070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2018

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 25/10/2018
Geldig vanaf: 01/01/2018
Geldig tot: 31/12/2018

  • 40 uur per week
  • De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uur en wordt bereikt door het toekennen van 12 inhaalrustdagen.
  • De inhaalrustdagen voor het jaar 2018 zijn de volgende :
    • KB n° 213: 02/01, 03/01, 04/01, 05/01, 03/04 en 30/04/2018;
    • CAO: 11/05, 24/12, 26/12, 27/12, 28/12 en 31/12/2018.
  • Op deze dagen mag behoudens uitzonderingen niet gewerkt worden

De voltijdse wekelijkse arbeidsduur in het bouwbedrijf bedraagt 40 uur. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uur en wordt bereikt door het toekennen van 12 inhaalrustdagen.

In verband met de arbeidsduurvermindering van toepassing in 2018 zijn in de bouwnijverheid twee verschillende stelsels van toepassing :

  1. het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren (B.S. 7 oktober 1983).
  2. De collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2017 afgesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf tot betreffende de vermindering van de arbeidsduur (nr. 140760/CO/124). Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2018 en verstrijkt op 31 december 2020.

De inhaalrustdagen voor het jaar 2018 zijn de volgende :

  • KB nr. 213: 02/01, 03/01, 04/01, 05/01, 03/04 en 30/04/2018;
  • CAO van 29 juni 2017: 11/05, 24/12, 26/12, 27/12, 28/12 en 31/12/2018.

Hieronder geven wij U de integrale tekst van het KB nr. 213 van 26 september 1983.

De praktische toepassingregels voor deze inhaalrustdagen worden vermeld in ons Hfdst. 070102.

De vastelling van de vakantiedagen, de brugdagen en de inhaalrustdagen wegens arbeidsduurvermindering wordt vermeld in ons Hfdst. 1001.

Koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Dit besluit is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden door hen tewerkgesteld.

HOOFDSTUK II - Vermindering van de arbeidsduur

1.  Aantal en data van de inhaalrustdagen

Artikel 2

(...)

Voor ieder jaar na 2000, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden recht op zes rustdagen.  De Koning bepaalt, na advies van het paritair comité, de data waarop deze rustdagen in ieder jaar na 2000 genomen moeten worden.

De in dit artikel bedoelde rustdagen zijn voor de sociale zekerheid gelijkgesteld met arbeidsdagen.

Commentaar : De rustdagen voor 2018 zijn: 2, 3, 4 en 5 januari, 3 en 30 april 2018.

Bovendien worden inhaalrustdagen voor 2018 wegens arbeidsduurvermindering toegekend ingevolge de CAO van 29 juni 2017: 11 mei, 24, 26, 27, 28 en 31 december 2018.

2.  Verplichte sluiting van de ondernemingen - Principe en afwijkingen

Artikel 3

Het is verboden de bij artikel 1 bedoelde werklieden gedurende de bij artikel 2, tweede lid vastgestelde dagen tewerk te stellen.

In afwijking van dit verbod mogen de werklieden gedurende deze rustdagen worden tewerkgesteld :

  1. wanneer arbeid ‘s zondags is toegestaan bij artikel 12 van de Arbeidswet van 16 maart 1971.
  2. wanneer zij belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen.

Commentaar : 

1.   In artikel 12 van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden de volgende werken opgesomd die ‘s zondags mogen uitgevoerd worden in zoverre de normale exploitatie van het bedrijf niet mogelijk maakt ze op een andere dag van de week uit te voeren :

  1. toezicht op de bedrijfsruimte ;
  2. schoonmaken, herstellen en onderhouden, in zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsmede de werkzaamheden buiten de productie, die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf de volgende dag ;
  3. arbeid verricht om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval ;
  4. dringende arbeid aan machines of materieel en arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist ;
  5. arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen.

2.   De afwijking in 2° hierboven geldt voor de arbeiders die ten dienste staan van het cliënteel in de ondernemingen voor de handel in bouwmaterialen voor de tewerkstelling van arbeiders op zaterdag waarvoor het paritair comité de toestemming heeft verleend, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 december 2005 betreffende de arbeidstijdorganisatie. Zie verder in Hfdst.7.5.

3.  Vervanging van de gewerkte inhaalrustdagen

Artikel 4

De werklieden die gedurende de rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust.

Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend binnen zes weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht.

4.  Loon van de inhaalrustdagen

Artikel 5

De in artikel 2 bedoelde rustdagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en geven recht op een dagelijks forfaitair loon dat gelijk is aan de werkloosheidsuitkering, vermeerderd met de aanvullende werkloosheidsuitkering die door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de arbeiders van de Bouwnijverheid wordt toegekend.

Dit loon valt ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de arbeiders van de Bouwnijverheid en wordt betaald door de instellingen bedoeld in artikel 7 van de statuten van het genoemde Fonds volgens de nadere regels vastgesteld in gemeen overleg tussen deze instellingen en het Fonds.

Commentaar :  Uit het principe dat de arbeidsovereenkomst van de werklieden geschorst wordt tijdens de inhaalrustdagen (wettelijke schorsing) volgt dat de arbeiders verbonden door een arbeidsovereenkomst met een bouwonderneming recht hebben op het loon met betrekking tot alle inhaalrustdagen.

Bovendien vloeit daaruit voort dat gedurende de inhaalrust geen enkele arbeider een beroep kan doen op de werkloosheidsverzekering.

Het loon is een forfaitair bedrag, waarvan het eerste gedeelte gelijk is aan de hoofdwerkloosheidsuitkering die overeenstemt met de werkloosheidscode van de gerechtigde en waarvan het tweede gedeelte bestaat uit de bijkomende werkloosheidsuitkering, zoals bepaald door een overeenkomst gesloten in de Raad van Beheer van het Fonds.

In de maand december van elk jaar zal het forfaitair bedrag waarvoor de arbeider recht heeft op inhaalrust volgens zijn looncategorie vermeld worden in een barema verspreid door het Fonds voor Bestaanszekerheid van het Bouwbedrijf.

Dat loon wordt uitbetaald door de uitbetalingsorganismen van de werkloosheidsuitkeringen. Andere betalingsmodaliteiten werden voorzien voor sommige categorieën van arbeiders, die de theoretische voorwaarden niet vervullen om van werkloosheidsuitkeringen te genieten.

HOOFDSTUK III - Financiering van de arbeidsduurvermindering

Artikel 6

Het loon van de inhaalrustdagen wordt gefinancierd door een bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het Bouwbedrijf, waarvan de inning en invordering geschieden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

(...)

Voor de jaren na 2000 is de bijdrage gelijk aan 2,6 % van het op 108 % gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden en respectievelijk voor het vierde kwartaal van het voorafgaande jaar en voor het eerste, tweede en derde kwartaal van het betrokken jaar.  Deze bijdrage wordt per kwartaal, samen met de sociale zekerheidsbijdragen, geïnd.

Het bedrag van de ingevolge artikel 5 uitgekeerde forfaitaire lonen moet aangegeven worden bij de Rijksdienst.

Alle wets- en verordeningsbepalingen met betrekking tot de inning, de navordering, de burgerlijke sancties, de verjaring en het voorrecht der sociale zekerheidsbijdragen zijn op bovengenoemde bijdragen toepasselijk.

HOOFDSTUK IV - Maatregelen tot vermindering van de gedeeltelijke werkloosheid

1.  Toekenning van kredieturen te presteren tijdens de zomer of een periode van intense activiteit

Artikel 7

§ 1. In de ondernemingen bedoeld in artikel 1, kunnen de grenzen van de arbeidsduur, vastgesteld bij artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, overschreden worden met 180 uren per kalenderjaar gedurende de zomerperiode of een periode van intense activiteit, naar rato van maximum één uur per dag, bezoldigd tegen het normale loon.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren worden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden of kan een loontoeslag van 20 % per bijkomend uur toegekend worden.
Bij ontstentenis van de in het vorige lid bedoelde keuze vóór het einde van de betaalperiode, worden inhaalrustdagen toegekend.

De toekenning van inhaalrustdagen gebeurt in onderling overleg binnen de zes maanden volgend op de periode waarin deze grenzen werden overschreden, naar rato van één rustdag per acht bijkomend gepresteerde uren. In geval er inhaalrustdagen worden toegekend, worden de bijkomend gepresteerde uren, in afwijking van de bepalingen van artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, betaald op het ogenblik dat de inhaalrust wordt toegekend.

Voor de eerste 130 uren van de in het eerste lid bedoelde overschrijding van de grenzen van de arbeidsduur dient de werkgever vooraf het akkoord van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging te verkrijgen. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging wordt de Voorzitter van het Paritair Comité geïnformeerd.

Voor de 50 uren die bovenop de eerste 130 uren bedoeld in het vorig lid gepresteerd worden, dienen de bepalingen van §2, vierde tot zesde lid, te worden nageleefd (= procedure voor zaterdagwerk).

§ 2. In afwijking van het verbod op zaterdagwerk bedoeld in artikel 4, 2°, van de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken en onverminderd andere bepalingen genomen krachtens een wet, die zaterdagwerk mogelijk maken, kan er in de ondernemingen bedoeld in artikel 1, op zaterdag gewerkt worden gedurende 96 uren per kalenderjaar per arbeider.

Naar keuze van de arbeider voor het einde van de betaalperiode waarin deze uren op zaterdag werden gepresteerd, kunnen inhaalrustdagen toegekend worden. Er wordt een loontoeslag van 50 % toegekend per uur gepresteerd op zaterdag, ongeacht of er gekozen wordt voor de toekenning van inhaalrustdagen of niet. Indien de arbeider voor de toekenning van inhaalrustdagen kiest wordt deze loontoeslag betaald op het ogenblik van het verrichten der prestaties en het normale loon, in afwijking van de bepalingen van artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, op het ogenblik van het nemen van de inhaalrust. Het aantal uren gepresteerd op zaterdag komt in mindering van het aantal uren bepaald in § 1, eerste lid.

De gevallen waarin op zaterdag kan gewerkt worden, zijn:

  1. de werken die op geen enkel ander ogenblik kunnen uitgevoerd worden;
  2. de werken waarbij de gelijktijdige uitvoering van bouwactiviteiten en andere activiteiten op dezelfde plaats risico's inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de werknemers of derden;
  3. de werken die om technische redenen niet combineerbaar zijn met andere activiteiten.

Voor het werken op zaterdag is het akkoord vereist van de meerderheid van de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging, kan er op zaterdag gewerkt worden mits de werkgever een protocol van toetreding tot de regeling ondertekent samen met minstens één arbeider. Dit protocol moet medeondertekend worden door de gewestelijke vakbondssecretarissen indien aanwezig in het gewest, van wie de handtekening rechtstreeks of na tussenkomst van de lokale beroepsorganisatie wordt bekomen. De gewestelijke vakbondssecretarissen beschikken over een termijn van veertien dagen om het protocol te ondertekenen dan wel hun weigering kenbaar te maken.

In geval van weigering wordt via plaatselijk overleg getracht een verzoening te bereiken. Bij het uitblijven van een oplossing na uitputting van het plaatselijk overleg, maakt de meest gerede partij het geschil aanhangig bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Het protocol van toetreding tot de regeling is geldig voor de duur van één jaar en wordt behoudens protest stilzwijgend hernieuwd.

Het werken op zaterdag gebeurt steeds op vrijwillige basis. De vrijwilligheid van de arbeider moet vastgesteld worden in een schriftelijk akkoord uiterlijk op het tijdstip van de aanvang der werkzaamheden, ondertekend door de arbeider en de werkgever. Dit schriftelijk akkoord wordt bewaard op de bouwplaats.

Commentaar: Zie ons Hfdst.070302.

HOOFDSTUK V - Bijzondere bepalingen

(...)

3.  Toezicht en sancties

Artikel 11

De inbreuken op de bepalingen van dit koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.

De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzkae de naleving van de bepalingen van dit koninklijk besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.

HOOFDSTUK VI - Slotbepalingen

Artikel 15

Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1983.

RUSTDAGEN - Info van Confederatie Bouw

In de bouwnijverheid wordt de arbeidsduurvermindering gerealiseerd via het toekennen van 12 rustdagen per jaar. Op die manier wordt de effectieve wekelijkse arbeidsduur, die nog steeds 40 uur bedraagt, op jaarbasis teruggebracht tot 38 uur.

De reglementaire basis van het stelsel van de rustdagen vinden we vooreerst in het KB nr. 213 van 26 september 1983. De arbeiders uit de bouwnijverheid hebben op basis van dit KB voor elk jaar recht op 6 rustdagen. De overige 6 rustdagen worden toegekend op basis van een cao die telkens in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf wordt afgesloten.

De data van het merendeel van de rustdagen worden traditioneel tijdens de eindejaarsperiode vastgesteld.

1. Verbod van tewerkstelling

1.1. Principe en uitzonderingen

Tijdens de rustdagen geldt er een principieel verbod van tewerkstelling. De werkgevers uit de bouwnijverheid mogen slechts in de volgende gevallen hun werknemers tijdens de rustdagen tewerkstellen:

  1. Voor het uitvoeren van werkzaamheden die volgens de bepalingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971 (artikel 12) eveneens mogen worden uitgevoerd op zondag. Het gaat meer bepaald om de volgende werkzaamheden:

    • toezicht op de bedrijfsruimte;
    • schoonmaken, herstellen en onderhouden, voor zover deze werkzaamheden voor de regelmatige voortzetting van het bedrijf nodig zijn, alsook de werkzaamheden buiten productie die nodig zijn voor de regelmatige hervatting van het bedrijf de volgende dag (bijv. schilderwerken in een school tijdens de kerstvakantie);
    • arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval (bijv. strooiwerkzaamheden op de wegen, het herstel van een beschadigd stuk wegdek wanneer dit niet kan uitgesteld worden);
    • dringende arbeid aan machines of materieel en arbeid die door een onvoorziene noodzaak wordt vereist;
    • arbeid om beschadiging van grondstoffen of voortbrengselen te voorkomen.
  2. Wanneer de werknemers belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen.
  3. Wanneer de onderneming op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen gewoonlijk een periode van intense activiteit kent. Dit is voornamelijk het geval voor de installateurs van centrale verwarming.

In ieder geval kan het feit dat men problemen heeft om de uitvoeringstermijn na te leven, nooit het werken tijdens de rustdagen rechtvaardigen!

Opgelet: de eerste twee uitzonderingen gelden voor alle rustdagen, de derde enkel en alleen voor de rustdagen toegekend bij cao, zijnde de laatste 6 rustdagen. De derde uitzondering wordt immers niet vermeld in het KB nr. 213, maar wordt wel telkens opgenomen in de cao.

1.2. Procedure

Wanneer binnen de voormelde uitzonderingen de werkgever zijn werknemers tijdens de rustdagen wil tewerkstellen, is een mededeling aan de arbeidsinspectie van het district waar de werken worden uitgevoerd nodig. Deze mededeling moet indien mogelijk vooraf gebeuren, zoniet uiterlijk 24 uur na het begin van de werkzaamheden.

1.3. Inhaalrust

De werknemers die gedurende de rustdagen werden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust. Deze inhaalrustdagen moeten binnen een welbepaalde periode worden toegekend. Voor de werkzaamheden die vermeld zijn onder de nummers 1° en 2° hierboven, moet de inhaalrust binnen 6 weken worden toegestaan. Voor de arbeidsprestaties onder 3°, moet de inhaalrust binnen 7 maanden worden toegekend.

Arbeiders die nog recht hebben op inhaalrust, moeten deze inhaalrust eerst opnemen alvorens zij tijdelijk werkloos kunnen gesteld worden. Tevens moet de werkgever, bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, het aantal niet‐toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid (C4).

1.4. Sancties

Wanneer vastgesteld wordt dat er tijdens de rustdagen arbeid verricht werd in strijd met de bepalingen van het KB nr. 213 of de cao kan strafrechtelijk een geldboete van 143 tot 2.750 EUR worden opgelegd en/of een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden. Overtreding van de cao kan ook aanleiding geven tot het opleggen van een administratieve geldboete van 50 tot 1.250 EUR.

2. Betaling van de rustdagen

2.1. Arbeiders

De vergoeding van de rustdagen voor de arbeiders is ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf (FBZ). Iedere arbeider heeft in principe recht op de betaling van de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Er is geen anciënniteitsvereiste, noch een pro rata‐regeling.

Het bedrag van de vergoeding waarop de arbeider recht heeft, wordt vastgesteld in functie van de looncategorie waartoe hij behoort. Daartoe moet de werkgever in de DmfA‐aangifte voor het 3de kwartaal het uurloon van iedere arbeider vermelden. In geval van deeltijdse tewerkstelling wordt bij de berekening van de vergoeding waarop hij recht heeft rekening gehouden met de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de arbeider, zoals vermeld in de DmfA‐aangifte.

De uitbetaling gebeurt door de erkende uitbetalingsinstellingen van de vakorganisaties of door de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen op voorlegging van het specifieke attest 'rustdagen'. De werkgever ontvangt dit attest eind november, begin december van het FBZ en overhandigt het aan zijn arbeiders.

In sommige gevallen heeft een arbeider geen recht op de betaling van bepaalde rustdagen, niettegenstaande die dagen binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen. Dit is het geval wanneer zijn arbeidsovereenkomst op dat ogenblik geschorst is om één van de volgende redenen: wederzijdse instemming, arbeidsongeval, beroepsziekte, volledige loopbaanonderbreking, volledig tijdskrediet, beroepsopleiding, hechtenis, ongerechtvaardigde afwezigheid of onbetaald verlof.

Bij schorsing wegens ziekte behoudt de arbeider het recht op betaling van de rustdag door het FBZ, behalve wanneer deze schorsing al ononderbroken loopt sinds 1 januari van het jaar waarop de rustdag betrekking heeft. In geen geval kan de zieke arbeider echter de rustdag op een later tijdstip inhalen.

Opmerking: wat de deeltijdse werkhervatting betreft met akkoord van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds, hebben wij bevestiging gekregen dat de mutualiteit deeltijds blijft doorbetalen voor collectieve inhaalrustdagen die samenvallen met ziektedagen.

Constructiv heeft bevestigd dat het de inhaalrustdagen van 2, 3, 4 en 5 januari 2018 toch zal betalen niettegenstaande de arbeider in 2018 nog geen prestaties heeft verricht ingevolge ziekte. Er wordt dus m.a.w. een uitzondering op de uitzondering gemaakt.

In een aantal andere gevallen heeft een arbeider na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst nog recht op de betaling van rustdagen die buiten de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen:

  • de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die ontslagen werd (behalve om dringende reden) in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen op het einde van het jaar, heeft nog recht op betaling van de rustdagen van de hoofdperiode op voorwaarde dat hij op dat ogenblik nog volledig werkloos is. Werknemers die brugpensioen of begeleidende maatregelen genieten, hebben echter geen recht meer op de betaling van de rustdagen van de hoofdperiode;
  • de arbeider die verbonden was met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens 3 maanden welke een einde nam in de periode van 60 dagen voorafgaand aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, heeft recht op de betaling van een gedeelte van de rustdagen. Ook hier is de voorwaarde dat hij in de hoofdperiode nog volledig werkloos is. Hij heeft enerzijds recht op de dagen die binnen de overeenkomst vallen en anderzijds op een aantal bijkomende rustdagen in verhouding tot de duur van zijn arbeidsovereenkomst (elke maand tewerkstelling geeft recht op 1 rustdag).

2.2. Bedienden

In toepassing van artikel 23 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 van het ANPCB, zijn de modaliteiten inzake arbeidstijdorganisatie, zoals zij zijn vastgesteld overeenkomstig de maatregelen genomen in het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf (PC 124), eveneens van toepassing op het bediendenpersoneel van de bouwbedrijven.

Hieruit volgt dat:

  • de bediende gebonden moet zijn door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;
  • de bediende die ontslag neemt in de loop van het jaar en die niet meer verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er niet kan van genieten;
  • de bediende die in de loop van het jaar in dienst treedt en die verbonden is door een arbeidsovereenkomst op het ogenblik dat de rustdagen worden toegekend, er volledig kan van genieten;
  • de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt in de periode van 60 dagen die voorafgaan aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, recht heeft op de volledige betaling van de rustdagen;
  • de bediende die ontslagen wordt door zijn werkgever in de loop van het jaar en wiens overeenkomst een einde neemt vóór de periode van 60 dagen die voorafgaat aan het begin van de hoofdperiode van de rustdagen, enkel recht heeft op de rustdagen die binnen de duur van zijn arbeidsovereenkomst vallen.

De bedienden ontvangen voor elke rustdag waarop zij recht hebben, hun normale loon ten laste van de werkgever (betaling van het maandloon zonder dat het aantal rustdagen in mindering wordt gebracht).

2.3. Industriële leerlingen

De arbeidsduurvermindering die van toepassing is op de arbeiders van de bouwsector is eveneens van toepassing op de industriële leerlingen in de bouwbedrijven. De cao betreffende de arbeidsvoorwaarden van de industriële leerlingen legt echter een specifieke vergoedingsregeling vast.

Het aantal rustdagen dat de werkgever ten laste moet nemen, hangt af van het aantal maanden dat de industriële leerovereenkomst loopt sinds 1 januari (1 dag per maand). Voor de leerlingen die al minstens een volledig jaar in dienst zijn moet de werkgever dus alle rustdagen betalen. Voor de leerlingen die in de loop van het jaar in dienst getreden zijn, zijn de rustdagen slechts gedeeltelijk ten laste van de werkgever.

De vergoeding voor die rustdagen is inbegrepen in de maandelijkse leervergoeding die in het leerreglement is vastgesteld. De werkgever betaalt die vergoeding dus zonder dit aantal rustdagen in mindering te brengen.

Het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid vergoedt de leerling voor het aantal rustdagen die binnen de leerovereenkomst vallen en die niet door de werkgever worden betaald.

2.4. Middenstandsopleiding

De arbeidsduurvermindering die van toepassing is op de arbeiders van de bouwsector is eveneens van toepassing op de leerlingen die een middenstandsopleiding volgen. Hier is geen specifieke regeling vastgelegd. Zij volgen dus de regeling van de arbeiders (geen anciënniteitsvereiste, geen pro rata). De vergoeding van de rustdagen is ten laste van de werkgever (betaling van de normale maandelijkse vergoeding zonder dat het aantal rustdagen in mindering wordt gebracht).

2.5. IBO

In het kader van de IBO, moeten de regels inzake arbeidsduur van het PC en ook PC 200  bouwsector nageleefd worden. Bijgevolg, als de stagiair IBO 40 uur per week werkt, heeft hij recht op 12 inhaalrustdagen om zo de arbeidsduur van 38 uur per week na te leven.

Daarentegen, aangezien de stagiair IBO onder het stelsel van de werklossheid blijft, heeft hij geen recht op een vergoeding betaald door het FBZ noch door de werkgever.

3. Schorsing opzeggingstermijn

Wanneer een werkgever een arbeidsovereenkomst van een arbeider opzegt geldt een bijzondere regeling wanneer die opzeggingstermijn voor een gedeelte samenvalt met de rustdagen in de eindejaarsperiode. De opzeggingstermijn wordt immers geschorst tijdens die rustdagen.

De regel geldt enkel voor de rustdagen in de eindejaarsperiode, niet voor de losse dagen die in de loop van het jaar zijn vastgesteld. Ze geldt evenmin voor de opzegging gegeven aan bedienden, noch voor de opzegging gegeven door de werknemer zelf.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
29/06/2017
Registratienr
140760
Geldig van
01/01/2018
Geldig tot
31/12/2020
Neerleggingsdatum
06/07/2017
Registratiedatum
02/08/2017
Onderwerp
arbeidsduurvermindering
BS Bericht van neerlegging
23/08/2017
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
25/02/2018
Gepubliceerd in het B.St. van
09/03/2018
Keywords
ARBEIDSDUURVERMINDERING, ARBEIDSDUURMODALITEITEN

Historiek
01/01/2024 31/12/2024 070101 Arbeidsduur
01/01/2023 31/12/2023 070101 Arbeidsduur
01/01/2022 31/12/2022 070101 Arbeidsduur
01/01/2021 31/12/2021 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2021
01/01/2020 31/12/2020 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2020
01/01/2019 31/12/2019 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2019
01/01/2018 31/12/2018 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2018
01/01/2017 31/12/2017 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2017
01/01/2016 31/12/2016 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2016
01/01/2015 31/12/2015 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2015
01/01/2014 31/12/2014 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2014-2015
01/01/2013 31/12/2013 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2013-2014
01/01/2012 31/12/2012 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2012-2013
01/01/2011 31/12/2011 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2011-2012
01/01/2010 31/12/2010 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2010-2011
01/01/2009 31/12/2009 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2009-2010
01/01/2008 31/12/2008 070101 Arbeidsduur - Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2008-2009
01/01/2007 31/12/2007 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2007-2008
01/01/2006 31/12/2006 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2006-2007
01/01/2005 31/12/2005 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2003-2004
01/01/2002 31/12/2002 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2002
01/01/2001 31/12/2001 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2001
01/01/2000 31/12/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten
01/01/2000 02/01/2000 070101 Stelsels van arbeidsduurvermindering voor het jaar 2000 - Reglementaire teksten