1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
322.00.00-00.00

Bijwerking: 20/07/2017
Geldig vanaf: 01/01/2016
Geldig tot: 30/06/2017

Adres

De zetel van het sociaal fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Havenlaan 86C, bus 302.

Doel

  1. het innen van de bijdragen, bestaande uit 3 delen:
    a) de waarborg;
    b) de globale bijdrage;
    c) de bijdrage voor vorming en risicogroepen.
  2. wanneer het uitzendbureau zijn geldelijke verplichtingen tegenover de uitzendkrachten niet nakomt, het betalen aan de werknemers van:
    a) de lonen die verschuldigd zijn krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;
    b) de vergoedingen of voordelen die verschuldigd zijn krachtens de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten;
  3. het verlenen aan de werknemers van elk sociaal voordeel of het verlenen aan de werknemers en werkgevers van diensten die het voorwerp zijn van afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten;
  4. het verlenen aan de uitzendkrachten van voordelen van gelijke aard als deze die voorzien zijn in artikelen33, 35 en 41 van de wet van 26 juni 2002 betreffende sluiting van ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2002);
  5. het bevorderen van een geest van veiligheid op de werkplaatsen bij de uitzendbureaus en de gebruikers alsook bij hun vast personeel en bij hun uitzendkrachten, om de gezondheid en de fysieke integriteit van de werknemers te vrijwaren en hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren;
  6. het betalen aan de uitzendkrachten van een eindejaarspremie onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten;
  7. het bevorderen van initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen;
  8. het bevorderen van initiatieven inzake vorming;

Bijdragen

a) Waarborg

Elke vennootschap die in één van de gewesten een erkenning aanvraagt en bekomt, dient, per juridische entiteit, rechtstreeks aan het Sociaal Fonds éénmalig een som te storten van 75.000 EURO.

b) Eindejaarspremie - Globale bijdrage

Globale bijdrage van 9,12% (vanaf 1 april 2016) op de brutolonen voor de financiering van de eindejaarspremie en de sociale voordelen toegekend in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

c) Andere voordelen

  • 0,10% van de brutolonen ter bevordering van de initiatieven tot tewerkstelling van de risicogroepen
  • 0,40% van de brutolonen ter bevordering van de initiatieven inzake vorming

Voor het derde en vierde kwartaal 2017 blijft de bijdrage aan het Sociaal Fonds behouden op 9,62%.

De bijdragen worden ingevorderd en geïnd door het sociaal fonds.

 

In het Paritair Comité voor de uitzendarbeid werd op 19 april 2016 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de oprichting van een Fonds voor Bestaanszekerheid en vaststelling van de statuten ervan.

Tekst van de CAO

Hoofdstuk I - Oprichting, benaming, maatschappelijke zetel, doel, duur

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de werking van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten." (hierna "sociaal fonds" genoemd).

Artikel 2

De zetel van het sociaal fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Havenlaan 86C, bus 302.

Artikel 3

Het sociaal fonds heeft tot doel:

  1. het innen van de bijdragen, bestaande uit 3 delen:
    a) de waarborg;
    b) de globale bijdrage;
    c) de bijdrage voor vorming en risicogroepen.
  2. wanneer het uitzendbureau zijn geldelijke verplichtingen tegenover de uitzendkrachten niet nakomt, het betalen aan de werknemers van:
    a) de lonen die verschuldigd zijn krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;
    b) de vergoedingen of voordelen die verschuldigd zijn krachtens de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten;
  3. het verlenen aan de werknemers van elk sociaal voordeel of het verlenen aan de werknemers en werkgevers van diensten die het voorwerp zijn van afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten;
  4. het verlenen aan de uitzendkrachten van voordelen van gelijke aard als deze die voorzien zijn in artikelen33, 35 en 41 van de wet van 26 juni 2002 betreffende sluiting van ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2002);
  5. het bevorderen van een geest van veiligheid op de werkplaatsen bij de uitzendbureaus en de gebruikers alsook bij hun vast personeel en bij hun uitzendkrachten, om de gezondheid en de fysieke integriteit van de werknemers te vrijwaren en hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren;
  6. het betalen aan de uitzendkrachten van een eindejaarspremie onder de voorwaarden en modaliteiten bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten;
  7. het bevorderen van initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen;
  8. het bevorderen van initiatieven inzake vorming;

Artikel 4

Het sociaal fonds wordt opgericht voor onbepaalde duur.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied

Artikel 5

Deze statuten, alsmede de uitvoeringsmodaliteiten die worden vastgelegd, zijn van toepassing op:

  1. de uitzendbureaus bedoeld in artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987).
    Wat betreft de uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, zijn artikelen 16, 17 en 28 niet van toepassing; artikel 18 is daarentegen wel van toepassing.
    Wat betreft de uitzendbureaus die niet erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf is artikel 18 niet van toepassing.
    Wat betreft de uitzendbureaus die een beroep doen op artikel 15 §6 zijn de bepalingen van artikel 3, 2° en 4° niet van toepassing.
    Wat betreft de uitzendbureaus die een beroep doen op artikel 14 §2 zijn de bepalingen van artikel 3, 7° en 8° niet van toepassing.
  2. de uitzendkrachten bedoeld in artikel 7, 3° van genoemde wet van 24 juli 1987, die door de uitzendbureaus worden tewerkgesteld.
    Wat betreft de uitzendkrachten die tewerkgesteld zijn via uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zijn artikelen 16, 17 en 28 niet van toepassing; daarentegen is artikel 18 wel van toepassing.
    Wat betreft de uitzendkrachten die niet tewerkgesteld zijn via uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf is artikel 18 niet van toepassing.
    Wat betreft de uitzendkrachten vermeld in artikel 14 §2 en die tewerkgesteld zijn via een uitzendbureau dat een beroep doet op artikel 15 §6, zijn de bepalingen van artikel 3, 2° en 4° niet van toepassing.
    Wat betreft de uitzendkrachten vermeld in artikel 14 §2 zijn de bepalingen van artikel 3, 7° en 8° niet van toepassing.

Hoofdstuk III - Beheer

Artikel 6

Het sociaal fonds wordt beheerd door een raad van beheer, die paritair is samengesteld, enerzijds door afgevaardigden van de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers, anderzijds door afgevaardigden van de werknemers.
Deze raad bestaat uit veertien leden, zijnde zeven afgevaardigden die worden voor gesteld door de organisaties van de uitzendbureaus en de gebruikers en zeven afgevaardigden die worden voogesteld door de werknemersorganisaties.
Het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren wijst de leden van de raad van beheer aan en ontslaat ze tevens; hij kan het aantal beheerders dat is vastgesteld in het tweede lid wijzigen.
De leden van de raad van beheer worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat kan worden hernieuwd.
In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een beheerder voorziet het paritair comité in zijn vervanging.
Het nieuw aangewezen lid beëindigt het mandaat van zijn voorganger.

Artikel 7

Ieder jaar wijst de raad van beheer uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Deze functies worden afwisselend uitgeoefend door een afgevaardigde van de uitzendbureaus of de gebruikers en door een afgevaardigde van de werknemers.

De raad van beheer wijst eveneens de personen aan die worden belast met het secretariaat.

Artikel 8

De raad van beheer vergadert op uitnodiging van de voorzitter. De voorzitter is gehouden de raad ten minste één maal per jaar bijeen te roepen, en telkens wanneer ten minste één derde van de leden van de raad het vragen.
De uitnodigingen moeten de agenda vermelden. In geval van afwezigheid van de voorzitter wordt de zitting van de raad van beheer voorgezeten door de ondervoorzitter en, bij afwezigheid van deze laatste, door de ouderdomsdeken.
De raad van beheer kan slechts geldig beslissen over de punten die op de agenda staan vermeld, en bij aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die behoren tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die behoren tot de afvaardiging van de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers.
De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemgerechtigden in elke afvaardiging.
De notulen worden opgemaakt door de secretaris die is aangewezen door de raad van beheer en ondertekend door de persoon die de vergadering heeft voorgezeten.
De uittreksels van de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders, waarvan de ene is gemandateerd door de werknemersafvaardiging en de andere door de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers.

Artikel 9

De raad van beheer heeft tot opdracht het sociaal fonds te beheren, in de ruimste betekenis van het woord, daaronder begrepen het treffen van alle maatregelen die nodig blijken voor de goede werking ervan en voor de verwezenlijking van zijn doel.
De raad van beheer mag voor het bereiken van de doeleinden bepaald in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, beslissen dat onkosten gemaakt voor enquêtes, vorming, publiciteit en dergelijke door het sociaal fonds zullen gedragen worden.
De raad van beheer bepaalt in zijn jaarlijkse begroting de beheerskosten die ten laste vallen van de opbrengsten van het sociaal fonds.
Hij kan een huishoudelijk reglement opstellen.
De raad van beheer wordt bij elk optreden, inbegrepen optreden in rechte als eisende of als verwerende partij, en voor elk doel, geldig vertegenwoordigd door de voorzitter of door de beheerder die hij aanstelt om die vertegenwoordiging waar te nemen.
De leden van de raad van beheer zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun opdracht; zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan wegens hun deelname aan het beheer van het sociaal fonds, noch ten opzichte van de verbintenissen van het sociaal fonds.

Artikel 10

Erkende uitzendbureaus die geen zetel hebben in België, krijgen op voorhand door het sociaal fonds een document toegestuurd dat zij dienen te gebruiken voor de kwartaalaangifte. Zij dienen de prestaties te vermelden van hun uitzendkrachten die tewerkgesteld zijn op het Belgisch grondgebied en waarvoor er geen bijdrageplicht aan de RSZ bestaat. (bijvoorbeeld mensen die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 3 van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten). Het is de verantwoordelijkheid van het erkend uitzendbureau om de nodige actie te ondernemen opdat de kwartaalaangifte tijdig wordt ingediend.

Commentaar
De vraag naar deze kwartaalaangifte rechtvaardigt zich door de noodzaak aan toezicht en controle, door het sociaal fonds, op het legaal functioneren van de uitzendbureaus.
Deze kwartaalaangiftes zijn noodzakelijk opdat het sociaal fonds zou beschikken over de informatie die nodig is om zijn opdrachten uit te voeren. Voor de werknemers onderworpen aan RSZ doet het sociaal fonds deze controles op basis van de Dmfa-aangifte.

Artikel 11

De raad van beheer kan bepaalde opdrachten toevertrouwen aan één of meerdere leden of zelfs aan derden.

Artikel 12

De raad van beheer kan het dagelijks beheer overdragen aan het bureau, dat paritair is samengesteld uit leden van deze raad, die enerzijds de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers en anderzijds de werknemers vertegenwoordigen, ten belope van ten minste drie leden voor ieder van beide vertegenwoordigingen.
Het bureau kan slechts geldig beraadslagen indien alle leden aanwezig zijn of zijn vertegenwoordigd door een ander lid van dit bureau, dat daartoe een regelmatige volmacht heeft gekregen. De beslissingen van het bureau worden genomen bij eenparigheid van stemmen.

Hoofdstuk IV - Financiering

Artikel 13

Het sociaal fonds beschikt over de bijdragen die zijn verschuldigd door de in artikel 5, 1°, bedoelde uitzendbureaus, alsook over de intresten over de geïnvesteerde bedragen.

Artikel 14

§1. De bijdragen voorzien in artikel 16, 17 en 18 worden ingevorderd en geïnd door het sociaal fonds volgens de modaliteiten die door de raad van beheer worden bepaald, overeenkomstig artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

§2. Wat de uitzendkrachten betreft waarvoor er geen bijdrageplicht aan de RSZ bestaat (bijvoorbeeld mensen die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 3 van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten of ter uitvoering van een bilateraal akkoord tussen Belgiê en een derde land, studenten die onderworpen zijn aan een solidariteitsbijdrage), zullen de bijdragen bedoeld in artikel 16 en artikel 18 rechtstreeks door het sociaal fonds worden geïnd, volgens de modaliteiten die door de raad van beheer worden bepaald.

Sectie 1 - Bijdragen

Artikel 15 - Waarborg

§1. Elke vennootschap die in één van de gewesten een erkenning aanvraagt en bekomt, dient, per juridische entiteit, rechtstreeks aan het sociaal fonds eenmalig een som te storten van 75.000 EUR, en dit in twee keer:

  • een som van 25.000 EUR moet worden gestort op dezelfde datum als die waarop de erkenningsaanvraag wordt ingediend;
  • een som van 50.000 EUR moet worden gestort binnen dertig dagen volgend op de datum van de erkenning.

De niet als uitzendbureau erkende ondernemingen waarvan de activiteit in feite ressorteert onder hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987, moeten de som van 75.000 EUR ineens storten op het eerste verzoek van het sociaal fonds. In geval van weigering kan het sociaal fonds een rechtsvordering instellen.

§2. Van de som van 75.000 EUR is forfaitair bedrag van 5.000 EUR definitief verworven door het sociaal fonds. Deze som betreft een eenmalige inning voor opstart-, beheers- en dossierkosten. De overige 70.000 EUR kan op verzoek van het uitzendbureau door het sociaal fonds worden terugbetaald, van zodra het uitzendbureau het bewijs voorlegt (vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler) dat het voor een totaalbedrag van minstens 250.000 EUR aan socialezekerheidsbijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of de betrokken buitenlandse socialezekerheidsinstelling heeft betaald en met naleving van de hierna voorziene voorwaarden.

§3. Indien de onderneming geen erkenning als uitzendbureau heeft gekregen of indien de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure, kan zij bij het sociaal fonds een aanvraag indienen met het oog op de terugstorting van de betaalde som.
De terugstorting zal alleen gebeuren voor zover de aanvraag gepaard gaat met:
a) de overlegging van een document van de bevoegde gewestelijke overheid waaruit blijkt dat de onderneming niet als uitzendbureau is erkend,
b) een verklaring op eer dat de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure,
c) bewijs dat het uitzendbureau geen schulden heeft bij de RSZ en/of de betrokken buitenlandse socialezekerheidsinstelling of -instellingen (vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler).

§4. Een onderneming die erkend werd als uitzendbureau maar nooit uitzendkrachten heeft tewerkgesteld kan de terugbetaling van 70.000 EUR bekomen voor zover ze de volgende documenten aan het sociaal fonds voorlegt:
a) bewijs van schrapping van de erkenning als uitzendbureau afgeleverd door bevoegde gewestelijke overheid of overheden;
b) verklaring op eer van het uitzendbureau dat het nooit uitzendkrachten heeft tewerkgesteld;
c) bewijs dat het uitzendbureau geen schulden heeft bij de RSZ en/of de betrokken buitenlandse socialezekerheidsinstelling of -instellingen (vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler).

Rekening houdend met de verjaringstermijnen zoals voorzien in artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, kan de terugbetaling door het sociaal fonds ten vroegste één jaar na de schrapping of schrappingen waarvan sprake onder a) plaatsvinden.

§5. Op verzoek van een uitzendbureau dat zijn uitzendactiviteit stopzet en dat de in de vorige twee paragrafen bepaalde voorwaarden niet vervult, betaalt het sociaal fonds de 70.000 euro terug voor zover het uitzendbureau de volgende documenten aan het sociaal fonds voorlegt:
a) bewijs van de schrapping van de erkenning als uitzendbureau, afgeleverd door bevoegde gewestelijke overheid of overheden;
b) bewijs dat het uitzendbureau geen schulden heeft bij de RSZ en/of de betrokken buitenlandse socialezekerheidsinstelling of -instellingen (vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler).

De terugbetaling van het sociaal fonds wordt verminderd met de financiële tussenkomst die door het sociaal fonds zijn gedaan of dienen gedaan te worden voor gewezen uitzendkrachten van het uitzendbureau. Rekening houdend met de verjaringstermijnen zoals voorzien in artikel 26 voorafgaandelijke titel Wetboek van Strafvordering, is deze terugbetalingsprocedure pas mogelijk indien een termijn van minstens vijf jaar verstreken is sinds de stopzetting.

§6. Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het gelijkwaardigheidsbeginsel inroepen van een gelijkaardig gereglementeerd loonwaarborgsysteem dat bestaat in hun thuisland. Ze dienen die gelijkwaardigheid op een omstandige manier aan te tonen. Er dient met originele documenten, vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler, te worden aangetoond dat:

  • de waarborg uitdrukkelijk tussenkomt in geval van het staken van de betaling van de lonen en bijdragen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten en, ingeval van dergelijke staking, de betaling van de lonen en de bijdragen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten volledig garandeert;
  • deze tussenkomst reglementair gegarandeerd wordt;
  • de waarborg minstens een bedrag equivalent aan 75.000 EUR bedraagt;
  • het uitzendbureau geen schulden heeft bij de RSZ en/of de betrokken buitenlandse socialezekerheidsinstelling of -instellingen

Het uitzendbureau dat zich op deze gelijkheid beroept, bezorgt het sociaal fonds op eigen initiatief jaarlijks een nieuw attest waaruit deze gegevens blijken.
In geval van gelijkwaardigheid die wordt aanvaard voor een uitzendonderneming die geen zetel heeft in België is er, gezien de afwezigheid van een effectief gestorte waarborg aan het sociaal fonds, geen enkele tussenkomst van het sociaal fonds ten aanzien van de uitzendkrachten van de uitzendonderneming mogelijk.

Commentaar bij artikel 15

De bij artikel 15 bedoelde waarborgen garandeert de betaling van de lonen van de uitzendkrachten in het geval van mogelijke betalingsmoeilijkheden vanwege het uitzendbureau ten opzichte van zijn uitzendkrachten of ten opzichte van het sociaal fonds. Deze waarborg is noodzakelijk gelet op de uitsluiting van de uitzendkrachten uit het toepassingsgebied van de Sluitingswet van 26 juni 2002.

Artikel 16 - Globale bijdrage

Een globale bijdrage wordt geïnd voor de financiering van de eindejaarspremie en de sociale voordelen toegekend in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst en bedraagt 9,21 pct. op de brutolonen van de in België ter beschikking gestelde uitzendkrachten.
Vanaf 1 april 2016 bedraagt deze bijdrage 9,12 pct. op de brutolonen van de in België ter beschikking gestelde uitzendkrachten.

Inningsprocedure:
Voor de uitzendkrachten-arbeiders worden de bijdragen berekend op het brutoloon aan 108 pct.
De bijdragen worden gevorderd en geïnd door het sociaal fonds zoals bepaald bij artikel 14.
Uitzendbureaus die geen zetel hebben in België kunnen het gelijkwaardigheidsbeginsel inroepen volgens de bepalingen van artikel 23 § 2 van deze overeenkomst.

Artikel 17 - Vorming en risicogroepen

§1. Voor de verwezenlijking van artikel 3, 7° wordt de bijdrage die aan het sociaal fonds verschuldigd is door de werkgevers, bedoeld in artikel 5, 1°, met ingang van 1 januari 2016 tot 31 maart 2016 vastgesteld op 0,10 procent van de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten. Met ingang van 1 april 2016 tot 30 juni 2016 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,30 procent. Van 1 juli 2016 tot en met 30 juni 2017 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,10 procent.
Door het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen wensen de ondertekenende partijen zich aan te sluiten bij de engagementen genomen in titel XIII, hoofdstuk VIII, sectie 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, in titel II, hoofdstuk III van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord en in de wet van 12 april 2011 tot wijziging van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord.

§2. Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° wordt de bijdrage die aan het sociaal fonds verschuldigd is door de werkgevers bedoeld in artikel 5, 1°, met ingang van 1 januari 2016 tot 31 maart 2016 vastgesteld op 0,40 procent van de brutolonen van de in België ter beschikking gestelde uitzendkrachten. Met ingang van 1 april 2016 tot 30 juni 2016 wordt deze bijdrage vastgesteld op 1,20 procent. Vanaf 1 juli 2016 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,40 procent. Deze aldus geïnde bijdrage kan overgedragen worden aan een sectoraal fonds voor vorming, eigen aan de uitzendsector.

Inningsprocedure:
Voor de uitzendkrachten-arbeiders worden de bijdragen berekend op het brutoloon aan 108 pct. De bijdragen worden rechtstreeks gevorderd en geïnd door het sociaal fonds, zoals bepaald bij artikel 14. Deze bijdrage is niet verschuldigd voor de uitzendkrachten waarvoor er geen bijdrageplicht aan de RSZ bestaat. (bijvoorbeeld mensen die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 3 van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten of ter uitvoering van een bilateraal akkoord tussen België en een derde land, de studenten die onderworpen zijn aan een solidariteitsbijdrage).

Artikel 18

De uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf (PC 124), dienen een bijdrage van 0,35 pct. te betalen op de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten tewerkgesteld onder het PC 124.

Deze bijdrage is, naast de waarborg bedoeld in artikel 15, bestemd voor de financiering van de eindejaarspremie, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten en voor de financiering van de sociale voordelen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten.

Inningsprocedure:
De bijdrage wordt rechtstreeks gevorderd en geïnd door het sociaal fonds, zoals bepaald bij artikel 14. Uitzendbureaus die geen zetel hebben in België kunnen het gelijkwaardigheidsbeginsel inroepen volgens de bepalingen van artikel 23 §2 van deze overeenkomst.

Artikel 19

Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag van de bijdragen slechts worden gewijzigd bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Sectie 2 - Betaling en sancties

Artikel 20

Het bedrag van de bijdragen is elk jaar verschuldigd aan het sociaal fonds op de 4 volgende data: 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december.

Artikel 21

§1. De bijdragen verschuldigd voor het afgelopen trimester moeten betaald worden ten laatste de laatste dag van de maand die volgt op dit trimester.

§2. In afwijking van §1 moeten de bijdragen die op loonachterstallen verschuldigd zijn, ten laatste betaald worden in de maand die volgt op de maand gedurende dewelke het recht van de werknemer op deze achterstallen door de werkgever werd erkend of op een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing.

Artikel 22

De bijdragen die niet betaald werden binnen de door artikel 21 vastgestelde termijnen geven aanleiding tot een verhoging van de verschuldigde bijdragen met 10 pct. en met een verwijlinterest van 7 pct. per jaar vanaf de vervaldag van hoger vermelde termijnen tot de dag van betaling ervan.

Sectie 3 - Buitenlandse dienstverrichters

Artikel 23

§1. Het uitzendbureau meldt de detachering van uitzendkrachten naar ons land die vallen onder artikel 3 van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, uiterlijk voor de aanvang van de detachering. Het uitzendbureau stelt het sociaal fonds schriftelijk in kennis van het aantal en de identiteit van de gedetacheerde werknemers en van de duur van de detachering. Het uitzendbureau voegt bij die informatie een afschrift van het detacheringsformulier A1 dat geldt voor werknemers die zich binnen de Unie verplaatsen.

§2. Buitenlandse dienstverrichters die geen zetel hebben in België en het gelijkwaardigheidsbeginsel inroepen ten aanzien van de bijdragen voorzien in artikel 16 en/of artikel 18 van deze overeenkomst, dienen aan te tonen dat de betrokken uitzendkrachten dezelfde of een in wezen vergelijkbare looncomponent genieten op grond van verplichtingen waaraan het uitzendbureau in de lidstaat van vestiging onderworpen is. Hiertoe verstrekt het uitzendbureau hetzij volgens het hierdoor door het sociaal fonds ter beschikking gestelde formulier, hetzij door gelijkwaardige documenten voorzien door de wetgeving van de lidstaat van vestiging vertaald in het Nederlands of in het Frans of in het Engels door een beëdigd vertaler, de volgende gegevens per betrokken uitzendkracht aan het sociaal fonds: het uitbetaalde loon, het aantal gepresteerde uren, het bedrag en de aard van het voordeel waarvoor het uitzendbureau de gelijkwaardigheid inroept, het bedrag van het uitbetaalde vakantiegeld alsook telkens het bewijs van betalling. Deze gegevens dienen uiterlijk op het einde van de maand volgend op het kwartaal waarin de prestaties geleverd werden aan het sociaal fonds bezorgd te worden.

§3. Uitzendbureaus die zich niet houden aan de bepalingen van §1 en/of §2 van dit artikel, zijn voor de betrokken werknemers de volledige bijdrage verschuldigd zoals voorzien in artikel 16 en artikel 18. Op deze bijdragen zijn artikel 21 en artikel 22 integraal van toepassing.

§4. In geval van gelijkwaardigheid die wordt ingeroepen door een uitzendonderneming die geen zetel heeft in België is er, gezien de afwezigheid van een effectief gestorte waarborg aan het sociaal fonds, geen enkele tussenkomst van het sociaal fonds ten aanzien van de uitzendkrachten van deze uitzendonderneming mogelijk.

Commentaar bij artikel 23

Rekening houdend met de sociale bescherming van werknemers enerzijds en het vrij verrichten van diensten anderzijds, aanvaardt het Hof van Justitie dat buitenlandse dienstverleners die op basis van de wetgeving van het land van vestiging onderworpen zijn aan een verplichting die dezelfde of een gelijkwaardige bescherming biedt aan de betrokken uitzendkrachten, worden vrijgesteld van de betaling van bijdragen voor premies met eenzelfde of vergelijkbaar doel. (HvJ 23 november 1999, nr. C-369/96 Arblade). Het vakantiegeld is een intrinsiek deel van de beloning die de ter beschikking gestelde werknemer ontvangt. In ruil voor de door hem verrichte diensten moeten zowel vakantiegeld als eindejaarspremie worden toegekend (HvJ 12 februari 2015, nr. C-396/13, Sähköalojen ammattiliitto ry / Elektrobudowa Spolka Akcyjna).
Naast de verplichting vermeld in §1 van artikel 23 en van de Limosa, moet de verplichting zoals voorzien in artikel 10 eveneens aan het sociaal fonds worden meegedeeld.

Hoofdstuk V - Begroting en rekeningen

Artikel 24

Het dienstjaar begint op 1 juli en eindigt op 30 juni. In afwijking hiervan loopt het eerste dienstjaar vanaf de inwerkingtreding van deze cao van 1 januari 2016 en eindigt het op 30 juni 2017.

Artikel 25

Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand maart, een begroting voor het volgend dienstjaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.

Artikel 26

Op 30 juni worden de rekeningen van het verlopen dienstjaar afgesloten.
De raad van beheer, alsmede de krachtens artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, door het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.
De rekeningen van het afgelopen dienstjaar, alsook de in het voorgaand lid vermelde schriftelijke verslagen, moeten uiterlijk tijdens de maand maart ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.

Hoofdstuk VI - Uitkeringen en vergoedingen, rechthebbenden

Artikel 27

De toekenningsmodaliteiten van de tegemoetkomingen, toegekend door het sociaal fonds, worden vastgesteld door de raad van beheer van het sociaal fonds.
De raad van beheer legt, in het bijzonder, de data en de betalingsmodaliteiten vast van de tegemoetkomingen, die door het sociaal fonds worden toegekend.

Artikel 28

Voor de verwezenlijking van artikel 3, 7° kan de raad van beheer, onder meer, binnen de perken van de financiële middelen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 17 §2:

  1. cursussen en/of beroepsopleidingen organiseren;
  2. tussenkomen in opleidingsprogramma's en in de kosten van didactisch materiaal;
  3. gedurende de opleidingsprogramma's de lonen en sociale lasten van de uitzendkrachten ten laste nemen;
  4. tegemoetkomingen verlenen in de lonen en sociale lasten met het oog op de tewerkstelling van de uitzendkrachten die behoren tot de risicogroepen bedoeld in artikel 3, 8°.

De raad van beheer bepaalt:

  1. de toekenningsmodaliteiten voor de tegemoetkomingen en de nodige bewijsstukken die bij de aanvragen voor tussenkomst gevoegd moeten worden;
  2. de data waarbinnen de aanvragen ingediend moeten worden en de data waarbinnen de raad over de ingediende aanvragen een beslissing neemt;
  3. de terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen wanneer niet of niet langer aan de toekenningsmodaliteiten is voldaan.

Commentaar bij artikel 28

De in het laatste lid van de artikel 28 bedoelde terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen zou bijvoorbeeld moeten gebeuren wanneer een uitzendkracht de opleiding voortijdig beëindigt.

Hoofdstuk VII - Ontbinding, vereffening

Artikel 29

Indien het sociaal fonds ontbonden wordt, wijst het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, op voorstel van de raad van beheer van het sociaal fonds, de vereffenaars aan, bepaalt het hun machten, stelt het hun beloning vast en duidt het de bestemming van het vermogen aan.

Hoofdstuk VIII - Slotbepalingen

Artikel 30

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, met ingang van 1 januari 2016, de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erekende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren, betreffende de oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten" en vaststelling van de statuten ervan (119444/CO/322), en heft ze op.

Artikel 31

§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2016.

§2. In afwijking hiervan treedt artikel 15 van deze overeenkomst in werking op 1 mei 2016 voor uitzendbureaus die een eerste storting verrichten na 30 april 2016. In afwijking van artikel 30 van deze overeenkomst blijft artikel 14, a) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2013 betreffende de oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten" en vaststelling van de statuten ervan (119444/CO/322) van toepassing op uitzendbureaus die de som van 24 789,35 euro, zoals voorzien in artikel 14, a) van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 december 2013, uiterlijk op 31 maart 2016 hebben gestort aan het sociaal fonds.

§3. Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan op verzoek van meest gerede ondertekenende organisatie herzien of beëindigd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
19/04/2016
Registratienr
134119
Geldig van
01/01/2016
Geldig tot
01/07/2017
Neerleggingsdatum
26/04/2016
Registratiedatum
25/07/2016
Onderwerp
oprichting van het Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten
BS Bericht van neerlegging
03/08/2016
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
07/04/2017
Gepubliceerd in het B.St. van
21/04/2017
Keywords
RISICOGROEPEN, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/07/2020 31/12/2999 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid: statuten
01/03/2018 30/06/2020 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2017 28/02/2018 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2016 30/06/2017 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2013 31/12/2015 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/10/2011 31/12/2012 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2011 30/09/2011 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2009 31/12/2010 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2007 31/12/2008 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2005 31/12/2006 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2003 31/12/2004 1901 19 Fonds de sécurité d'existence
04/12/2002 31/12/2002 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2002 03/12/2002 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2001 31/12/2001 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/1999 31/12/2000 1901 19 Fonds voor Bestaanszekerheid