070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2007-2008

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 06/03/2007
Geldig vanaf: 01/01/2007
Geldig tot: 31/12/2007

In verband met de arbeidsduurvermindering van toepassing in 2007-2008 zijn in de bouwnijverheid twee verschillende stelsels van toepassing :

  1. het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (B.S. 7 oktober 1983). Hij werd voor het jaar 2007-2008 uitgevoerd door het koninklijk besluit van 21 december 2006 tot vaststelling van de rustdagen als vermindering van de arbeidsduur, toegekend aan de werklieden tewerkgesteld door de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (B.S. 12 januari 2007). Dit besluit van 21 december 2006 treedt in werking op 1 januari 2007.
  2. Het collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2006 afgesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf tot betreffende de vermindering van de arbeidsduur. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd neergelegd bij de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 22 november 2006 onder het nummer 81192/CO/124. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en verstrijkt op 4 januari 2008.

De inhaalrustdagen voor het jaar 2007-2008 zijn de volgende :

  • KB van 21 december 2006 : 10/04, 30/04, 18/05, 02/11, 24/12; 26/12/2007 ;
  • CAO van 26 oktober 2006: 27/12, 28/12 en 31/12/2007 en 02/01, 03/01 en 04/01/2008.

Hieronder geven wij U de integraal tekst van de KB nr. 213 van 26 september 1983.

De praktische toepassingregels voor deze inhaalrustdagen worden vermeld in onze omzendbrief Hfdst. 7.1.2.

De vastelling van de vakantiedagen, de brugdagen en de inhaalrustdagen wegens arbeidsduurvermindering wordt vermeld in onze omzendbrief Hfdst. 10.1 (U vindt de integraal tekst van de CAO van 26 oktober 2006.

 

Koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983

HOOFDSTUK 2 - Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden door hen tewerkgesteld.

HOOFDSTUK 3 - Vermindering van de arbeidsduur

1.  Aantal en data van de inhaalrustdagen

Artikel 2

(...)

Voor ieder jaar na 2000, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden recht op zes rustdagen.  De Koning bepaalt, na advies van het paritair comité, de data waarop deze rustdagen in ieder jaar na 2000 genomen moeten worden.

De in dit artikel bedoelde rustdagen zijn voor de sociale zekerheid gelijkgesteld met arbeidsdagen.

Commentaar : De rustdagen voor 2007-2008 vastgesteld door het koninklijk besluit van 21 december 2006 (BS 12 januari 2007) zijn : 10 april, 30 april, 18 mei, 2 november, 24 december, 26 december 2007.

Bovendien worden inhaalrustdagen voor 2007-2008 wegens arbeidsduurvermindering toegekend ingevolge de CAO van 26 oktober 2006 : 27, 28 en 31 december 2007 en 2, 3 en 4 januari 2008.

Zie onze omzendbrief Hfdst. 10.1.

 

2.  Verplichte sluiting van de ondernemingen - Principe en afwijkingen

Artikel 3

Het is verboden de bij artikel 1 bedoelde werklieden gedurende de bij artikel 2, tweede lid vastgestelde dagen tewerk te stellen.

In afwijking van dit verbod mogen de werklieden gedurende deze rustdagen worden tewerkgesteld :

  1. wanneer arbeid ‘s zondags is toegestaan bij artikel 12 van de Arbeidswet van 16 maart 1971.
  2. wanneer zij belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen.

 

Commentaar :     

1.   In artikel 12 van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden de volgende werken opgesomd die ‘s zondags mogen uitgevoerd worden in zoverre de normale exploitatie van het bedrijf niet mogelijk maakt ze op een andere dag van de week uit te voeren :

  1. toezicht op de bedrijfsruimte ;
  2. schoonmaken, herstellen en onderhouden, in zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsmede de werkzaamheden buiten de productie, die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf de volgende dag ;
  3. arbeid verricht om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval ;
  4. dringende arbeid aan machines of materieel en arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist ;
  5. arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen.

2.   De afwijking in 2° hierboven geldt voor de arbeiders die ten dienste staan van het cliënteel in de ondernemingen voor de handel in bouwmaterialen voor de tewerkstelling van arbeiders op zaterdag waarvoor het paritair comité de toestemming heeft verleend, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 december 2005 betreffende de arbeidstijdorganisatie. Zie omzendbrief Hfdst.7.5.

 

3.  Vervanging van de gewerkte inhaalrustdagen

Artikel 4

De werklieden die gedurende de rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust.

Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend binnen zes weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht.

 

4.  Loon van de inhaalrustdagen

Artikel 5

De in artikel 2 bedoelde rustdagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en geven recht op een dagelijks forfaitair loon dat gelijk is aan de werkloosheidsuitkering, vermeerderd met de aanvullende werkloosheidsuitkering die door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de arbeiders van de Bouwnijverheid wordt toegekend.

Dit loon valt ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de arbeiders van de Bouwnijverheid en wordt betaald door de instellingen bedoeld in artikel 7 van de statuten van het genoemde Fonds volgens de nadere regels vastgesteld in gemeen overleg tussen deze instellingen en het Fonds.

Commentaar :  Uit het principe dat de arbeidsovereenkomst van de werklieden geschorst wordt tijdens de inhaalrustdagen (wettelijke schorsing) volgt dat de arbeiders verbonden door een arbeidsovereenkomst met een bouwonderneming recht hebben op het loon met betrekking tot alle inhaalrustdagen.

Bovendien vloeit daaruit voort dat gedurende de inhaalrust geen enkele arbeider een beroep kan doen op de werkloosheidsverzekering.

Het loon is een forfaitair bedrag, waarvan het eerste gedeelte gelijk is aan de hoofdwerkloosheidsuitkering die overeenstemt met de werkloosheidscode van de gerechtigde en waarvan het tweede gedeelte bestaat uit de bijkomende werkloosheidsuitkering, zoals bepaald door een overeenkomst gesloten in de Raad van Beheer van het Fonds.

In de maand december van elk jaar zal het forfaitair bedrag waarop de arbeider recht heeft voor een inhaalrust volgens zijn looncategorie vermeld worden in een barema verspreid door het Fonds voor Bestaanszekerheid van het Bouwbedrijf.

Dat loon wordt uitbetaald door de uitbetalingsorganismen van de werkloosheidsuitkeringen. Andere betalingsmodaliteiten werden voorzien voor sommige categorieën van arbeiders, die de theoretische voorwaarden niet vervullen om van werkloosheidsuitkeringen te genieten.

HOOFDSTUK 3 - Financiering van de arbeidsduurvermindering

Artikel 6

Het loon van de inhaalrustdagen wordt gefinancierd door een bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het Bouwbedrijf, waarvan de inning en invordering geschieden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

(...)

Voor de jaren na 2000 is de bijdrage gelijk aan 2,6 % van het op 108 % gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden en respectievelijk voor het vierde kwartaal van het voorafgaande jaar en voor het eerste, tweede en derde kwartaal van het betrokken jaar.  Deze bijdrage wordt per kwartaal, samen met de sociale zekerheidsbijdragen, geïnd.

Het bedrag van de ingevolge artikel 5 uitgekeerde forfaitaire lonen moet aangegeven worden bij de Rijksdienst.

Alle wets- en verordeningsbepalingen met betrekking tot de inning, de navordering, de burgerlijke sancties, de verjaring en het voorrecht der sociale zekerheidsbijdragen zijn op bovengenoemde bijdragen toepasselijk.

HOOFDSTUK 4 - Maatregelen tot vermindering van de gedeeltelijke werkloos­heid

1.  Toekenning van kredieturen te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit

Artikel 7

In de ondernemingen bedoeld in artikel 1, kunnen de grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 130 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon en betaald op het ogenblik waarop deze uren worden gepresteerd.Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of kan een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur toegekend worden.Bij ontstentenis van de in het vorige lid bedoelde keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend.De toekenning van inhaalrustdagen gebeurt in onderling overleg binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden, naar rato van één rustdag per acht bijkomend gepresteerde uren.Voor de in het eerste lid bedoelde overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur dient de werkgever vooraf het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging te verkrijgen. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging wordt de Voorzitter van het Paritair Comité geïnformeerd.

2.  Verbod gepensioneerden tewerk te stellen

Artikel 8

Het is verboden gepensioneerden tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld bij artikel 1.

Commentaar : Zie onze omzendbrief Hfdst.15.1.2.

HOOFDSTUK 5 - Bijzondere bepalingen

(...)

3.  Toezicht

Artikel 11

Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

 

4.  Sancties

Artikel 12

Al wie het door artikel 11 georganiseerde toezicht verhindert, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot zes maanden en met geldboete van 2,48 tot 123,95 EUR (te vermenigvuldigen met 200) of met een van die straffen alleen.

Artikel 13

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 0,64 tot 12,39 EUR (te vermenigvuldigen met 200) of met één van die straffen alleen, de werkgevers, hun lasthebbers of aangestelden die :

  • de in artikel 2 bedoelde rustdagen niet hebben toegekend,
  • arbeid laten verrichten gedurende één van deze rustdagen buiten de in artikel 3 bepaalde voorwaarden,
  • de in artikel 4 bedoelde inhaalrustdagen niet hebben toegekend binnen de voorgeschreven termijn,
  • de in artikel 6 bedoelde bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de arbeiders van de Bouwnijverheid niet hebben betaald,
  • werken doen of laten verrichten in strijd met de bepalingen van de artikelen 8 en 9.

Artikel 13 bis

  1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de bij dit besluit bepaalde misdrijven.
  2. Artikel 85 van voormeld wetboek is toepasselijk op de in dit besluit bepaalde misdrijven zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de bij dit besluit bepaalde minimimbedragen.

Artikel 14

De werkgevers zijn met hun lasthebbers of aangestelden hoofdelijk verantwoordelijk voor het betalen van de geldboeten ten laste van dezen uitgesproken wegens inbreuken op dit besluit.

HOOFDSTUK 6 - Slotbepalingen

Artikel 15

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1983.


Historiek
01/01/2024 31/12/2024 070101 Arbeidsduur
01/01/2023 31/12/2023 070101 Arbeidsduur
01/01/2022 31/12/2022 070101 Arbeidsduur
01/01/2021 31/12/2021 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2021
01/01/2020 31/12/2020 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2020
01/01/2019 31/12/2019 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2019
01/01/2018 31/12/2018 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2018
01/01/2017 31/12/2017 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2017
01/01/2016 31/12/2016 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2016
01/01/2015 31/12/2015 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2015
01/01/2014 31/12/2014 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2014-2015
01/01/2013 31/12/2013 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2013-2014
01/01/2012 31/12/2012 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2012-2013
01/01/2011 31/12/2011 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2011-2012
01/01/2010 31/12/2010 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2010-2011
01/01/2009 31/12/2009 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2009-2010
01/01/2008 31/12/2008 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2008-2009
01/01/2007 31/12/2007 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2007-2008
01/01/2006 31/12/2006 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2006-2007
01/01/2005 31/12/2005 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2003-2004
01/01/2002 31/12/2002 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2002
01/01/2001 31/12/2001 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2001
01/01/2000 31/12/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten
01/01/2000 02/01/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten