegenpremies, het overloon, enz.) en bijhorende sociale lasten (sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever en andere sociale lasten).
  3. Deze enveloppe mag aangewend worden voor de financiering van bijkomende voordelen, loonsverhogingen of andere verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden.
  4. Om na te gaan of de enveloppe van 1 % niet wordt overschreden, wordt volgende berekening gemaakt:

    • in de eerste plaats mag het recurrent effect op de gemiddelde maandloonkost van de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden niet hoger zijn dan 1 %;
    • in de tweede plaats mag de loonmassa voor de periode gaande van 1 januari 2002 tot 31 december 2002 ingevolge de toekenning van de enveloppe niet stijgen met meer dan 1 %.

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
06/01/2003
Registratienr
65123
Geldig van
01/01/2003
Geldig tot
31/12/2004
Neerleggingsdatum
06/01/2003
Registratiedatum
23/01/2003
Onderwerp
verlenging van het nationaal akkoord 2001-2002
BS Bericht van neerlegging
13/02/2003
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
19/05/2004
Gepubliceerd in het B.St. van
28/06/2004
Keywords
RISICOGROEPEN, WELZIJN OP HET WERK

Datum CAO
08/01/2001
Registratienr
56286
Geldig van
01/01/2001
Geldig tot
31/03/2001
Neerleggingsdatum
12/01/2001
Registratiedatum
29/01/2001
Onderwerp
verlenging nationaal akkoord 1999-2000
BS Bericht van neerlegging
13/03/2001
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
03/05/2003
Gepubliceerd in het B.St. van
02/07/2003
Keywords
-

Historiek
01/07/2023 31/12/2024 01 Nationaal akkoord 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Nationaal akkoord 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 01 Nationaal akkoord 2019-2020
01/01/2019 31/12/2018 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2018 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2016 01 Nationaal akkoord 2017-2018
01/01/2017 31/12/2016 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/10/2015 31/10/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/07/2015 30/09/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2015 30/06/2015 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2014 31/12/2014 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/01/2014 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2014 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2013-2014
01/07/2013 31/12/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2013 30/06/2013 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2011 31/12/2012 01 Nationaal akkoord 2011-2012
01/01/2011 31/12/2010 01 Nationaal akkoord 2009-2010
01/01/2009 31/12/2010 01 Nationaal akkoord 2009-2010
01/01/2007 30/06/2009 01 Nationaal akkoord 2007-2008
01/01/2007 31/12/2008 01 Nationaal akkoord 2007-2008
01/01/2003 31/12/2006 01 Nationaal akkoord 2003-2004
01/01/2003 31/12/2004 01 Regionaal akkoord 2003-2004 (provincies Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
01/01/2001 31/12/2002 01 Nationaal akkoord 2001-2002
01/01/1987 31/12/1988 01 070103 Tewerkstelling en arbeidsduur 1987-1988