070101 Arbeidsduur

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 25/01/2024
Geldig vanaf: 01/01/2024
Geldig tot: 31/12/2024

Wekelijkse arbeidsduur: de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uur en wordt bereikt door een effectieve wekelijkse arbeidsduur van 40 uur per week en het toekennen van 12 collectieve inhaalrustdagen op jaarbasis. 

De inhaalrustdagen voor het jaar 2024 zijn de volgende :

  • KB nr. 213: 2/1, 3/1, 4/1, 5/1, 2/4 en 10/5.
  • CAO van 10 februari 2022: 23/12, 24/12, 26/12, 27/12, 30/12 en 31/12.

Minimale dagelijkse arbeidsduur/per prestatie: 3 uren. 

Rusttijden: 11 uren (12 uren jeugdige werknemers). 

Pauzes: 

  • Wanneer in drie opeenvolgende ploegen gewerkt wordt krijgt elke ploeg een halfuur dienstonderbreking voor schafttijd, waarvoor het normale loon wordt uitbetaald.
  • In geval van 's nachts gepresteerde uren wordt er eveneens een half uur dienstonderbreking voor schafttijd toegekend zonder loonverlies.
  • In de andere gevallen: 15 minuten na 6 uren prestaties (+ gewone regels jeugdige werknemers). 

Wachttijd in de betoncentrales is geen arbeidstijd. 

 

In het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf werd op 10 februari 2022 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de arbeidsduurvermindering (nr.172954/CO/124).

1. Wekelijkse arbeidsduur

De voltijdse wekelijkse arbeidsduur in het bouwbedrijf bedraagt 40 uur. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uur en wordt bereikt door het toekennen van 12 inhaalrustdagen.

In verband met de arbeidsduurvermindering van toepassing in 2023 zijn in de bouwnijverheid twee verschillende stelsels van toepassing :

  1. het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (B.S. 7 oktober 1983).
  2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 2022 afgesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf tot betreffende de vermindering van de arbeidsduur (nr. 172954/CO/124). Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2023 en verstrijkt op 31 december 2026.

De inhaalrustdagen voor het jaar 2024 zijn de volgende :

  • KB nr. 213: 2/1, 3/1, 4/1, 5/1, 2/4 en 10/5.
  • CAO van 10 februari 2022: 23/12, 24/12, 26/12, 27/12, 30/12 en 31/12.

De praktische toepassingregels voor deze inhaalrustdagen worden vermeld in ons Hfdst. 070102.

RUSTDAGEN: info van de Confederatie Bouw 

In de bouwnijverheid wordt de arbeidsduurvermindering gerealiseerd via het toekennen van 12 rustdagen per jaar. Op die manier wordt de effectieve wekelijkse arbeidsduur, die nog steeds 40 uur bedraagt, op jaarbasis teruggebracht tot 38 uur.

De reglementaire basis van het stelsel van de rustdagen vinden we vooreerst in het KB nr. 213 van 26 september 1983. De arbeiders uit de bouwnijverheid hebben op basis van dit KB voor elk jaar recht op 6 rustdagen. De overige 6 rustdagen worden toegekend op basis van een cao die telkens in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf wordt afgesloten.

De data van het merendeel van de rustdagen worden traditioneel tijdens de eindejaarsperiode vastgesteld.

1. Verbod van tewerkstelling

1.1. Principe en uitzonderingen

Tijdens de rustdagen geldt er een principieel verbod van tewerkstelling. De werkgevers uit de bouwnijverheid mogen slechts in de volgende gevallen hun werknemers tijdens de rustdagen tewerkstellen:

  1. Voor het uitvoeren van werkzaamheden die volgens de bepalingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (artikel 12) eveneens mogen worden uitgevoerd op zondag. Het gaat meer bepaald om de volgende werkzaamheden:

    • toezicht op de bedrijfsruimte;
    • schoonmaken, herstellen en onderhouden, voor zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsook de werkzaamheden buiten productie die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf de volgende dag (bijv. schilderwerken in een school tijdens de kerstvakantie);
    • arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval (bijv. strooiwerkzaamheden op de wegen, het herstel van een beschadigd stuk wegdek wanneer dit niet kan uitgesteld worden);
    • dringende arbeid aan machines of materieel en arbeid die door een onvoorziene noodzaak wordt vereist;
    • arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen.
  2. Wanneer de werknemers belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen.
  3. Wanneer de onderneming op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen gewoonlijk een periode van intense activiteit kent. Dit is voornamelijk het geval voor de installateurs van centrale verwarming.

In ieder geval kan het feit dat men problemen heeft om de uitvoeringstermijn na te leven, nooit het werken tijdens de rustdagen rechtvaardigen!

De eerste twee uitzonderingen gelden voor alle rustdagen, de derde enkel en alleen voor de rustdagen toegekend bij cao, zijnde de laatste 6 rustdagen. De derde uitzondering wordt immers niet vermeld in het KB nr. 213, maar wordt wel telkens opgenomen in de cao.

1.2. Procedure

Wanneer binnen de voormelde uitzonderingen de werkgever zijn werknemers tijdens de rustdagen wil tewerkstellen, is een mededeling aan de arbeidsinspectie van het district waar de werken worden uitgevoerd nodig. Deze mededeling moet indien mogelijk vooraf gebeuren, zoniet uiterlijk 24 uur na het begin van de werkzaamheden.

1.3. Inhaalrust

De werknemers die gedurende de rustdagen werden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust. Deze inhaalrustdagen moeten binnen een welbepaalde periode worden toegekend. Voor de werkzaamheden die vermeld zijn onder de nummers 1° en 2° hierboven, moet de inhaalrust binnen 6 weken worden toegestaan. Voor de arbeidsprestaties onder 3°, moet de inhaalrust binnen 7 maanden worden toegekend.

Arbeiders die nog recht hebben op inhaalrust, moeten deze inhaalrust eerst opnemen alvorens zij tijdelijk werkloos kunnen gesteld worden. Tevens moet de werkgever, bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, het aantal niet‐toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid (C4).

1.4. Sancties

Wanneer vastgesteld wordt dat er tijdens de rustdagen arbeid verricht werd in strijd met de bepalingen van het KB nr. 213 of de cao kan strafrechtelijk een geldboete van 143 tot 2.750 EUR worden opgelegd en/of een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden. Overtreding van de cao kan ook aanleiding geven tot het opleggen van een administratieve geldboete van 50 tot 1.250 EUR.

2. Betaling van de rustdagen

2.1. Arbeiders

De vergoeding van de rustdagen voor de arbeiders is ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf (FBZ). Iedere arbeider heeft in principe recht op de betaling van de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Er is geen anciënniteitsvereiste, noch een pro rata‐regeling.

Het bedrag van de vergoeding waarop de arbeider recht heeft, wordt vastgesteld in functie van de looncategorie waartoe hij behoort. Daartoe moet de werkgever in de DmfA‐aangifte voor het 3de kwartaal het uurloon van iedere arbeider vermelden. In geval van deeltijdse tewerkstelling wordt bij de berekening van de vergoeding waarop hij recht heeft rekening gehouden met de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider, zoals vermeld in de DmfA‐aangifte.

De uitbetaling gebeurt door de erkende uitbetalingsinstellingen van de vakorganisaties of door de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen op voorlegging van het specifieke attest 'rustdagen'. De werkgever ontvangt dit attest eind november, begin december van het FBZ en overhandigt het aan zijn arbeiders.

In sommige gevallen betaalt het Fonds niet voor dagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Dit is het geval wanneer zijn arbeidsovereenkomst op dat ogenblik geschorst is om één van de volgende redenen: wederzijdse instemming, arbeidsongeval, beroepsziekte, volledige loopbaanonderbreking, volledig tijdskrediet, beroepsopleiding, hechtenis, ongerechtvaardigde afwezigheid of onbetaald verlof.

Bij schorsing wegens ziekte en moederschapsrust, heeft de arbeider enkel recht op betaling van de rustdag door het FBZ indien de werknemer minstens één dag gewerkt heeft in het betrokken kalenderjaar. Eén uitzondering: de arbeider die recht had op de betaling van de rustdagen van december van het voorgaande kalenderjaar, heeft ook recht op de betaling van de rustdagen die betrekking hebben op januari van het huidige jaar, zelfs indien de werknemer geen enkele dag gewerkt heeft in dat kalenderjaar.

Voorbeeld 1 : een arbeider was ziek sinds 1 juli 2016 t.e.m. 4 februari 2018 => deze arbeider geniet de betaling van de rustdagen door het FBZ voor de rustdagen van 2016 alsook voor de rustdagen van 3, 4, 5 en 6 januari 2017. De rustdagen die zich situeren na 6 januari 2017 worden niet vergoed door het FBZ.Voorbeeld 2: een arbeider was ziek van 1 juli 2015 t.e.m. 31 december 2016. Hij hervatte het werk op 9 januari 2017 => deze arbeider geniet geen betaling van de rustdagen 2016, inclusief 23, 27, 28, 29 en 30 december 2016. De rustdagen 2017, inclusief 3, 4, 5 en 6 januari 2017, worden wel vergoed door het FBZ.

In geen geval kan de zieke arbeider echter de rustdag op een later tijdstip inhalen.

Wat de deeltijdse werkhervatting betreft met akkoord van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, hebben wij bevestiging gekregen dat de mutualiteit deeltijds ziekte-uitkeringen blijft doorbetalen voor collectieve inhaalrustdagen die samenvallen met ziektedagen.

In een aantal andere gevallen heeft een arbeider na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst nog recht op de betaling van rustdagen die buiten de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen:

  • de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ontslagen werd (behalve om dringende reden) in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen op het einde van het jaar, heeft nog recht op betaling van de rustdagen van de hoofdperiode op voorwaarde dat hij op dat ogenblik nog volledig werkloos is. Werknemers die brugpensioen of begeleidende maatregelen genieten, hebben echter geen recht meer op de betaling van de rustdagen van de hoofdperiode;

Enkel een ontslag door de werkgever (behalve om dringende reden) komt hiervoor in aanmerking. Een beëindiging in onderling akkoord en ontslag wegens medische overmacht worden niet als een ontslag door de werkgever beschouwd!

  • de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens 3 maanden welke een einde nam in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, heeft recht op de betaling van een gedeelte van de rustdagen. Ook hier is de voorwaarde dat hij in de hoofdperiode nog volledig werkloos is. Hij heeft enerzijds recht op de dagen die binnen de overeenkomst vallen en anderzijds op een aantal bijkomende rustdagen in verhouding tot de duur van zijn arbeidsovereenkomst (elke maand tewerkstelling geeft recht op 1 rustdag).

2.2. Bedienden

In toepassing van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2016 van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, zijn de modaliteiten inzake arbeidstijdorganisatie, zoals zij zijn vastgesteld overeenkomstig de maatregelen genomen in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf (PC 124), eveneens van toepassing op het bediendenpersoneel van de bouwbedrijven.

Hieruit volgt dat:

  • de bediende gebonden moet zijn door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;
  • de bediende die ontslag neemt in de loop van het jaar en die niet meer verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er niet kan van genieten;
  • de bediende die in de loop van het jaar in dienst treedt en die verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er volledig kan van genieten;
  • de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt in de periode van 60 dagen die voorafgaan aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, recht heeft op de volledige betaling van de rustdagen;

Enkel een ontslag door de werkgever (behalve om dringende reden) komt hiervoor in aanmerking. Een beëindiging in onderling akkoord en ontslag wegens medische overmacht worden niet als een ontslag door de werkgever beschouwd!

  • de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt vóór de periode van 60 dagen die voorafgaat aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, enkel recht heeft op de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen.

Enkel een ontslag door de werkgever (behalve om dringende reden) komt hiervoor in aanmerking. Een beëindiging in onderling akkoord en ontslag wegens medische overmacht worden niet als een ontslag door de werkgever beschouwd!

De bedienden ontvangen voor elke rustdag waarop zij recht hebben, hun normale loon ten laste van de werkgever (betaling van het maandloon zonder dat het aantal rustdagen in mindering wordt gebracht).

2.3. Leerlingen tewerkgesteld met een overeenkomst alternerende opleiding

De arbeidsduurvermindering die van toepassing is op de arbeiders van de bouwsector is eveneens van toepassing op de leerlingen die een alternerende opleiding volgen. Hier is geen specifieke regeling vastgelegd. Zij volgen dus de regeling van de arbeiders (geen anciënniteitsvereiste, geen pro rata). De vergoeding van de rustdagen is ten laste van de werkgever (betaling van de normale maandelijkse vergoeding zonder dat het aantal rustdagen in mindering wordt gebracht).

3. Schorsing opzeggingstermijn

Wanneer een werkgever een arbeidsovereenkomst van een arbeider opzegt geldt een bijzondere regeling wanneer die opzeggingstermijn voor een gedeelte samenvalt met de rustdagen in de eindejaarsperiode. De opzeggingstermijn wordt immers geschorst tijdens die rustdagen.

De regel geldt enkel voor de rustdagen in de eindejaarsperiode, niet voor de losse dagen die in de loop van het jaar zijn vastgesteld. Ze geldt evenmin voor de opzegging gegeven aan bedienden, noch voor de opzegging gegeven door de werknemer zelf.

2. Minimale dagelijkse arbeidsduur/per prestatie

Er is niet voorzien op niveau van de sector. De duur van elke arbeidsperiode mag niet minder dan 3 uren bedragen.

3. Rusttijden

De werknemers hebben recht op elf opeenvolgende uren (twaalf uren voor jonge werknemers) rust in de loop van elke periode van vierentwintig uur, tussen de stopzetting en de hervatting van de arbeid.

De duur van de rustonderbrekingen voegt zich bij de zondagsrust of de inhaalrust voor de tewerkstelling van een werknemer op zondag, zodat de werknemers een arbeidsonderbreking van 35 opeenvolgende uren genieten.

Er kan worden afgeweken van deze verplichte regels ofwel bij de wet (werken uitgevoerd om het hoofd te bieden aan een voorgevallen of dreigend ongeval, dringende werken aan machines en materiaal, onvoorziene noodzakelijkheid, ezv) ofwel bij een cao die algemeen verbindend werd verklaard.

In dit paritair comité, is er geen afwijking voorzien.

4. Pauzes

De werknemers mogen zes uren zonder onderbreking werken. Wanneer de arbeidstijd per dag zes uren overschrijdt, hebben zij recht op een pauze waarvan de duur en de toepassingsmodaliteiten moeten vastgelegd worden hetzij door cao (sectorale of onderneming) hetzij bij KB.

De jonge werknemers mogen slechts gedurende vierenhalf uren zonder onderbreking werken. Wanneer de arbeidstijd per dag vierenhalf uur overschrijdt, hebben zij recht op een half uur rust. Wanneer de arbeidstijd zes arbeidsuren per dag overschrijdt, hebben zij recht op één uur rust per dag, waarbij een half uur in één keer moet genomen worden.

In dit paritair comité werden modaliteiten inzake rustpauzes voorzien (CAO 12 juni 2014 (nr. 123049/CO/124)):

  • Wanneer in drie opeenvolgende ploegen gewerkt wordt krijgt elke ploeg een halfuur dienstonderbreking voor schafttijd, waarvoor het normale loon wordt uitbetaald.
  • In geval van 's nachts gepresteerde uren wordt er eveneens een half uur dienstonderbreking voor schafttijd toegekend zonder loonverlies.
  • In de andere gevallen: 15 minuten (onbezoldigd) na 6 uren prestaties (+ gewone regels jeugdige werknemers). 

5. Wachttijd in de betoncentrales 

Een koninklijk besluit van 15 januari 1999 (B.S. 11 mei 1999) sluit de wachttijd van de werklieden, die tewerkgesteld worden in ondernemingen die stortklaar beton produceren en/of leveren, uit van het begrip arbeidsduur:  

Voor de vaststelling van de arbeidsduur wordt de wachttijd gedurende dewelke de werkman ter beschikking staat van de werkgever, alhoewel hij geen prestaties kan leveren, niet als arbeidstijd beschouwd.

De wachttijd is beperkt tot één uur per dag met een maximum van vijf uren per week.

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
10/02/2022
Registratienr
172954
Geldig van
01/01/2023
Geldig tot
31/12/2026
Neerleggingsdatum
22/02/2022
Registratiedatum
24/05/2022
Reikwijdte
Eveneens de uitzendkrachten
Onderwerp
Arbeidsduurvermindering
BS Bericht van neerlegging
15/06/2022
Algemeen verbindend verklaring
Gevraagd
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
08/01/2023
Gepubliceerd in het B.St. van
30/03/2023
Keywords
ARBEIDSDUUR IN UREN, ARBEIDSDUURVERMINDERING, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, OPZEGGING/ONTSLAG, WEKELIJKSE ARBEIDSDUUR OF OP JAARBASIS, ARBEIDSDUURVERMINDERING, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT EN OVERUREN - ARBEIDSORGANISATIE, OPZEGGING/ONTSLAG - ORGANISATIE EN PROCEDURE
Tekst aangepast op
31/05/2022

Historiek
01/01/2024 31/12/2024 070101 Arbeidsduur
01/01/2023 31/12/2023 070101 Arbeidsduur
01/01/2022 31/12/2022 070101 Arbeidsduur
01/01/2021 31/12/2021 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2021
01/01/2020 31/12/2020 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2020
01/01/2019 31/12/2019 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2019
01/01/2018 31/12/2018 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2018
01/01/2017 31/12/2017 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2017
01/01/2016 31/12/2016 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2016
01/01/2015 31/12/2015 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2015
01/01/2014 31/12/2014 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2014-2015
01/01/2013 31/12/2013 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2013-2014
01/01/2012 31/12/2012 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2012-2013
01/01/2011 31/12/2011 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2011-2012
01/01/2010 31/12/2010 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2010-2011
01/01/2009 31/12/2009 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2009-2010
01/01/2008 31/12/2008 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2008-2009
01/01/2007 31/12/2007 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2007-2008
01/01/2006 31/12/2006 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2006-2007
01/01/2005 31/12/2005 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2003-2004
01/01/2002 31/12/2002 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2002
01/01/2001 31/12/2001 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2001
01/01/2000 31/12/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten
01/01/2000 02/01/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten