1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
322.00.00-00.00

Bijwerking: 05/10/2001
Geldig vanaf: 01/01/1999
Geldig tot: 31/12/2000

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36 bis betreffende de oprichting van een Fonds Bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten werd in de Nationale Arbeidsraad op 27 november 1981 gesloten. Zij werd door verschillende CAO’s gewijzigd waarvan de laatste op 16 maart 2000 werd gesloten.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000 werd neergelegd op 22 maart 200 op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 06 april 2000 onder het nr. 54600/CO/322. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad  van 21 april 2000.

 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2000 vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 36 bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

 

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de collectieve arbeidsovereenkomst op van 11 mei 1999 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36 bis van 27 november 1981 betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, geregistreerd ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen onder het nummer 51.045/CO/322.

 

Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde duur.

 

Bovendien werd op 26 september 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst houdende reglementering van de omschakkeling in euro van de voorziene bedragen in de collectieve arbeidsovereenkomsten, betreffende de sector van de uitzendarbeid gesloten. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 30 september 2002 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 november 2002. Zij treedt in werking op 26 september 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2001.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de oprichting van een Fonds Bestaanszekerheid van de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

 

Tekst van CAO van 16 maart 2000

 

HOOFDSTUK I ‑       OPRICHTING, BENAMING, MAATSCHAPPELIJKE ZETEL, DOEL, D­UUR

Artikel 1

Er wordt met ingang van 1 december 1981 een Fonds voor bestaanszeker­heid opgericht onder de benaming "Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten", verder genoemd "Sociaal Fonds".

Artikel 2

De zetel van het Sociaal Fonds is gevestigd te 1210 Brussel, Helihavenlaan 21, Bus 3.

Artikel 3

Het Sociaal Fonds heeft tot doel :

1° het innen van de bijdragen, nodig voor zijn werking ;

2°   wanneer het uitzendbureau zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt tegenover de uitzend­krachten, het betalen aan de werknemers van :

      a)  de lonen welke zijn verschuldigd krachtens de indivi­duele of collectieve arbeidsovereen­komsten ;

       b)  de vergoedingen en voordelen welke zijn verschuldigd krachtens de wet of collectieve arbeids­overeenkomsten ;

3°   het verlenen aan de werknemers van elk sociaal voordeel of het verlenen aan de werknemers en werkgevers van diensten welke het voorwerp zullen zijn van een latere collectieve arbeidsover­eenkomst of beslissing van de Nationale Arbeids­raad, die daarbij optreedt als paritair comité ;

4°   het verlenen aan de uitzendkrachten, van voordelen van gelijke aard als deze welke in artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers en in hoofdstuk III van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van onderne­mingen zijn voorzien ;

5°  bij de uitzendbureaus en de gebruikers alsook bij hun vast personeel en bij hun uitzendkrachten, een geest van veiligheid op de werkplaatsen bevorderen, om de gezondheid en de fysieke integriteit van de werknemers te vrijwaren en hun arbeidsvoor­waarden te verbeteren ;

6°  het verlenen aan de uitzendkrachten van een eindejaars­premie onder de voorwaarden en modalitei­ten, bepaald bij de collec­tieve arbeidsovereenkomst nr. 36 decies van 4 maart 1986 betreffende de eindejaarspremie van de uitzend­krachten ;

7°  het verlenen aan de uitzendkrachten van voordelen van dezelfde aard als deze welke voorzien zijn in artikel 4 van de wet van 12 april 1985, waarbij het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting der ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbrug­gingsver­goeding ;

8°  initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen.

      Het betreft de volgende risicogroepen :

a)                De langdurig werklozen

Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.

b)                De laaggeschoolde werklozen

Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van :

             -         hetzij een diploma van universitair onderwijs

             -         hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type

             -         hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs

c)                De gehandicapten

Werkzoekende mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Mindervaliden (of bij één van zijn rechtsopvolgers) zijn ingeschreven.

d)                De deeltijds leerplichtigen

Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.

e)                De herintreders

Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen :

             -         minstens 24 jaar zijn op 01/01/1997

             -         geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming  voorafgaat

             -         geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat

             -         voor de in 2) en 3) bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsaktiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn.

f)                  De bestaansminimumtrekkers

Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.

g)                Oudere werklozen

Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van :

             -         hetzij een diploma van het universitair onderwijs

             -         hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type

h)                Migranten

De Raad van Beheer van het Fonds zal bepalen welke personen tot deze categorie van werknemers behoren.

 

9° het bevorderen van initiatieven inzake vorming, in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst “opleiding” van 11 mei 1999 gesloten voor de jaren 1999-2000

Artikel 4

Het Sociaal Fonds wordt opgericht voor de duur bepaald in artikel 21.

HOOFDSTUK II ‑ TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 5

Deze statuten alsmede de uitvoeringsmodaliteiten welke worden vastgelegd door de Nationale Arbeidsraad zijn van toepassing :

a)  op de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werk­nemers ten behoeve van gebruikers ;

b)  de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van voornoemde wet van 24 juli 1987, die door deze uitzend­bureaus worden tewerkge­steld.

 

HOOFDSTUK III ‑ BEHEER

Artikel 6

Het Sociaal Fonds wordt beheerd door een Raad van beheer, welke paritair is samenge­steld enerzijds door afgevaar­digden van de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers en anderzijds door afgevaardigden van de werkne­mers.

Deze Raad bestaat uit veertien leden, zijnde zeven afgevaardigden die worden voorge­steld door de organisa­ties van uitzendbureaus en van gebruikers en zeven afgevaar­digden die worden voorgesteld door de werknemersorganisaties.

De Nationale Arbeidsraad wijst de leden van de Raad van beheer aan en ontslaat ze tevens ; hij kan het aantal beheerders dat is vastgesteld in het tweede lid wijzigen.

De leden van de Raad van beheer worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat kan worden hernieuwd.

In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een beheerder, voorziet de Nationale Arbeidsraad in zijn vervan­ging. Het nieuw aangewezen lid beëindigt het mandaat van zijn voorgan­ger.

Artikel 7

Ieder jaar wijst de Raad van beheer uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Deze functies worden afwisselend uitgeoefend door een afgevaardig­de van de uitzendbu­reaus of de gebruikers en een afgevaardig­de van de werknemers.

De Raad van beheer wijst eveneens de personen aan die worden belast met het secretariaat.

Artikel 8

De Raad van beheer vergadert op uitnodiging van de voorzitter. De voorzitter is gehouden de Raad ten minste één maal per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste één derde van de leden van de Raad het vragen.

De uitnodigingen moeten de agenda vermelden. In geval van afwezigheid van de voorzitter, wordt de zitting van de Raad van beheer voorgezeten door de ondervoorzitter en, bij afwezig­heid van deze laatste, door de ouderdomsdeken.

De Raad van beheer kan slechts geldig beslis­sen over de punten welke op de agenda staan vermeld en bij aanwezig­heid van ten minste de helft van de leden die behoren tot de werkne­mersafvaardi­ging en ten minste de helft van de leden die behoren tot de afvaardiging van de werkge­vers.

De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemgerechtigden in elke afvaardiging.

De notulen worden opgemaakt door de secreta­ris, aangewezen door de Raad van beheer, en ondertekend door diegene die de vergadering heeft voorgezeten.

De uittreksels van de notulen worden onderte­kend door de voorzitter of door twee beheerders, waarvan de ene door de werknemersafvaardiging en de andere door de werkgeversafvaar­di­ging is gemandateerd.

Artikel 9

De Raad van beheer heeft tot opdracht het Sociaal Fonds te beheren, in de ruimste betekenis van het woord, daaron­der begrepen het treffen van alle maatregelen welke nodig blijken voor zijn goede werking en voor de verwezenlijking van zijn doel.

De Raad van beheer mag voor het bereiken van de doeleinden bepaald in artikel 3 van onderhavige collectie­ve arbeidsovereenkomst, beslissen dat onkosten gemaakt voor enquê­tes, vorming, publiciteit en dergelijke door het Sociaal Fonds zullen gedragen worden.

De Raad van beheer bepaalt in zijn jaarlijkse begroting de beheerskosten welke ten laste vallen van de opbreng­sten van het Sociaal Fonds.

Hij kan een huishoudelijk reglement opstellen.

De Raad van beheer wordt bij elk optreden, inbegre­pen optreden in rechte als eisende of als verwerende partij en voor elk doel, geldig vertegenwoordigd door de voorzitter of door de beheerder die hij aanstelt om die vertegenwoordiging waar te nemen.                               

De leden van de Raad van beheer zijn slechts verant­woordelijk voor de uitvoering van hun opdracht ; zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan wegens hun deelneming aan het beheer van het Sociaal Fonds, noch ten opzichte van de verbintenissen van het Sociaal Fonds.

Artikel 9 bis

De uitzendbureaus zijn gehouden aan het Sociaal Fonds driemaandelijks een lijst toe te sturen met vermelding, voor elke uitzendkracht, van zijn naam, adres, geboortedatum, pen­sioennummer, verdiende loon en aantal dagen R.S.Z.‑aangif­te.

Indien die vermeldingen in de R.S.Z.‑aangifte zijn opgenomen, volstaat het een afschrift daarvan aan het Sociaal Fonds toe te sturen binnen de termijnen die zijn voorgeschreven voor de toezending van de R.S.Z.‑aangifte.

In geval van niet‑naleving van de door dit artikel vastgestelde verplichtingen zijn de uitzendbureaus gehouden de kosten die uit de vertraging voortvloeien op zich te nemen, met een minimum van 5.000 BEF / 123,95 EUR.

Commentaar

De in dit artikel vastgestelde verplichting betreft niet enkel de driemaandelijkse aangiften maar ook de rectifica­ties die door de uitzendbureaus of door de R.S.Z. erin zouden worden aange­bracht.

Artikel 10

De Raad van beheer kan bepaalde opdrachten toever­trou­wen aan één of meerdere leden of zelfs aan derden.

Artikel 11

De Raad van beheer kan het dagelijks beheer overdragen aan een Directiecomité, dat paritair is samenge­steld uit leden van deze Raad die de werkgevers vertegenwoor­digen en die de werknemers vertegenwoordigen, ten belope van ten minste drie leden voor ieder van beide vertegen­woordigin­gen.

Het Directiecomité kan slechts geldig beraad­slagen indien alle leden aanwezig zijn of zijn vertegenwoor­digd door een ander lid van dit comité, dat daartoe een regelmatige volmacht heeft gekregen. De beslissingen van het Directiecomité worden genomen bij eenparigheid van stemmen.

 

HOOFDSTUK IV ‑ FINANCIERING

Artikel 12

Het Sociaal Fonds beschikt over de bijdragen welke zijn verschuldigd door de in artikel 5, a) bedoelde werkgevers van de uitzendbureaus alsook over de intresten van de geïnves­teerde bedragen.

 

Artikel 13

De bijdrage van de werkgevers, bedoeld bij artikel 5, a), aan het Fonds, bestaat uit twee delen :

a)Elke onderneming die vanaf 1 augustus 1993, onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid valt, dient rechtstreeks aan het Fonds een som te storten van 3.000.000 BEF / 74368,06 EUR, en dit in twee keer :

      1° een som van 1.000.000 BEF / 24789,35 EUR  moet worden gestort op dezelfde datum als die waarop de vraag om erkenning wordt ingediend;

      2° een som van 2.000.000 BEF / 49578,70 EUR  moet worden gestort binnen dertig dagen volgend op de datum van de erkenning.

Indien de onderneming geen erkenning als uitzendbureau heeft gekregen of indien de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure, kan zij bij het Fonds een aanvraag indienen met het oog op de terugstorting van de bovengenoemde som van 1.000.000 BEF / 24789,35 EUR .

De terugstorting zal maar kunnen gebeuren voor zover de desbetreffende aanvraag gepaard gaat met de overlegging van een document van het bevoegde gewestelijk bestuur waaruit blijkt dat de onderneming niet als uitzendbureau is erkend, of van een verklaring op eer dat de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure.

De niet als uitzendbureau erkende ondernemingen waarvan de activiteit in feite ressorteert onder de wet van 24 juli 1987, meer bepaald hoofdstuk II, Reglementering van de uitzendarbeid, zullen de som van 3.000.000 BEF / 74368,06 EUR  ineens moeten storten op het eerste verzoek van het Fonds. In geval van weigering, kan het Fonds een rechtsvordering instellen.

Van de som van 3.000.000 BEF / 74368,06 EUR  is 200.000 BEF / 4957,87 EUR  definitief verworven door het Fonds.

De overige 2.800.000 BEF / 69410,19 EUR  kunnen op verzoek van de werkgever door het Fonds worden terugbetaald, van zodra de werkgever het bewijs voorlegt dat de bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is vereffend op een totaal van 50.000.000 BEF / 1239467,62 EUR loonmassa, verworven door de uitzendkrachten, en voor zover de werkgever geen andere schulden heeft aan het Fonds.

Er moet een termijn van ten minste twaalf maanden liggen tussen de betaling van de volledige som van 3.000.000 BEF / 74368,06 EUR  en de terugbetalling van de som van 2.800.000 BEF / 69410,19 EUR..

Op verzoek van een uitzendbureau dat zijn uitzendactiviteit stopzet en dat de in de vorige twee alinea’s bepaalde voorwaarden niet vervult, kan de Raad van Beheer van het Fonds, rekening houdend met de schulden die het uitzendbureau heeft aan het Fonds, beslissen de 2.800.000 BEF / 69410,19 EUR  geheel of gedeeltelijk terug te betalen, zo er voor de uitzendkrachten van dat uitzendbureau of voor zijn gewezen uitzendkrachten geen financiële tussenkomsten door het Fonds zijn gedaan of dienen gedaan te worden.

De terugbetaling kan nooit de bijdragen welke door de werkgever moeten worden betaald krachtens punt b) van dit artikel, overtreffen.

b)          Een bijdrage van 8,5 %  van de brutolonen van de uitzendkrachten vanaf 1 januari 1999 tot en met 30 juni 1999. Een bijdrage van 8, 35 %  van de brutolonen van de uitzendkrachten vanaf 1 juli 1999 en dit voor onbepaalde duur. Het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten zal voor de periode 1 januari 1999 tot en met 30  juni 1999 0,15 % van de brutolonen van de uitzendkrachten terugbetalen aan de betrokken uitzendbureaus.

Voor het financieren van de sociale voordelen toegekend aan de uitzendkrachten op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1999 met betrekking tot de sociale voordelen bestemd voor de uitzendkrachten, wordt deze bijdrage van 1 april 1999 tot 31 december 2000 verhoogd met 0,10 %.. Voor de drie kwartalen van 1999 wordt deze bijdrage rechtstreeks door het Fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de Raad van Beheer.

Artikel 13 bis

Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° wordt de bijdrage, verschuldigd aan het Fonds door de werkgevers bedoeld bij artikel 5 a), voor 1999 en voor 2000 vastgesteld op 0,10 % van de brutolonen van de uitzendkrachten.

Voor de vier kwartalen van 1999 worden de bijdragen rechtstreeks door het Fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de Raad van Beheer.

 

Artikel 13 ter

Voor de verwezenlijking van artikel 3, 9° is door de werkgevers bedoeld bij artikel 5 a) met ingang van 1 april 1999 tot 31 december 2000 een bijdrage verschuldigd van 0,3 % van de brutolonen van de uitzendkrachten.

Voor de drie kwartalen van 1999 worden de bijdragen rechtstreeks door het Fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de Raad van Beheer.

Artikel 14

De bijdragen voorzien in artikel 13, b), worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor sociale zeker­heid (R.S.Z.) overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid.

Wat de uitzendkrachten betreft waarvoor er geen bijdrageplicht voor de R.S.Z. bestaat (bijvoorbeeld, deze die vallen onder de richtlijnen van de Europese Econo­mische Gemeen­schap, betreffende de naar ons land gedetacheer­den, de studenten die minder dan één maand werken tijdens de zomer), zal de bijdrage bedoeld in artikel 13, b), recht­streeks door het Fonds worden geïnd, volgens modaliteiten, welke door de Raad van beheer worden bepaald.

Hiertoe dient het uitzendbureau, wanneer het gaat om uitzendkrachten die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 14 van de Verordening (EEG) 1408/71 van 14 juni 1971 of ter uitvoering van een bilateraal akkoord tussen België en een derde land, uiterlijk vóór de aanvraag van de detachering het Fonds schriftelijk in kennis te stellen van het aantal gedetacheerde werknemers en van de duur van de detachering. Het uitzendbureau zal bovendien, wanneer dit is vereist ingevolge de wetgeving en/of het bilateraal akkoord tussen België en het derde land, bij die informatie een afschrift voegen van het detacheringsformulier, zoals het formulier E 101 dat geldt voor de werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen.

Artikel 14 bis

Vanaf het eerste trimester 2000 zullen de bijdragen, bedoeld in de  artikelen 13 bis en 13 ter, worden geïnd en ingevorderd zoals bepaald bij artikel 14.

Artikel 15

Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor be­staanszeker­heid, kan het bedrag van de bijdragen slechts worden gewijzigd bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

 

HOOFDSTUK V ‑ BEGROTINGEN, REKENINGEN

Artikel 16

Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 17

Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand juni, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan de Nationale Arbeidsraad.

Artikel 18

Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten.

De Raad van beheer, alsmede de krachtens artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, door de Nationale Arbeidsraad aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.

De rekeningen van het afgelopen dienstjaar, alsook de in het voorgaand lid vermelde schriftelijke versla­gen, moeten uiterlijk tijdens de maand april ter goedkeuring worden voorge­legd aan de Nationale Arbeidsraad.

 

HOOFDSTUK VI ‑ UITKERINGEN EN VERGOEDINGEN ‑ RECHTHEBBENDEN

Artikel 19

De toekenningsmodaliteiten van de tegemoetko­mingen, toegekend door het Sociaal Fonds, worden vastgesteld door de Raad van beheer van het Sociaal Fonds.

De Raad van beheer legt, in het bijzonder, de data en de betalingsmodaliteiten vast van de tegemoetkomingen welke door het Sociaal Fonds worden toegekend.

Artikel 19 bis

Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° kan de Raad van Beheer, onder meer, binnen de perken van de financiële middelen, die voortvloeien uit de toepassing van artikel 13 bis :

‑    cursussen en/of beroepsvorming organiseren ;

‑    tussenkomen in opleidingsprogramma's en in de kosten van didactisch materiaal ;

‑    gedurende de opleidingsprogramma's de lonen en sociale lasten van de uitzendkrachten ten laste nemen ;

‑     tegemoetkomingen verlenen in de lonen en sociale lasten met het oog op de tewerkstelling van de uitzendkrachten die  tot de risicogroepen, bedoeld in artikel 3, 8°, behoren.

De Raad van beheer bepaalt :

‑    de toekenningsmodaliteiten voor de tegemoetkomingen en de nodige bewijsstukken die bij de aanvragen voor tussenkomst gevoegd moeten worden ;

‑    de data waarbinnen de aanvragen ingediend moeten worden en de data waarbinnen de Raad over de ingediende aanvragen een beslissing neemt ;

‑    de terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen wanneer niet of niet langer aan de toeken­ningsmodaliteiten is voldaan.

Commentaar

De bij het laatste lid van artikel 19 bis bedoelde terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoet­ko­mingen, zou bijvoorbeeld moeten gebeuren wanneer een uitzend­kracht de opleiding voortijdig beëindigt.

 

HOOFDSTUK VII ‑ ONTBINDING, VEREFFENING

Artikel 20

Indien het Sociaal Fonds ontbonden wordt, wijst de Nationale Arbeidsraad, op voorstel van de Raad van beheer van het Sociaal Fonds, de vereffenaars aan, bepaalt hun machten, stelt hun beloning vast en duidt de bestemming van het vermogen aan.

 

HOOFDSTUK VIII ‑ SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 december 1981.

Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende organisatie herzien of beëindigd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt in acht genomen.

Voor de uitzendbureaus, die erkend zijn overeenkomstig artikel 21 van de wet van 28 juni 1976 houdende voorlopige regeling van de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking op het ogenblik dat de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1978, gesloten in het paritair comité voor de uitzendarbeid ophoudt van kracht te zijn.

Voor de uitzendbureaus, die niet krachtens die wet erkend zijn, treedt deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking op 1 december 1981.

Artikel 21 bis

De artikelen 3, 8°, 13 bis, 14 bis en 19 bis treden in werking op 1 januari 1999 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2000.

De artikelen 3, 9° en 13 ter treden in werking op 1 april 1999 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Artikel 13 b) treedt in werking op 1 januari 1999, voor onbepaalde duur, met dien verstande dat de verhoging verbonden aan de toekenning van de sociale voordelen van toepassing zal zijn van 1 april 1999 tot 31 december 2000.

 


Historiek
01/07/2020 31/12/2999 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid: statuten
01/03/2018 30/06/2020 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2017 28/02/2018 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2016 30/06/2017 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2013 31/12/2015 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/10/2011 31/12/2012 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2011 30/09/2011 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2009 31/12/2010 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2007 31/12/2008 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2005 31/12/2006 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2003 31/12/2004 1901 19 Fonds de sécurité d'existence
04/12/2002 31/12/2002 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2002 03/12/2002 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2001 31/12/2001 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/1999 31/12/2000 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid