01 Sociale programmatie 2003-2004

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 02/06/2003
Geldig vanaf: 04/04/2003
Geldig tot: 26/04/2005

In het Paritair Comité voor de werd op 4 april 2003 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de sociale programmatie 2003-2004 (geen algemeen verbindendverklaring).

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

 

Verschillende delen van deze CAO maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO ’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

 

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

§1            Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de voedingsnijverheid, met uitzondering van de sector van de bakkerijen en de artisanale banketbakkerijen (118.03).

§2            Met arbeiders worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

HOOFDSTUK II - Kader

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het Interprofessioneel Akkoord 2003‑2004.

HOOFDSTUK III - Permanente vorming

Artikel 3

§1            De sociale partners stellen de financiering van het Instituut voor Professionele Vorming (IPV) vast op 0,20 % van de brutolonen.

§2            Bij wijze van afwijking hierop zal vanaf het vierde kwartaal 2003 tot en met het tweede kwartaal 2004 de bijdrage beperkt worden tot 0,15%.

§3            Vanaf het derde kwartaal 2004 zal de bijdrage voor onbepaalde duur 0,20 % bedragen.

Artikel 4

Gedurende de jaren 2003 en 2004 zal het IPV minstens 0,15 % van de brutolonen besteden aan de vorming van werkzoekenden en werkenden uit risicogroepen.

Onder risicogroepen verstaan de partijen:

-      de werklozen in het algemeen en werklozen jonger dan 30 jaar in het bijzonder;

-      de laaggeschoolde werknemers;

-      de werknemers ouder dan 50 jaar;

-      de werknemers bedreigd door een herstructurering, een collectief ontslag of een sluiting van onderneming;

-      de ontslagen werknemers;

-      de gehandicapten;

-      de allochtonen.

Artikel 5

§1            De werkgever zal een volume professionele vorming organiseren voor de arbeiders, overeenstemmend op jaarbasis met 0,70 % van het totaal volume van de arbeidstijd van alle arbeiders van de onderneming.

§2            De werkgever zal de informatie over de toepassing van deze maatregel organiseren zoals artikel 8 van CAO nummer 9 en de reglementering betreffende de sociale balans het voorschrijft.

 

Paritair commentaar :

 

De werkgever zal op het einde van elk jaar moeten kunnen bewijzen dat hij een aantal uren vorming georganiseerd heeft ten belope van 0,70 % van het totaal van gepresteerde arbeidsuren van alle arbeiders samen.

 

De sociale partners raden aan deze berekeningen te laten overeenstemmen met deze van de sociale balans.

 

Het totaal volume van de arbeidstijd komt overeen met het aantal gepresteerde uren opgegeven in de sociale balans onder de rubriek 101. Het aantal opleidingsuren staat onder de rubriek 5802 en 5812.

 

Voor het begrip professionele vorming verwijzen we eveneens naar de definitie in de sociale balans. Elke professionele vorming, intern of extern, in seminarievorm, "on the job" of gebruik makend van nieuwe didactische technieken, komt in aanmerking.

 

De tijd besteed aan professionele vorming dient beschouwd te worden als arbeidstijd vermits de arbeider ter beschikking van de werkgever staat.

HOOFDSTUK IV - Brugpensioen

Artikel 6

De partijen zullen de bestaande CAO's inzake brugpensioen aan 58 jaar verlengen tot 31 december 2005 en deze aan 56 jaar tot 31 december 2004.

HOOFDSTUK V - Tijdskrediet

Artikel 7

De partijen komen overeen de sectorale regeling van aanvullende vergoeding in geval van halftijds tijdskrediet vanaf 55 jaar te verlengen tot 31 december 2005, met dien verstande dat het bedrag van de maandelijkse aanvullende vergoeding wordt opgetrokken tot 78 EUR vanaf 1 januari 2004.

Artikel 8

In de ondernemingen die bij toepassing van CAO nummer 77 geen bijzondere modaliteiten inzake tijdskrediet hebben vastgelegd, gelden vanaf 1 juli 2003 tot 31 december 2005 de volgende regels :

-      in de ondernemingen met meer dan 10 werknemers per 30 juni van het voorgaande jaar heeft minstens één werknemer recht op tijdskrediet;

-      de duur van het recht op tijdskrediet wordt verlengd tot vijf jaar indien deze opgenomen wordt in de vorm van volledige of halftijdse onderbreking, met dien verstande dat de aanvragen betrekking hebben op minimum drie maanden en maximum één jaar.

-      wanneer de arbeider de enige is die een functie bekleedt waarvoor minstens drie maanden opleiding nodig is, kan hij het tijdskrediet enkel om sociale redenen aanvragen.

-      in de ondernemingen met meer dan 10 werknemers hebben de werknemers die de leeftijd van 55 jaar bereikt en die een anciënniteit hebben van minstens 10 jaren in de onderneming hebben zonder beperking recht op tijdskrediet in de vorm van halftijdse prestaties. Zij worden niet verrekend op het plafond van 5 %.

-      het plafond van 5 % kan overschreden worden mits goedkeuring van de werkgever.

Paritair commentaar :

 

Voldoen bij wijze van voorbeeld niet aan de definitie "de enige die een functie bekleedt waarvoor minstens drie maanden opleiding nodig is" : de bandwerkers, de algemene heftruckchauffeurs, de niet gespecialiseerde mecaniciens, de poetsers, de stapelaars, ...

 

Onder tijdskrediet om sociale redenen verstaan de partijen het tijdskrediet dat volgt op ouderschapsverlof en verlof omwille van palliatieve zorgen en het tijdskrediet dat aangevraagd wordt omwille van familiale redenen.

HOOFDSTUK VI - Koopkracht

Artikel 9

Artikel 10, 11 en 12 zijn niet van toepassing op de groentenindustrie (118.09).

Artikel 10

De partijen komen overeen dat de reële lonen en de sectorale loonschalen, in de periode 2003-2004 nominaal zullen stijgen met 4,90 %, indexeringen inbegrepen, volgens de volgende modaliteiten.

Artikel 11

§1            Een enveloppe van 0,50 % wordt voorbehouden voor ondernemingsoverleg. Bij gebrek aan collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak gesloten vóór 1 oktober 2003 zullen de reële lonen per 1 oktober 2003 verhogen met 0,50 %.

§2            Per 1 mei 2004 gaat een tweede verhoging van de reële lonen in gelijk aan het saldo van de hierboven beschreven nominale loonsverhoging.

Het paritair comité zal in de loop van januari 2004 dit saldo berekenen door de afgesproken nominale verhoging verhoogd met 100, zijnde 104,90, te delen door de gecumuleerde kost van de opeenvolgende indexeringen en loonsverhogingen van de jaren 2003 en 2004.

 

Paritair commentaar :

 

Per 1 mei 2004 gaat er een tweede loonsverhoging in van 1,71 % te verhogen of te verminderen met het verschil tussen de reële en de verwachte indexering (1,45 %) per 1 januari 2004. Illustratie :

 

De evolutie van het loon in 2003-2004 in chronologische volgorde :

-      01.01.2003 : 1,15 % jaarindexering;

-      01.10.2003 : 0,50 % conventionele verhoging;

-      01.01.2004 : jaarindexering = 1,45 % (veronderstelling);

-      01.05.2004 : saldo :

 

(4,90 + 100) : 100 * 1,0115 * 1,005 * 1,0145 = 104,90 : 103,13 = 1,0171

of 1,71 % conventionele verhoging.

§3        Een ondernemings-CAO gesloten vóór 1 oktober 2003 kan de verhogingen van de reële lonen bepaald in deze overeenkomst vervangen door andere voordelen, voor zover de sectorale loonschalen en premies nageleefd worden.

§4        Een bijkomende enveloppe van maximum 0,50 % van de loonmassa wordt aan de ondernemingen toegewezen indien de werkgever bij toepassing van artikel 15 vrijgesteld wordt van de storting van de bijdrage ter financiering van het sectoraal pensioenplan.

Onder loonmassa wordt begrepen de brutolonen en de bijhorende sociale lasten.

Deze enveloppe dient verminderd te worden met alle mogelijke loonkostverhogende factoren tijdens de jaren 2003 en 2004.

§5        De partijen onderschrijven het beginsel dat het lokaal overleg voor de aanwending van deze enveloppe bestaat in het zoeken naar een evenwicht tussen de verbetering van de mobiliteit, de functieclassificatie, de indexering op zesmaandelijkse basis, de loon- en arbeidsvoorwaarden, de verdeling van de arbeid, de bedrijfsgebonden noden en de financiële draagkracht van de bedrijven. Alle modaliteiten voor verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden zijn bespreekbaar. Ook het omzetten van de procentuele loonsverhogingen in loonsverhogingen in vaste bedragen zijn bespreekbaar indien de saldoberekening (artikel 11 §2) nageleefd wordt.

§6        In het geval dat de toepassing van één of meerdere clausules van deze overeenkomst een onderneming in moeilijkheden kan brengen omwille van economische omstandigheden zoals hoge werkloosheid, vermindering van het productievolume, moeilijkheden op de exportmarkt, duidelijke vermindering van de rendabiliteit enz., dan kan, middels een collectieve arbeidsovereenkomst, de onderneming vrijgesteld worden van de hierboven gestelde verplichtingen. In elk geval dienen de sectorale loonschalen en premies nageleefd te worden.

Artikel 12

§1            De partijen komen overeen dat de sectorale loonschalen voor de arbeiders aangevuld zullen worden met een anciënniteitstoeslag na zes maanden die gelijk is aan de hierboven vermelde conventionele verhogingen van de reële lonen.

§2            De voorwaarde van de periode van zes maanden is ingevuld op de dag dat de som van alle tewerkstellingsperiodes, al dan niet onderbroken, bij eenzelfde werkgever in de loop van de laatste twee jaar minstens zes maanden bedraagt.

Onder tewerkstellingsperiodes dient men te verstaan de periodes gedekt door:

-      alle arbeidsovereenkomsten, van welke aard ook, zelfs al wordt de uitvoering ervan geschorst;

-      en/of door een interimovereenkomst.

 

Paritair commentaar

 

De partijen komen overeen dat deze periode van zes maanden opgebouwd kan worden door al dan niet onderbroken tewerkstellingsperiodes bij dezelfde werkgever in een referentieperiode van twee jaar. Eens deze voorwaarde van zes maanden is gerealiseerd, is die verworven voor alle latere periodes van tewerkstelling bij deze werkgever.

HOOFDSTUK VII - Premies

Artikel 13

§1            De jaarlijkse premie van 145 EUR wordt in 2004 gebracht op 152 EUR.

§2            Partijen bevelen de werkgevers aan om deze jaarlijkse premie, voor zover die nog niet in een andere vorm is toegekend, om te zetten in het uurloon.

 

Paritair commentaar :

 

De omzetting van de premie in het uurloon gebeurt door het bedrag van de premie te delen door het jaarlijks aantal betaalde uren. In principe bedraagt dit aantal in een 38-urenweek 1.988,5 uren

Artikel 14

§1            Dit artikel is niet van toepassing op de groente-industrie.

§2            Per 1 januari 2004 worden de minimumbedragen van de ploegenpremies vastgelegd als volgt :

-      ochtendpremie :                       0,37 EUR

-      namiddagpremie :                   0,42 EUR

-      minimum nachtpremie :          1,48 EUR

Deze regeling doet geen afbreuk aan de bestaande minimumpercentages.

HOOFDSTUK VIII - Sectoraal pensioenplan

Artikel 15

De partijen zullen een CAO sluiten om een systeem van sectoraal pensioenplan in te stellen met naleving van de komende wet op de aanvullende pensioenen. Het kader van deze CAO ziet eruit als volgt:

-            vanaf 1 januari 2004 betalen de werkgevers een bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid. Deze bijdrage zal het equivalent zijn van 0,50 % van de totale loonkost.

-      het betreft een systeem met vaste bijdragen gebaseerd op de verzekeringstechniek met gewaarborgd rendement;

-      de rol van het Fonds voor Bestaanszekerheid is beperkt tot het innen van de bijdragen en het ter beschikking stellen van de gegevens van de Kruispuntbank;

-      de rechten van de betrokken arbeider worden opgebouwd vanaf de eerste dag van tewerkstelling in de sector onder schorsende voorwaarde van minstens zes maanden dienst in de sector;

-      de rechten worden opgebouwd vanaf 1 januari 2004 maar de vergoedingen zullen ten vroegste vanaf 1 januari 2005 uitgekeerd worden;

-      Ondernemingen worden vrijgesteld van deze bijdragen onder de volgende voorwaarden :

·       ofwel vóór 1 januari 2003 een eigen, minstens equivalent pensioensysteem ingevoerd hebben, ofwel vóór 1 januari 2004 een bestaand equivalent pensioensysteem uitgebreid wordt tot alle arbeiders indien dergelijk systeem niet van toepassing is op alle werknemers;

·       de vrijstelling dient te gebeuren op basis van objectieve criteria.

HOOFDSTUK IX - Carenzdagen

Artikel 16

§1            De partijen komen overeen dat vanaf 1 juli 2003 alle carenzdagen betaald zullen worden aan alle arbeiders die minstens zes maanden dienst hebben.

§2            De voorwaarde van de periode van zes maanden is ingevuld op de dag dat de som van alle tewerkstellingsperiodes, al dan niet onderbroken, bij eenzelfde werkgever in de loop van de laatste twee jaar minstens zes maanden bedraagt.

HOOFDSTUK X - Opzeggingstermijnen

Artikel 17

De partijen zijn unaniem de mening toegedaan dat het K.B. van 17.07.2002 van toepassing is op alle ontslagen ongeacht de reden van het ontslag, behalve bij ontslag in het kader van brugpensioen of wettelijk pensioen.

HOOFDSTUK XI - Bestaanszekerheid

Artikel 18

De aanvullende vergoeding na alle vormen van ontslag, behalve in het kader van brugpensioen, pensioen en dringende reden zal vanaf 1 januari 2004, 5 EUR bedragen. Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met de vergoedingen voor collectief ontslag of sluiting van onderneming.

Artikel 19

§1            Dit artikel is niet van toepassing op de groente-industrie.

§2            De aanvullende vergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid zal vanaf 1 januari 2004, 6 EUR bedragen tijdens de eerste vijf dagen economische werkloosheid per jaar. Daarna bedraagt de aanvullende vergoeding 8 EUR.

Artikel 20

De aanvullende vergoeding in geval van langdurige ziekte zal vanaf 1 januari 2004, 4 EUR bedragen.

HOOFDSTUK XII - Rosetta-plan

Artikel 21

De partijen zullen het nodige ondernemen voor de vrijstelling van de toepassing van hoofdstuk VIII van de Wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.

Om dit te bereiken zullen ze onder meer in de Raad van Bestuur van het IPV toezien dat :

-      0,15 % van de loonmassa van de sector aangewend wordt voor de financiering van vorming van werkzoekenden en werkenden uit de risicogroepen;

-      het aantal industriële leerlingen gespreid over twee jaar minstens 200 bedraagt;

-      het aantal werkzoekenden en werkenden uit de risicogroepen dat een IPV-vorming geniet minstens 3.000 per jaar bedraagt;

-      de vorming van werkzoekenden onder de risicogroepen zodanig georganiseerd wordt dat de kansen op tewerkstelling in de sector reëel zijn.

Deze verbintenis komt te vervallen wanneer de gewenste vrijstelling niet bekomen wordt. De vrijstelling komt te vervallen wanneer blijkt dat de verbintenis niet is nagekomen.

HOOFDSTUK XIII - Sociale dialoog

Artikel 22

De partijen zullen de CAO van 19 december 1979 aanpassen in functie van de volgende afspraak, die in voege zal treden op 1 juli 2003:

-      het aantal mandaten wordt vastgelegd, in principe per vier jaar, binnen de zes maanden na de laatste dag van het afsluiten van de sociale verkiezingen, volgens de modaliteiten van de sociale verkiezingen;

-      de drempel voor het instellen van een vakbondsafvaardiging wordt vastgelegd op 25 werknemers, berekend volgens de modaliteiten van de sociale verkiezingen;

-      het aantal mandaten bedraagt, in functie van het aantal arbeiders van de onderneming, ongeacht het totaal aantal werknemers:

-      20 à 75 arbeiders :                2 afgevaardigden

-      76 à 150 arbeiders :             3 afgevaardigden

-      151 à 300 arbeiders :           4 afgevaardigden

-      301 à 500 arbeiders :           5 afgevaardigden

-      501 à 1000 arbeiders :         6 afgevaardigden

-      1001 à 2000 arbeiders :      8 afgevaardigden

-      2001 en meer arbeiders :  10 afgevaardigden.

-     in de ondernemingen met 20 à 75 arbeiders wordt de syndicale delegatie geïnstalleerd wanneer minstens de helft van de arbeiders aangesloten is bij een of meerdere representatieve werknemersorganisaties. In de ondernemingen met meer dan 75 arbeiders is de oprichting van de syndicale delegatie onderworpen aan de voorwaarde dat minstens 1/3 van de arbeiders aangesloten zijn bij een of meerdere representatieve werknemersorganisaties.

-     in de ondernemingen met 20 à 30 arbeiders zullen er geen plaatsvervangers aangesteld worden.

-     andere overeenkomsten op ondernemingsniveau blijven mogelijk.

Artikel 23

De partijen zullen het taalgebruik van het model van intern reglement voor de ondernemingsraad actualiseren.

Artikel 24

De partijen zullen de unanimiteitsregel in het model van intern reglement voor de ondernemingsraad vervangen door de volgende regel:

"In principe worden de beslissingen unaniem genomen. Geen enkel lid heeft echter een vetorecht behalve wanneer hij de enige verkozene is van de categorie van de representatieve werknemersorganisatie die hem voorgedragen heeft".

HOOFDSTUK XIV - Syndicale premie

Artikel 25

De partijen verbinden er zich toe vanaf het refertejaar 2002 (uitbetaling 2003) de syndicale premie te verhogen zonder dat hiervoor de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid verhoogd moet worden.

De raden van beheer van de Sociale Fondsen zullen het bedrag en de toepassingsmodaliteiten vastleggen.

HOOFDSTUK XV - Internationale solidariteit

Artikel 26

De partijen komen overeen gedurende de jaren 2003 en 2004 een bijdrage van 0,05 % te heffen bestemd voor de financiering van ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. De projecten zullen betrekking hebben tot de verbetering van de voedselvoorziening. De projecten dienen ingediend te worden door Belgische organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. De modaliteiten van deze financiering zullen vastgelegd worden door de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid.

HOOFDSTUK XVI - Functieclassificatie

Artikel 27

De partijen komen overeen een CAO te sluiten met de procedures voor het invoeren op ondernemingsvlak van een functieclassificatie.

HOOFDSTUK XVII - Verlenging van CAO's van bepaalde duur

Artikel 28

De partijen komen overeen de CAO's van bepaalde duur te verlengen gedurende twee jaar.

HOOFDSTUK XVIII - Opvolging van bepaalde thema's

Artikel 29

De partijen komen overeen de volgende thema's grondig te onderzoeken :

-      einde loopbaan;

-      de functieclassificatie en loonschalen van de aardappelverwerkende nijverheid en de groente-industrie;

-      aanpassen van de CAO's eindejaarspremie.

HOOFDSTUK XIX - Sociale vrede

Artikel 30

De syndicale organisaties verbinden er zich toe geen andere eisen te stellen op ondernemingsniveau dan de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK XX - Duur van deze overeenkomst

Artikel 31

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst treden in werking op de dag van de ondertekening en gelden voor onbepaalde duur, behoudens andersluidende bepaling.

De partijen kunnen deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen mits een aanzegging van drie maanden opgestuurd aan de voorzitter van het paritair comité.

 

 

 

 


Historiek
01/01/2023 31/12/2050 01 Sociale programmatie 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Sociale programmatie 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 01 Sociale programmatie 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sociale programmatie 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Sociale programmatie 2015-2016
01/01/2013 31/12/2014 01 Sociale programmatie 2013-2014
01/01/2011 31/12/2012 01 Sociale programmatie 2011-2012
01/01/2009 31/12/2010 01 Sociale programmatie 2009-2010 en invulling van het interprofessioneel akkoord 2009-2010
01/01/2007 31/12/2008 01 Sociale programmatie 2007-2008
03/05/2007 13/08/2007 01 Sociale programmatie 2007-2008
27/04/2005 31/12/2006 01 Sociale programmatie 2005-2006
04/04/2003 26/04/2005 01 Sociale programmatie 2003-2004
02/07/2003 31/12/2004 01 Sociale programmatie 2003-2004
01/01/2001 31/12/2002 01 Nationaal akkoord