01 Sociale programmatie 2013-2014

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 23/01/2014
Geldig vanaf: 01/01/2013
Geldig tot: 31/12/2014

In het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid werd op 25 november 2013 een sociale programmatie 2013-2014 gesloten. Deze overeenkomst houdt niet alle technische modaliteiten in. Dat is de reden waarom zij niet algemeen verbindend verklaard wordt. De partijen zullen de nodige uitvoeringsovereenkomsten afsluiten en algemeen verbindend laten verklaren om uitwerking te geven aan dit kader.

Deze sociale programmatie zal omgezet worden in collectieve arbeidsovereenkomsten.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze sociale programmatie.

Toepassingsgebied

Artikel 1

§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de voedingsnijverheid.

§ 2. Met “arbeiders” worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

Premies

Artikel 2

§ 1. Dit artikel is niet van toepassing op de bakkerijen, de banketbakkerijen die “verse” producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij.
§ 2. Per 1 januari 2014 worden de minimumbedragen van de sectorale ploegenpremies vastgelegd als volgt:
- Ochtendpremie : 0,47 EUR
- Namiddagpremie : 0,53 EUR
- Nachtpremie : 1,86 EUR
Deze bepaling doet geen afbreuk aan de bestaande sectorale minimumpercentages.

Ploegenpremie bakkerijen

Artikel 3

De sociale partners stellen de invoering van het principe van een ploegenpremie in de bakkerijen, de banketbakkerijen die “verse” producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij uit tot de sectorale onderhandelingen 2015-2016.

Eindejaarspremie

Artikel 4

De vier bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de eindejaarspremie voor de voedingsnijverheid algemeen, voor de bakkerijen, de banketbakkerijen die “verse” producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij, voor de groenten en voor de suiker zullen worden vervangen door één enkele collectieve arbeidsovereenkomst waarbij de toekenningsvoorwaarden vanaf 1 januari 2014 worden geharmoniseerd op basis van volgende principes :
- Recht op eindejaarspremie na 1 maand dienst;
- Gelijkstellingen op basis van de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie;
- Een maand waarin de betrokken arbeider in dienst is getreden uiterlijk de 15de of nog steeds in dienst was na de 15de geeft recht op 1/12de van de premie;
- Ogenblik van betaling: vóór 25 december
- Geen recht bij vrijwillig vertrek in het eerste jaar dienst of in geval van ontslag om dringende reden.

Sectoraal pensioenplan

Artikel 5

§ 1. Vanaf 1 januari 2014 verhoogt de globale inspanning van de werkgevers voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel met 0,22 % naar 1,65 % van de brutolonen x 108%.
§ 2. Indien de werkgever buiten toepassingsgebied valt van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel of de opting out van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel toepast, en voor zover zijn pensioentoezegging minstens evenwaardig is aan de sectorale pensioentoezegging, wordt een enveloppe van 0,15% van de loonmassa toegewezen aan de onderneming die gebruikt moet worden met respect van het wettelijk kader van de onderhandelingen 2013-2014. Onder loonmassa wordt begrepen de brutolonen en de bijhorende sociale lasten.

Artikel 6

Met behoud van de bestaande voorwaarden en zonder verhoging van de bijdragen voor het Fonds 2e pijler, worden vanaf 1 januari 2014 de solidariteitsprestaties als volgt vastgelegd :
- Overlijden : 2.000 EUR eenmalig;
- Arbeidsongeschiktheid : 200 EUR eenmalig;
- Economische werkloosheid : 0,75 EUR per dag.

Stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT)

Artikel 7

De partijen zullen de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake SWT verlengen
- tot 31 december 2014 voor SWT vanaf 58 jaar
- tot 31 december 2015 voor SWT vanaf 58 jaar voor arbeiders tewerkgesteld in het kader van een zwaar beroep
- tot 31 december 2015 voor SWT vanaf 56 jaar mits loopbaan van 40 jaar
- tot 31 december 2014 voor SWT vanaf 56 jaar met 20 jaar nachtprestaties en 33 jaar loopbaan.

Artikel 8

§ 1. Dit artikel is niet van toepassing op de bakkerijen, de banketbakkerijen die “verse” producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij.
§ 2. Met het oog op het bewaren van het financieel evenwicht van het Waarborg en Sociaal Fonds van de voedingsindustrie (hierna verder “sociaal fonds” genoemd), nemen de sociale partners onderstaande maatregelen. Deze maatregelen kunnen niet beschouwd worden als bijkomende voorwaarden inzake toegang tot SWT.
§ 3. Voor de SWT’s vanaf 56 jaar met een loopbaan van 33 jaar waarvan 20 jaar in een regime met nachtprestaties die een aanvang nemen in de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2014, is de bedrijfstoeslag tot en met de wettelijke pensioenleeftijd ten laste van de werkgever. De werkgever kan deze bedrijfstoeslag, exclusief bijzondere patronale bijdragen , terugvorderen van het sociaal fonds.

De raad van beheer van het sociaal fonds zal een plafond vastleggen om misbruiken te voorkomen en zal de verdere modaliteiten van deze terugbetaling (2 x per jaar en binnen termijn van 3 maanden) vastleggen.

Deze maatregel wordt begin 2015 geëvalueerd in functie van haar impact op de financiële situatie van het sociaal fonds.
§ 4. Voor SWT dat een aanvang neemt vanaf 1 januari 2014, worden de modaliteiten van tussenkomst door het sociaal fonds in de bedrijfstoeslag als volgt gewijzigd :
- Voor SWT vanaf 58 jaar en 56 jaar : de werkgever moet reeds 7 jaar aangesloten zijn bij het sociaal fonds en de arbeider moet gedurende 7 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met een werkgever van de voedingsnijverheid, waarvan 2 jaar onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag. 

- Voor SWT vanaf 60 jaar : de werkgever moet reeds 5 jaar aangesloten zijn bij het sociaal fonds en de arbeider moet gedurende 5 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met een werkgever van de voedingsnijverheid waarvan 2 jaar onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag.

Tijdkrediet

Artikel 9

§ 1. De sociale partners zullen de lopende sectorale ’collectieve arbeidsovereenkomsten inzake tijdkrediet aanpassen aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen.

Met ingang van 1 december 2013 zal de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2005 betreffende een aanvullende vergoeding in geval van tijdskrediet eveneens het recht voorzien op de vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5de vanaf de leeftijd van 50 jaar op basis van een beroepsloopbaan van 28 jaar overeenkomstig artikel 8 §3 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103.
§ 2. De sociale partners zullen binnen de 3 maanden in toepassing van artikel 6, § 5 c) van het KB van 12/12/2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, B.S. 18/12/2001 aan de bevoegde minister onder de vorm van een advies een lijst overmaken met knelpuntberoepen voor de uitoefening van het halftijds tijdskrediet vanaf 50 jaar voor werknemers tewerkgesteld in een zwaar beroep dat voorkomt op de lijst van knelpuntberoepen.

Eindeloopbaandagen

Artikel 10

§ 1. Dit artikel is niet van toepassing op de bakkerijen, de banketbakkerijen die “verse” producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij.
§ 2. Rekening houdend met de maatregelen inzake de responsabilisering van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag bepaald in artikel 8, worden met ingang van 1 januari 2014 eindeloopbaandagen ingevoerd volgens onderstaande modaliteiten.

Werknemers die voldoen aan de loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden voor de sectorale regelingen SWT en die verder blijven werken, hebben recht op :
- 3 eindeloopbaandagen per jaar vanaf 56 jaar;
- 6 eindeloopbaandagen per jaar vanaf 58 jaar.
§ 3. In de ondernemingen waar arbeiders op de vermelde leeftijden reeds beschikken over extra verlofdagen, kunnen deze eindeloopbaandagen worden omgezet in een gelijkwaardig voordeel voor die arbeiders.

Overstap van zwaar naar licht werk

Artikel 11

De sociale partners herinneren aan de aanbeveling nr. 20 van de Nationale Arbeidsraad van 9 juli 2008 om oudere werknemers aan het werk te houden in de ondernemingen met name door hen lichter werk aan te bieden. Zij bevelen de ondernemingen aan deze toe te passen en bekendheid te geven aan de voorziene tijdelijke financiële compensatie ten laste van de RVA wanneer deze werknemers door loonverlies worden getroffen.

Klein verlet

Artikel 12

In het kader van de harmonisering tussen arbeiders en bedienden wordt met ingang van 1 december 2013 de volgende sectorale regeling inzake klein verlet ingevoerd, als aanvulling op de bestaande wetgeving :
- Huwelijk van de werknemer : 3 dagen
- Overlijden van de echtgenoot, een kind van de werknemer of van zijn echtgenoot, de (schoon)vader, (schoon)moeder, stiefvader of moeder van de werknemer : 5 dagen op te nemen binnen de zes maand vanaf de dag van het overlijden.

Stressbeleid en ergonomie

Artikel 13

De sociale partners zullen vanuit het IPV (Initiatieven voor Professionele Vorming) aan de ondernemingen een geschikt opleidingsaanbod aanbieden over het stressbeleid en ergonomie.

Permanente vorming

Artikel 14

§ 1. In toepassing van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en het koninklijk besluit van 11 oktober 2007, komen de partijen overeen om de vormingsinspanningen te verhogen volgens de modaliteiten afgesproken in dit artikel.
§ 2. De werkgever dient vanaf 1 januari 2013 de inspanningen inzake professionele vorming voor de arbeiders op jaarbasis te verhogen tot 1,20 % van het totaal volume van de gepresteerde arbeidstijd van alle arbeiders van de onderneming. Dit percentage wordt vanaf 1 januari 2014 gebracht op 1,30 %.
§ 3. Om deze doelstelling te bereiken, dienen alle ondernemingen met 20 werknemers of meer vanaf 1 januari 2014 een opleidingsplan op te stellen.
De sociale partners zullen een sectoraal model van opleidingsplan uitwerken waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de participatie van risicogroepen.
Om beroep te kunnen doen op de financiële tussenkomst van het IPV, moeten de bedrijven met 20 werknemers of meer over een opleidingsplan beschikken. Deze maatregel doet geen afbreuk aan de bestaande voorwaarden voor tussenkomst door het IPV.

§ 4. Voor de ondernemingen met minder dan 20 werknemers zullen de sociale partners binnen IPV nadenken over specifieke projecten om kleinere ondernemingen en hun arbeiders te bereiken. Deze maatregel zal geëvalueerd worden voor de onderhandelingen 2015-2016.

§ 5. IPV zal vanaf 2014 aan de arbeiders een opleidingsfiche bezorgen met een overzicht van alle gevolgde opleidingen via IPV.
§ 6. Elke arbeider zal beschikken over een initiatiefrecht om een onderhoud te vragen met de verantwoordelijke over zijn opleidingsmogelijkheden.
§ 7. Het dossier met betrekking tot het aanvangsuur schoolstages voor de bakkerijen wordt uitgesteld naar de sectorale onderhandelingen 2015-2016.

Vrijstelling Startbaanovereenkomsten

Artikel 15

De partijen zullen het nodige doen om gedurende de periode 2013-2014 een vrijstelling te krijgen van de toepassing van het hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid.
Om dit te bereiken zullen ze onder meer in de Raad van Bestuur van het IPV toezien dat:
- 0,15% van de loonmassa van de sector aangewend wordt voor de financiering van vorming van werkzoekenden en werkenden uit de risicogroepen;
- Het aantal industriële leerlingen gespreid over 2 jaar minstens 200 bedraagt;
- Het aantal werkzoekenden en werkenden uit de risicogroepen dat een IPV-vorming geniet minstens 3.000 per jaar bedraagt;
- De vorming van werkzoekenden onder de risicogroepen zodanig georganiseerd wordt dat de kansen op tewerkstelling in de sector reëel zijn.
Deze verbintenis komt te vervallen wanneer de gewenste vrijstelling niet bekomen wordt.
De vrijstelling komt te vervallen wanneer blijkt dat de verbintenis niet is nagekomen.

Uitzendarbeid

Artikel 16

Partijen zullen een collectieve arbeidsovereenkomst afsluiten inzake de verdere omkadering van uitzendarbeid in de sector. Zonder afbreuk te doen aan de bestaande wettelijke en interprofessionele voorwaarden en procedures, zal deze cao volgende maatregelen bevatten :
- De ondernemingsraad en bij ontstentenis de syndicale afvaardiging moet driemaandelijks de nodige informatie ontvangen per werkpost, per motief en per duur teneinde het gebruik van uitzendkrachten te kunnen evalueren.
- Het afsluiten van dagcontracten zal enkel kunnen gebeuren na overleg overeenkomstig artikel 34 van cao nr. 108 van 16 juli 2013 gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de tijdelijke arbeid en de uitzendarbeid en na akkoord van de vakbondsafvaardiging.
De sociale partners ondersteunen ten volle de sectorale commissie voor goede diensten en zullen deze samenroepen om specifieke ondernemingsomstandigheden te bekijken, dit zowel op vraag van de werknemers- als de werkgeversvertegenwoordigers.

Modernisering arbeidsrecht

Artikel 17

§ 1. Dit artikel wordt gesloten in uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 september 2013 tot vaststelling van de onderhandelingsprocedures voor het verhogen van de interne grens van de arbeidsduur die in de loop van een referteperiode moet worden nageleefd en van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust.
§ 2. De interne grens van de arbeidsduur die in de loop van de referteperiode moet worden nageleefd en het quotum overuren waarvoor de arbeider kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 1bis en § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan op vlak van de onderneming worden verhoogd met naleving van volgende procedure :
- Indien er een vakbondsafvaardiging bestaat in de onderneming worden hogervermelde verhogingen vastgesteld door een cao ondertekend door alle in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigde organisaties.
- Bij ontstentenis van een bevoegde vakbondsafvaardiging, worden hoger vermelde verhogingen vastgesteld door :
    - een ondernemingscao waarvan copie zal gestuurd worden naar het paritair comité
    - aanpassing van het arbeidsreglement waarvan copie zal gestuurd worden naar het paritair comité (maatregel van bepaalde duur geldig tot 30/06/2015).

Sociale dialoog

Artikel 18

De sociale partners herinneren aan de instructie van de RSZ in verband met het toekennen van maaltijdcheques voor vormingsdagen in het kader van betaald educatief verlof en zullen deze toepassen op het vlak van de ondernemingen.

Artikel 19

Het aantal syndicale vormingsdagen voor de onderscheiden afgevaardigden van eenzelfde onderneming kan vanaf het lopende refertejaar onbeperkt geglobaliseerd worden. Eenzelfde arbeider die aangeduid is om aan vormingsdagen deel te nemen, kan dus het volledige totaal aan syndicale vormingsdagen per refertejaar opgebruiken. De globalisering gebeurt per syndicale organisatie.

Bestaanszekerheid tijdelijke werkloosheid

Artikel 20

De aanvullende vergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid zal vanaf 1 januari 2014:
- 7,20 EUR bedragen voor de 1ste vijf werkloosheidsdagen en
- 10,27 EUR bedragen vanaf de 6de werkloosheidsdag.

Bestaanszekerheid langdurige ziekte

Artikel 21

§ 1. De aanvullende vergoeding in geval van langdurige ziekte ten laste van het Waarborg- en Sociaal Fonds zal 6,88 EUR per dag bedragen. Deze verhoging wordt toegepast vanaf de eerste uitbetaling na 1 januari 2014.

§ 2. De verhoging van de aanvullende vergoeding in geval van langdurige ziekte gebeurt zonder dat de bijdrage aan het Sociaal Fonds verhoogd moet worden.

Aanvullende vergoeding in geval van werkloosheid na ontslag

Artikel 22

De aanvullende vergoeding in geval van werkloosheid na ontslag bedraagt vanaf 1 januari 2014 5,79 EUR per dag.

Aanvullende vergoeding in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens medische overmacht

Artikel 23

De aanvullende vergoeding indien een einde aan de arbeidsovereenkomst wordt gemaakt door medische overmacht, bedraagt vanaf 1 januari 2014 10,35 EUR per dag.

Kledijvergoeding

Artikel 24

De werkgevers dienen de werkkledij ter beschikking te stellen en te onderhouden. De kost voor de onderneming kan vanaf 1 januari 2014, per week, geschat worden op:
- 3,60 EUR voor het ter beschikking stellen van de werkkledij
- 4,25 EUR voor het onderhoud.

Classificatie

Artikel 25

§1. De sociale partners zullen in de periode 2013-2014 de besprekingen rond de invoering van een wetenschappelijke functieclassificatie en de bijhorende minimumlonen voor de koffiebranderijen.
§ 2. De sociale partners zullen in de periode 2013-2014 een wetenschappelijke functieclassificatie voor de koekjes- en chocoladefabrieken opstarten.

Bevoegdheid paritair comité

Artikel 26

De sociale partners zullen binnen hun wettelijke mogelijkheden de bevoegdheid van het paritair comité verduidelijken en de nodige stappen zetten om deze te officialiseren.

Sociale vrede

Artikel 27

De syndicale organisaties verbinden er zich toe geen andere eisen te stellen op ondernemingsniveau dan de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Duur van deze overeenkomst

Artikel 28

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst treden in werking op 1 januari 2013 en gelden voor onbepaalde duur, behoudens andersluidende bepaling.

De partijen kunnen deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen mits een aanzegging van drie maanden opgestuurd aan de voorzitter van het paritair comité en de andere partijen die er vertegenwoordigd zijn.


Historiek
01/01/2023 31/12/2050 01 Sociale programmatie 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Sociale programmatie 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 01 Sociale programmatie 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sociale programmatie 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Sociale programmatie 2015-2016
01/01/2013 31/12/2014 01 Sociale programmatie 2013-2014
01/01/2011 31/12/2012 01 Sociale programmatie 2011-2012
01/01/2009 31/12/2010 01 Sociale programmatie 2009-2010 en invulling van het interprofessioneel akkoord 2009-2010
01/01/2007 31/12/2008 01 Sociale programmatie 2007-2008
03/05/2007 13/08/2007 01 Sociale programmatie 2007-2008
27/04/2005 31/12/2006 01 Sociale programmatie 2005-2006
04/04/2003 26/04/2005 01 Sociale programmatie 2003-2004
02/07/2003 31/12/2004 01 Sociale programmatie 2003-2004
01/01/2001 31/12/2002 01 Nationaal akkoord