01 Nationaal akkoord

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 31/05/2001
Geldig vanaf: 01/01/2001
Geldig tot: 31/12/2002

In het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid met uitzondering van de sector van de bakkerijen en de artisanale banketbakkerijen werd op 5 april 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de sociale programmatie (geen algemeen verbindendverklaring).

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

 

Verschillende delen van deze CAO maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO ’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Enkele belangrijke algemene regels inzake collectieve arbeidsovereenkomsten

 

·       Regels geldig voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten :

 

Een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan (Nationale Arbeidsraad, paritair comité, paritair subcomité) evenals een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan zijn bindend voor :

–         de ondertekenende organisaties, de werkgevers die lid zijn van de ondertekenende werkgeversorganisaties en de ondertekenende werkgevers, vanaf de ondertekening ;

–         de organisaties die tot de CAO toetreden, de werkgevers lid van een toetredende werkgeversorganisatie en de toetredende werkgevers, vanaf de toetreding ;

–         de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie ;

–         de werknemers van een gebonden werkgever.

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (loonvoorwaarden, arbeidsduur, eindejaarspremie, klein verlet, enz.) regelen, op een collectieve wijze, de individuele rechten van de  werknemers en wijzigen dus impliciet de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer een CAO ophoudt uitwerking te hebben, dan blijven de regels ervan bijgevolg van toepassing via de individuele arbeidsovereenkomsten t.a.v. de werknemers die in dienst waren vóór de einddatum van de CAO. De via de CAO verkregen voordelen blijven dus verworven.

 

·       Regels geldig voor collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan :

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (lonen, premies, arbeidsduur, ...) zijn bindend voor alle werkgevers die vallen onder het ressort van het paritair orgaan, voor zover zij geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, vanaf de vijftiende dag na publicatie van het bericht van neerlegging in het BS, behalve wanneer de partien in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een strijdig beding hebben opgenomen en de werkgever geen lid is van een ondertekenende organisatie.

 

De algemeen verbindend verklaarde CAO is retroactief bindend voor alle werkgevers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en die geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, zonder enige uitzondering. Het koninklijk besluit heeft uitwerking vanaf de inwerkingtreding van de CAO, maar kan nooit meer dan één jaar terugwerken.

 

Wanneer de werkingssfeer van een paritair comité of paritair subcomité wordt gewijzigd, blijven de in die comités gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór de wijziging eronder vielen, totdat in het comité waaronder zij na de wijziging ressorteren, de toepassing van de in dit comité geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers is geregeld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekst van de CAO van 5 april 2001

 

Toepassingsgebied

Artikel 1

§1            Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de voedingsnijverheid, met uitzondering van de sector van de bakkerijen en de artisanale banketbakkerijen.

§2            Met arbeiders worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

Kader

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000.

Permanente vorming

Artikel 3

§1            De sociale partners bevestigen dat de werking van het Instituut voor Professionele Vorming (IPV) moet rusten op een bijdrage van in principe 0,20%, met inbegrip van de bijdrage van 0,10% voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen.

§2            Bij wijze van afwijking zal vanaf het derde kwartaal 2001 tot en met het eerste kwartaal 2003 de bijdrage beperkt worden tot 0,10% bestemd voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor risicogroepen.

§3            Vanaf het tweede kwartaal 2003 zal de bijdrage opnieuw 0,20% bedragen.

§4            De sociale partners zullen een CAO afsluiten om deze bijdrage te innen. Deze CAO zal gelden van 1 juli 2001 tot 30 juni 2003.

Artikel 4

§1            De werkgever is eraan gehouden een volume professionele vorming te organiseren voor de arbeiders, overeenstemmend op jaarbasis met 0,60% in 2001 en 0,70% in 2002 van het totaal volume van de gepresteerde arbeidstijd van alle arbeiders van de onderneming.

§2            De werkgever dient de informatie over de toepassing van deze maatregel te organiseren zoals artikel 8 van CAO nummer 9 en de reglementering betreffende de sociale balans het voorschrijft.

Paritair commentaar: De werkgever zal op het einde van elk jaar moeten kunnen bewijzen dat hij een aantal uren vorming georganiseerd heeft ten belope van 0,60% resp. 0,70% van het totaal van gepresteerde arbeidsuren van alle arbeiders samen.  De sociale partners raden aan deze berekeningen te laten overeenstemmen met deze van de sociale balans.

 

Deze hoegrootheid van «collectieve arbeidstijd» komt overeen met het aantal voltijds-equivalenten vermenigvuldigd met de gewone arbeidsduur. De berekeningsmethode zoals die gebruikt wordt om de rubrieken 580 en 581 van de sociale balans in te vullen is naar de mening van de partijen dan ook de meest aangewezen.

 

Voor het begrip professionele vorming verwijzen we eveneens naar de definitie in de sociale balans. Elke professionele vorming, intern of extern, in seminarievorm, «on the job» of gebruik makend van nieuwe didactische technieken, komt in aanmerking.  De tijd besteed aan professionele vorming dient beschouwd te worden als arbeidstijd vermits de arbeider ter beschikking van de werkgever staat.

Brugpensioen

Artikel 5

De partijen zullen de bestaande CAO’s inzake brugpensioen verlengen tot 30 juni 2003.

Bovendien zullen de partijen in de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid onderzoeken hoe de aanvullende vergoedingen aan te passen aan de evolutie van de lonen van de voedingsindustrie zonder dat dit evenwel oorzaak kan zijn van verhoging van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid.

Werkgelegenheid

Artikel 6

§1            De partijen komen overeen de regeling van halftijdse loopbaanonderbreking vanaf 55 jaar van de sector te verlengen tot 31.12.2001.

§2            De partijen zullen dezelfde regeling aanpassen aan het nieuw systeem van het tijdskrediet dat zal gelden vanaf 1 januari 2002.

Koopkracht

Artikel 7

§1            De partijen komen overeen dat de reële lonen en de sectorale minimumlonen in de periode 2001-2002 nominaal zullen stijgen met 6.00 %, indexeringen inbegrepen.

§2            Met uitzondering van de brutouurlonen van de arbeiders van de slachthuizen, vleesconservenondernemingen, darmslijmerijen en vetsmelterijen gaat de eerste loonsverhoging in per 1 mei 2001 en bedraagt 1 %.

De tweede loonsverhoging gaat in per 1 juni 2002 en bedraagt 1 %.

De derde en laatste verhoging gaat in per 1 november 2002 en bedraagt het saldo van de hierboven afgesproken verhoging.

Het paritair comité zal in de loop van januari 2002 de ratio van de laatste verhoging bepalen aan de hand van de volgende formule. Het saldo wordt berekend door de afgesproken nominale verhoging verhoogd met 100, zijnde 106, te delen 100 verhoogd met de gecumuleerde kost van de opeenvolgende indexeringen en loonsverhogingen van de jaren 2001 en 2002.

§3            De bruto-uurlonen van de arbeiders van de slachthuizen, vleesconservenondernemingen, darmslijmerijen en vetsmelterijen worden per 1 juni 2002 verhoogd met 1%.

De tweede en laatste verhoging gaat in per 1 november 2002 en bedraagt het saldo van de algemeen afgesproken nominale verhoging. Dit saldo wordt berekend volgens de modaliteiten beschreven in vorige paragraaf.

§4            De sectorale minimumlonen van de slachthuizen, vleesconservenondernemingen, darmslijmerijen en vetsmelterijen worden per 1 november 2002 verhoogd om de algemeen afgesproken nominale verhoging te bereiken.

Het paritair comité zal in de loop van januari 2002 de ratio van de verhoging bepalen aan de hand van de volgende formule. De berekening gebeurt door de afgesproken nominale verhoging verhoogd met 100, zijnde 106, te delen door gecumuleerde kost van de voorbije indexeringen van de jaren 2001 en 2002, verhoogd met 100.

Paritair commentaar : een voorbeeld voor de voedingsindustrie buiten de vleesbranche.

Afspraak : nominale verhoging met 6,00%.

Veronderstellingen :

-      De grensindex wordt overschreden in juli 2001 ;

Het viermaandelijkse gemiddelde van de gezondheidsindex van de maand december 2001 bedraagt 107,76. De indexering per 1 januari 2002 bedraagt dan 107,76 : 106,98 = 0,73%.

De evolutie van het loon in chronologische volgorde :

-      01.05.2001 : 1% conventionele verhoging ;

-      01.07.2001 : 2% index (overgangsmaatregel) ;

-      01.01.2002 : eerste jaarindexering = 0,73%;

-      01.06.2002 : 1% conventionele verhoging ;

-      01.11.2002 : saldo dit is :

-      (6,00 + 100) : 100 * 1,01 * 1,02 * 1,0073 * 1,01 = 106,00 : 104,81 = 1,0114

of 1,14 % conventionele verhoging

Paritair commentaar : De bijzondere situatie van de vleessector, voornamelijk de lage rendabiliteit ten gevolge van de scherpe stijging van grondstofprijzen en verwerkingskosten van beendermeel en slachtafval en van de marktverstoring als gevolg van de BSE-crisis en de opstoot van mond- en klauwzeer verantwoorden volgens de onderhandelaars een bijzondere regeling voor de vleessector.

Artikel 8

§1            Partijen komen overeen de CAO van 30 april 1999 betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer voor de arbeiders in de voedingsindustrie te vervangen door een CAO die vanaf 1 januari 2002 de jaarlijkse indexering van de lonen voorschrijft op leest van de volgende beginselen :

§2            De reële lonen en de sectorale minimumlonen zullen elk jaar op 1 januari worden aangepast in functie van de reële evolutie van het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste 12 maanden (december jaar – 1 tegenover december jaar – 2)

§3            Bij wijze van overgangsmaatregel zal op 1 januari 2002 de indexering de inflatie omvatten tussen de laatste overschreden grensindex (106,98) en het viermaandelijks gemiddelde van de gezondheidsindex van de maand december 2001, december 2001.

§4            Deze nieuwe regeling geldt tot 30 juni 2003.

Betaling van een premie

Artikel 9

Een éénmalige koopkrachtpremie van 2000 BEF wordt betaald met het loon van de maand oktober 2001 volgens de modaliteiten van de eindejaarspremie.

Ondernemingsoverleg

Artikel 10

§1            Een ondernemings-CAO gesloten vóór 31 december 2001 kan de reële loonsverhogingen bepaald in deze overeenkomst vervangen door andere voordelen, voor zover de sectorale minimumlonen en premies nageleefd worden.

Paritair commentaar : Volgens de principes van het ondernemingsoverleg is het bijvoorbeeld mogelijk om in een ondernemingsakkoord andere toepassingsdata van de loonsverhogingen overeen te komen.  Het vervroegen van de data voor de overeengekomen loonsverhogingen wordt beschouwd als het toekennen van een voordeel.

§2            Bovenop de kost van 6,2%, zijnde de totale kost van deze CAO, kunnen op ondernemingsniveau overeengekomen worden :

-      recurrente maatregelen ten belope van maximum : 0,2% van de reële lonen per 31 december 2000,

en

-      éénmalige maatregelen ten belope van maximum : 0,4% van de reële lonen per 31 december 2000.  Deze laatste mogelijkheid is evenwel beperkt tot ondernemingen waarvan op basis van een evaluatie van hun economische situatie tijdens de twee voorbije jaren, zou blijken dat hun prestaties bijzonder goed was.

§3            De partijen onderschrijven het beginsel dat het locaal overleg voor de aanwending van deze enveloppe bestaat in het zoeken naar evenwichten tussen de verbetering van de mobiliteit, de functieclassificatie, de loon- en arbeidsvoorwaarden, verdeling van de arbeid, de bedrijfsgebonden noden en de financiële draagkracht van de bedrijven. Alle modaliteiten voor verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden zijn bespreekbaar.

Premies

Artikel 11

§1            De premie van 5.600 BEF wordt in 2001 gebracht op 5.820 BEF en in 2002 op 145 EUR.

§2            Partijen bevelen de werkgevers aan om naar aanleiding van de omschakeling van de lonen in EUR deze jaarlijkse premie, voor zover die als dusdanig nog toegekend wordt, om te zetten in het uurloon.

Artikel 12

Per 1 oktober 2002 worden de minimumbedragen van de ploegenpremies vastgelegd als volgt :

-      voedingsindustrie met uitzondering van de groentenijverheid :

-      ochtendpremie : 0,35 EUR

-      namiddagpremie : 0,40 EUR

-      minimum nachtpremie : 1,40 EUR

-      groentenijverheid

-      ochtendpremie : 0,30 EUR

-      namiddagpremie : 0,30 EUR

-      minimum nachtpremie : 0,93 EUR

Deze regeling doet geen afbreuk aan de bestaande minimumpercentages.

Aanpassing van de vijfdagenweek

Artikel 13

Partijen komen overeen vanaf 1 januari 2002 één nieuwe regeling voor de ganse sector in te voeren betreffende de vijfdagenweek ter vervanging van alle bestaande regelingen.

Deze regeling is gebaseerd op de volgende principes :

-      de werkweek wordt verdeeld over 5 dagen ;

-      voor zover er een economische noodzakelijkheid is, zijn afwijkingen mogelijk ;

-      in geval zondagarbeid door artikel 12 van de arbeidswet toegelaten wordt ;

-      in geval overwerk door artikel 25 en 26 van de arbeidswet toegelaten wordt ;

-      op basis van vrijwilligheid is het mogelijk de arbeiders zes dagen per week te laten werken. De vrijwilligheid moet schriftelijk vastgesteld worden. Indien er onvoldoende vrijwilligers zijn dan kan de werkgever, mits verwittiging 6 weken op voorhand de arbeiders 6 maal per refertejaar, vastgelegd in het arbeidsreglement, laten werken. In deze gevallen kan de arbeider zijn recuperatiedag vrij kiezen mits een verwittiging 6 weken op voorhand.

-      in geval een bestaande of nog te sluiten ondernemings-CAO, de afwijking op de vijfdagenweek regelt ;

-      in geval van regelmatige en daadwerkelijke toepassing vóór 5 april 2001 in de ondernemingen op basis van de vroegere sub-sectorale afwijkingen. Dergelijke toepassing blijven bestaan en zal vóór 31 december 2002 omgezet worden in een ondernemings-CAO.

-      recuperatie per volledige dag zodat het gemiddelde van 5 dagen per week in een periode van een kalenderjaar nageleefd wordt.

-      premie : 25%. Deze premie is niet verschuldigd indien deze premie geïntegreerd is in een ploegenpremie of vervangen wordt door gelijkwaardige voordelen bepaald in een ondernemingsovereenkomst.

-      premie 50% indien er gewerkt wordt op de zesde dag van de week waarin een feestdag of vervangende feestdag op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag valt .

-      premie 87,5% indien er bij toepassing van de arbeidswet overloon betaald moet worden.

Referteperiode voor variabele deeltijdse uurregelingen

Artikel 14

Partijen komen overeen om, zoals artikel 11bis van de wet op de arbeidsovereenkomsten het toelaat, de referteperiode voor de berekening van het variabele deeltijdse uurregelingen op 12 maanden te brengen.  Elk uurrooster dient opgenomen te worden in het arbeidsreglement.

Elke uurregeling dient individueel overeengekomen te worden.

Afschaffing van het systeem van de instaplonen

Artikel 15

Het systeem van de instaplonen ingevoerd in 1999 wordt vanaf 1 mei 2001 afgeschaft.

Transportkosten

Artikel 16

De partijen zijn het eens om vanaf 1 april 2001 de nieuwe werkgeversvergoeding voorzien in het Interprofessioneel Akkoord (gemiddeld 60%) voor de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer uit te breiden tot alle vervoermiddelen.

Artikel 17

De bestaande regeling voor vergoeding voor het vervoer per fiets wordt verlengd voor onbepaalde duur.

Carenzdag

Artikel 18

De partijen komen overeen de bestaande regeling voor de betaling van de carenzdag vanaf 1 januari 2002 te vervangen door de volgende regeling :

-      betaling van de eerste carenzdag op jaarbasis indien de arbeider op het ogenblik van de ziekte een anciënniteit bereikte van 3 jaar ;

-      betaling van de eerste twee carenzdagen op jaarbasis indien de arbeider op het ogenblik van de ziekte een anciënniteit bereikte van 6 jaar.  De anciënniteit vereist in vorige alinea kan verworven worden door optelling van al dan niet onderbroken tewerkstelling bij dezelfde werkgever.

Opzeggingstermijnen

Artikel 19

§1            Partijen zijn unaniem de mening toegedaan dat het KB van 21 juni 1999 tot vaststelling van de opzeggingstermijnen gewijzigd dient te worden als volgt :

§2            Bij toepassing van artikel 61 van de wet op de arbeidsovereenkomsten geldt bij ontslag gegeven door de werkgever een opzeggingstermijn gelijk aan vijf weken verhoogd met één week per volledig jaar anciënniteit.

§3            Indien het ontslag gegeven wordt met het oog op brugpensioen of wettelijk pensioen wordt de opzeggingstermijn herleid tot de regeling bepaald in de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

§4            Deze regeling verandert niets aan de wettelijke regels inzake proefperiode en verkorte opzeggingstermijnen tijdens de eerste zes maanden van de dienstbetrekking.

§5            In geval van ontslag gegeven door de arbeider bedragen de opzeggingstermijnen de helft van de opzeggingstermijnen die nageleefd moeten worden door de werkgever, met een maximum van 8 weken.  Indien de uitslag van deze deling niet in volledige weken kan uitgedrukt worden dient de opzeggingstermijn naar beneden afgerond te worden.

§6            Deze regeling gaat in op de dag van publicatie van het Koninklijk Besluit hierover in het Belgisch Staatsblad.

Bestaanszekerheid in geval van werkloosheid na ontslag

Artikel 20

§1            De aanvullende vergoeding op de werkloosheidsuitkeringen verschuldigd in geval van ontslag door de werkgever zal in 2001 180 BEF (vanaf 1 januari 2002 4,50 EUR) per effectieve werkloosheidsdag bedragen.

§2            Deze aanvullende vergoeding is verschuldigd voor de dagen van werkloosheid na de opzeggingstermijn of periode gedekt door een opzeggingsvergoeding tijdens een periode gelijk aan 1 week per volledig jaar anciënniteit.

§3            Deze aanvullende vergoeding kan niet worden gecumuleerd met de vergoeding in het kader van brugpensioen, collectief ontslag of sluiting van onderneming.

§4            Deze regeling gaat in op de dag van publicatie van het Koninklijk Besluit betreffende de hierbovenvermelde opzeggingstermijnen in het Belgisch Staatsblad.

Bestaanszekerheid in geval van tijdelijke werkloosheid

Artikel 21

De bestaande aanvullende vergoeding zal vanaf 1 januari 2002 3,5 EUR bedragen voor alle arbeiders ongeacht de leeftijd.

Artikel 22

§1            Partijen komen overeen dat het bedrag van de bestaanszekerheid voor de arbeiders van de slachthuizen, vleesconserven, darmslijmerijen en vetsmelterijen verhoogd wordt tot 200 BEF per dag economische werkloosheid tussen 1 mei 2001 en 31 oktober 2002, zonder beperking van het aantal dagen.

§2            De partijen zullen in de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid de modaliteiten vastleggen om het verschil tussen 200 BEF en de kost van de bestaande regelingen van toepassing in de onderneming terug te storten aan de werkgevers.

Bestaanszekerheid in geval van langdurige ziekte

Artikel 23

§1            Het bedrag van de dagelijkse bijkomende vergoeding bovenop de ziekte-uitkering in geval van langdurige ziekte zal worden opgetrokken tot 150 BEF (3,75 EUR vanaf 1 januari 2002) gedurende de periode lopende van 1 juli 2001 tot 30 juni 2003.

§2            De modaliteiten van deze bijkomende vergoeding en de bekendmaking ervan zullen worden uitgewerkt door de Raden van Beheer van de Waarborg- en Sociaal Fondsen voor de voedingsnijverheid.

Voedselveiligheid

Artikel 24

In het geval een arbeider ontslagen wordt omwille van een terechte klacht door de arbeider bij de bevoegde inspectiediensten kan hij zich wenden tot de Raad van Beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds van de voedingsnijverheid om gehoord te worden.

Syndicale premie

Artikel 25

De partijen verbinden er zich toe vanaf het refertejaar 2001 (uitbetaling 2002) de syndicale premie te verhogen zonder dat hiervoor de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid verhoogd moet worden.  De Raden van Beheer van de Sociale Fondsen zullen het bedrag en de toepassingsmodaliteiten vastleggen.

Syndicale vorming

Artikel 26

Om de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld tijdens de nacht dezelfde faciliteiten en rechten toe te kennen inzake syndicale vorming als de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld tijdens de dag, worden zij vrijgesteld van prestaties de nacht voorafgaandelijk aan en volgend op de dag van de vorming met behoud van loon, waarvan er maar één verrekend wordt per effectieve vormingsdag.

Deze regeling gaat in op 1 september 2001 en geldt tot 31 december 2002.

Internationale solidariteit

Artikel 27

De partijen komen overeen van 1 januari 2002 tot 31 december 2002 een bijdrage van 0,05% te laten heffen bestemd voor de financiering van ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. De projecten zullen betrekking hebben tot de verbetering van de voedselketen. De projecten dienen ingediend te worden door Belgische organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. De modaliteiten van deze financiering zullen vastgelegd worden door de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid.

Afwijking

Artikel 28

§1            In het geval dat de toepassing van één of meerdere clausules van deze overeenkomst een onderneming in moeilijkheden kan brengen omwille van economische omstandigheden zoals hoge werkloosheid, vermindering van het productievolume, moeilijkheden op de exportmarkt, duidelijke vermindering van de rendabiliteit enz., dan kan, middels een collectieve arbeidsovereenkomst, de onderneming vrijgesteld worden van de hierboven gestelde verplichtingen.

§2            De toepassing van de vorige paragraaf mag niet als gevolg hebben dat kan afgeweken worden van de sectorale minimumlonen en minimumpremies.

Sociale vrede

Artikel 29

De syndicale organisaties verbinden er zich toe geen eisen te stellen op ondernemingsniveau andere dan de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 30

Alle tijdelijke maatregelen en aanbevelingen van de sector zullen verlengd worden.

Opvolging van bepaalde thema’s

Artikel 31

De partijen komen overeen de volgende thema’s grondig te onderzoeken :

-      de opvolging van het absenteïsme ;

-      de aanpassing van het model van reglement van inwendige orde van de ondernemingsraad ;

-      het gebruik van de syndicale faciliteiten en de bescherming van de vakbondsafgevaardigden;

-      de aanpassing van de functieclassificaties.

Partijen komen overeen tegen uiterlijk 31 maart 2002 een ontwerp-CAO over de eventuele invoer van een sectoraal pensioenplan te maken.

Duur van deze overeenkomst

Artikel 32

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst treden in werking op de dag van de ondertekening en gelden voor onbepaalde duur, behoudens andersluidende bepaling.

 


Historiek
01/01/2023 31/12/2050 01 Sociale programmatie 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Sociale programmatie 2021-2022
01/01/2019 31/12/2020 01 Sociale programmatie 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sociale programmatie 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Sociale programmatie 2015-2016
01/01/2013 31/12/2014 01 Sociale programmatie 2013-2014
01/01/2011 31/12/2012 01 Sociale programmatie 2011-2012
01/01/2009 31/12/2010 01 Sociale programmatie 2009-2010 en invulling van het interprofessioneel akkoord 2009-2010
01/01/2007 31/12/2008 01 Sociale programmatie 2007-2008
03/05/2007 13/08/2007 01 Sociale programmatie 2007-2008
27/04/2005 31/12/2006 01 Sociale programmatie 2005-2006
04/04/2003 26/04/2005 01 Sociale programmatie 2003-2004
02/07/2003 31/12/2004 01 Sociale programmatie 2003-2004
01/01/2001 31/12/2002 01 Nationaal akkoord