0401 Bezoldigingsvoorwaarden

In het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, de vastgoedmakelaars en de dienstboden werd op 22 december 2021 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de barema's en lonen in de sector (nr. 171947/CO/323).

Wij geven u hierna de bepalingen betreffende de loonvoorwaarden.

Voor de minimumwedden van de bedienden, zie onze sectorale documentatie Hfdst. 0402.

1. Lonen

1.1. Invoering en toepassing van lonen

De minimumlonen horen bij de functieclassificatie die werd ingevoerd via de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de functieclassificatie van 24 september 2019. Deze minimumlonen moeten ten laatste op 1 januari 2022 toegepast worden.

Ze gelden voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uur. De werknemer heeft recht op het loon dat overeenstemt met zijn loonklasse.

1.2. Conventionele verhoging

1.2.1. Minimum lonen

De minimumlonen worden met 0,4 % verhoogd vanaf 1 januari 2022.

1.2.2. Reële lonen

De reële lonen worden op 1 januari 2022 verhoogd met 0,4 % ten opzichte van het loon van toepassing op 1 januari 2021.

1.3. Uurloon

Het uurloon wordt berekend volgens volgende formule :

• Uurloon = (Maandloon x 3 ):(13 x 38)

Of er volgens een uurloon, dan wel een maandloon betaald wordt, moet vastgelegd worden bij aanvang van de arbeidsovereenkomst.

2. Ervaring

Het barema bepaalt de minimumlonen in elke klasse in functie van de beroepservaring⁽¹⁾ van de werknemer. De aanvangslonen zijn de lonen voorzien in het barema bij 0 jaar ervaring.

De minimum maandlonen stijgen naarmate de ervaring van de werknemer toeneemt.

(1)_{de periodes van effectieve en gelijkgestelde beroepsprestaties  waarvan de opgebouwde kennis en competenties relevant zijn voor de uitgeoefende functie, en dit los van het feit of de prestaties uitgevoerd werden als loontrekkende, zelfstandige of uitzendkracht.}

Ervaring in een gelijkaardige functie in dezelfde sector, wordt steeds als relevante beroepservaring beschouwd.

Ervaring in de onderneming, ervaring binnen de sector of ervaring in een gelijkaardige functie in een andere sector wordt minstens gedeeltelijk als relevant beschouwd.

3. Toepassing

Op het moment van indiensttreding wordt het baremieke loon van de bediende bepaald conform het barema betreffende de beroepservaring van de categorie waar zijn/haar functie toe behoort en op basis van de beroepservaring zoals bepaald bij «Ervaring» hierboven.

De relevante ervaring die in aanmerking genomen wordt voor het bepalen van het loon, wordt in overleg bepaald en wordt schriftelijk vastgelegd. De som van de periodes van beroepservaring en van de gelijkgestelde periodes wordt uitgedrukt in maanden en jaren.

3.1. Baremieke loonsverhoging

De eerste baremieke loonsverhoging na de indiensttreding zal gebeuren op de eerste dag van de maand die volgt op het ogenblik dat de werknemer overgaat naar een hoger ervaringsjaar.

3.2. Nieuwe aanwerving

Bij een nieuwe aanwerving overhandigt de kandidaat aan de werkgever alle nodige bewijzen zodat deze laatste het loon kan vaststellen dat overeenstemt met de bepalingen van deze overeenkomst.

3.3. Overgang naar een hogere categorie

Bij de overgang naar een hogere categorie wordt de aan de bediende toegeschreven ervaring berekend op basis van hetzelfde aantal jaar ervaring dat hij had in de categorie waarin hij zich tot dan bevond.

4. Gelijkgestelde periodes

Voor de bepaling van de beroepservaring, worden deeltijdse prestaties gelijkgesteld met voltijdse prestaties.

De periodes van volledige schorsing van de uitvoering van het arbeidscontract die hieronder worden opgesomd, worden gelijkgesteld met effectieve beroepservaring:

• De periodes van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongeval of beroepsziekte;
• De periodes van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval andere dan een arbeidsongeval, met een maximum van 3 jaar;
• De periodes van voltijds tijdkrediet met motief, zoals voorzien in artikel 4 §3 van het KB van 12 december 2001 en cao nr. 103 van de Nationale Arbeidsraad, en thematisch verlof (ouderschapsverlof, bijstand en zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid, palliatieve zorgen) met een maximum van 3 jaar;
• De periodes van voltijds tijdkrediet zonder motief, met een maximum van 1 jaar;
• De periodes van moederschapsrust;
• De periodes van borstvoedingsverlof;
• De periodes van vaderschapsverlof;
• De periodes die het gevolg zijn van de toepassing van crisismaatregelen zoals voorzien door de wet van 19 juli 2009;
• De andere periodes van volledige schorsing van het arbeidscontract zoals bepaald in de wet van 3 juli 1978 met behoud van het loon;
• De volgende periodes buiten de schorsing van het arbeidscontract worden gelijkgesteld met effectief gewerkte periodes: de periodes van volledige uitkeringsgerechtigde werkloosheid met een maximum van 1 jaar voor uitkeringsgerechtigde werklozen die minder dan 15 jaar beroepservaring hebben en 2 jaar voor uitkeringsgerechtigde werklozen die meer dan 15 jaar beroepservaring hebben.

5. Premies en commissies

De minimum loonschalen moeten worden beschouwd als geldend voor werknemers die één taal moeten gebruiken.

Wanneer voor het uitoefenen van een functie de kennis of het gebruik van meer dan één taal wordt vereist dan dient er rekening mee gehouden te worden bij het vaststellen van het loon.

Indien in een bepaalde functie het geven van leiding vereist wordt, dan dient er rekening mee gehouden te worden bij het vaststellen van het loon.

6. Overgangsmaatregelen 

De werknemers die in dienst zijn bij het ingaan van collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2019, met een hoger reëel loon dan het sectoraal barema volgens hun loonklasse en ervaring, behouden dit hogere reële loon zolang dit hoger is dan het sectorale barema.

Voor werknemers wiens loon ten gevolge van de invoering van de nieuwe functieclassificatie (cao van 24 september 2019) meer dan 5% zou stijgen ten opzichte van het loon dat van toepassing was voor de invoering van de nieuwe functieclassificatie, wordt het percentage beperkt tot wat nodig is om de totale stijging te bereiken, ook als dit kleiner is dan 5 %, en waarbij de verhoging telkens op 1 januari doorgevoerd wordt bovenop de indexering voorzien in artikel 4 van het collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2019.

Commentaar:

Het Sociaal Fonds voor de Vastgoedsector heeft ons bevestigd dat deze laatste alinea aan de hand van het volgende voorbeeld geïnterpreteerd moet worden:

• De invoering van de functieclassificatie veroorzaakt een verschuiving van klasse met een baremaverhoging van 20 % tot gevolg (barema 2019 = 100 €, nieuw barema vanaf 2020 ten gevolge van de classificatie = 120 €), dit is meer dan 5% , dus kan een spreiding in de tijd doorgevoerd worden.
• Op 1/1/2020 wordt het oud barema geïndexeerd zoals voorzien (0,8 %) en van de 20% baremaverhoging een eerste schijf van 5% opgenomen (barema  2020 = 100 €* 0.8% * 5% = 105,84 €).
• Op 1/1/2021 wordt het barema van 1/1/2020 verhoogd met de index en wordt een tweede schijf van 5% opgenomen (barema 2021 = 105,84 * i% * 5%)