2601 26 Werkzekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
325.00.00-00.00

Bijwerking: 08/12/2004
Geldig vanaf: 01/01/2004
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen werd op 12 mei 2003 een protokol akkoord 2003-2004 gesloten. Zij werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekingen onder het nummer 67705/CO/325. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2003.

 

Hierna volgt een uittreksel uit het hierboven genoemde raamakkoord inzake de werkzekerheid.

 

Tekst van de CAO

 

Toepassing van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003, van de Wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren.

 

(…)

 

Inleiding en toepassingsgebied

 

Binnen het kader van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003, van de Wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004 en van de reglementaire bepalingen die deze wet zullen uitvoeren, alsook, wat de inspanningen voor de risicogroepen betreft, van de bepalingen van punt 3 van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 en van zijn basisafspraken, is het volgende overeengekomen in het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen.

 

Onverminderd de regelingen die in de ondernemingen bestaan en gunstiger kunnen uitvallen, geldt de volgende collectieve arbeidsovereenkomst voor de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de openbare kredietinstellingen, en voor hun personeel, tenzij hiervan uitdrukkelijk in deze overeenkomst wordt afgeweken.

 

Beschikkingen

HOOFDSTUK I - Tewerkstellingspolitiek en werkzekerheid

1. Voor de jaren 2003 tot 2004 blijft het behoud van de tewerkstelling een vast gegeven in de sociale politiek van de ondernemingen van de sector. De instellingen zullen dan ook hun traditionele tewerkstellingspolitiek voortzetten, evenwel rekening houdend met de zich wijzigende omstandigheden, zoals bij herstructureringen en fusies, en met de verscherpte concurrentieomgeving, die nieuwe belemmeringen kunnen invoeren in het streven naar een maximale consolidatie van de tewerkstelling.

 

Binnen deze context, zal naar het optimaal behoud van de bestaande activiteiten in de sector en van de lokale werkgelegenheid worden gezocht. Een voluntaristisch beleid zal worden gevolgd om het behoud van de werkgelegenheid te kunnen verwezenlijken voor het personeel van de bedreigde ondernemingen van de sector.

 

Binnen de mogelijkheden van iedere onderneming, zullen de inspanningen gaan naar de vorming en de training van het personeel alsook naar het behoud, de herziening en de uitbreiding van de arbeidsbevorderende en arbeidsherverdelende maatregelen.

 

2.   Indien, overeenkomstig de procedure van de CAO nr. 9 van 9 maart 1972, wordt vastgesteld dat de realisatie van de doelstelling inzake het behoud van de tewerkstelling een ernstig probleem zou vormen voor de toekomst van de onderneming, verbinden de betrokken ondertekenaars zich ertoe samen te zoeken naar mogelijke oplossingen en modaliteiten van sociale begeleiding door middel van een sociaal overleg binnen de onderneming, dat wordt omgezet in een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsvlak.

 

Dit zoeken naar oplossingen en begeleidingsmaatregelen zal o.m. kunnen gebeuren door:

de stopzetting gedurende 6 maanden van de aanwerving van nieuw personeel in functies die door de restrictiemaatregelen zijn getroffen in de diensten waarin deze maatregelen van toepassing zijn;

de beperking van de aanwervingen voor de diensten die niet zijn getroffen door de natuurlijke uittredingen te compenseren door de mutaties van een dienst naar een andere, in de mate dat de kwalificatie, de competentie of een eventuele omscholing van het betrokken personeel het toelaten;

het opzetten van een tewerkstellingsbeleid dat op bedrijfsvlak ondersteund wordt door herklasseringsplannen, door tijdens de looptijd van deze plannen vorming en omscholingsacties te organiseren, die aan het personeel dat de nodige capaciteiten heeft, de mogelijkheid bieden van een dienst naar een andere over te schakelen;

de onderhandeling in bepaalde gevallen over een systeem van vervroegde uittreding.

 

Bij gebrek aan een overeenkomst over de oplossingen die respectievelijk door de betrokken partijen op dit niveau worden in het vooruitzicht gesteld, zal het probleem aan het paritair comité worden voorgelegd dat binnen een maximumtermijn van drie maanden alle middelen te zijner beschikking zal uitputten.

 

Het niet-naleven van de procedure zal de nietigheid tot gevolg hebben van de beslissingen die in dit kader werden genomen, en dit zal zich vertalen in het behoud van de persoon in de onderneming.

 

3.   Indien uit de evaluatie van de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling en de herverdeling van de arbeidstijd blijkt dat bijkomende initiatieven noodzakelijk zijn, komen de partijen overeen deze maatregelen te onderzoeken.

 

4.   De bepalingen van de punten 2 en 3 hiervoren zijn niet toepasselijk op de gevallen van individuele afdanking die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

 

5.   In dergelijke gevallen wordt de volgende procedure toegepast:

 

Artikel 4 van de sectorale collectieve kaderovereenkomst van 23 april 1987, algemeen verbindend verklaard door het Koninklijk Besluit van 3 november 1987, wordt door de volgende bepalingen vervangen:

 

"De OKI's bevestigen hun voornemen hun traditionele politiek inzake zekerheid van tewerkstelling voort te zetten.

 

De werkgever licht de werknemer schriftelijk in over disciplinaire of professionele tekortkomingen die, hetzij eenmalig, hetzij bij herhaling of bij met verbetering, of in combinatie met andere elementen, aanleiding kunnen geven tot ontslag. De kennisgevingen maken deel uit van het ontslagdossier, met de schriftelijk vastgestelde feiten en de directe bewijsstukken tot staving van die feiten.

 

Indien de werkgever, in het raam van die politiek en buiten de proefperiode, overweegt een bij arbeidsovereenkomst tewerkgestelde werknemer te ontslaan om een andere dan een dwingende reden, ontbiedt hij schriftelijk de werknemer op een onderhoud dat binnen vijf werkdagen, de zaterdag uitgesloten, moet plaatshebben. Hij bezorgt de werknemer een kopie van de oproeping die bestemd is voor de vakbondsafgevaardigde van zijn keuze teneinde zich door deze laatste op het onderhoud te laten bijstaan.

 

De werknemer die het voorwerp uitmaakt van deze procedure, ontvangt het ontslagdossier.

 

De definitieve beslissing van de werkgever zal worden medegedeeld binnen drie werkdagen, de zaterdag uitgesloten, volgend op dit onderhoud of op de voor dat onderhoud voorziene datum indien de werknemer niet is opgedaagd.

 

Bij beslissing tot ontslag krijgt de ontslagen werknemer de schriftelijke motivering van het ontslag.

 

In elk geval stelt de werkgever, vóór betekening aan de betrokken werknemer, de vakbondsafvaardiging in kennis van de voorgenomen contractverbrekingen en dit volgens de in iedere OKI bestaande of overeen te komen modaliteiten.

Over de omzetting van de bepalingen van deze procedure in de in de ondernemingen bestaande reglementen, wordt op ondernemingsvlak onderhandeld.

 

Conflicten aangaande de naleving van deze procedure worden voorgelegd aan het paritair comité.

 

De niet-naleving van de procedure beschreven in dit artikel, leidt tot de betaling, bovenop de ontslagvergoeding berekend op basis van de schaal Claeys, van een forfaitaire schadevergoeding gelijk aan 6 of 9 maanden loon, naargelang de anciënniteit van de werknemer begrepen is tussen 1 en 5 jaar of 5 jaar overschrijdt".

 

6.   De bepalingen van dit hoofdstuk I zijn niet toepasselijk op de ondernemingen die voorzien in gelijkwaardige of gunstigere waarborgen in het arbeidsreglement, in een arbeidsovereenkomst of in een bedrijfsakkoord.

 

Met gelijkwaardige of gunstigere waarborgen worden bedoeld de waarborgen zoals die, onder andere, bestaan bij FB-Verzekeringen.

HOOFDSTUK II - Maatregelen ter vrijwaring van de werkgelegenheid

 (…)

 

HOOFDSTUK VII - Uitwerking en geldigheidsduur

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004, met uitzondering van het hoofdstuk III dat van kracht wordt op 1 januari 2003. Ze neemt een einde op 31 december 2004.

 

Punt 5 van hoofdstuk I van deze collectieve arbeidsovereenkomst zal, behoudens opzegging door één van de partijen drie maanden vóór het verstrijken van voormelde geldigheidsduur, stilzwijgend worden verlengd voor opeenvolgende periodes van drie jaar.

 

Opgemaakt te Brussel, op 12 mei 2003, in het Nederlands en in het Frans, beide teksten hebben de rechtsgeldigheid, in vijf exemplaren waarvan één voor elke ondertekenaar van de overeenkomst en één voor de Griffie van de Dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.


Historiek
01/01/2023 31/12/2050 2601 Werkzekerheid
01/01/2021 31/12/2022 2601 Werkzekerheid
01/01/2019 31/12/2020 2601 Werkzekerheid
01/01/2017 31/12/2018 2601 Werkzekerheid
01/01/2015 31/12/2016 2601 Werkzekerheid
01/01/2013 31/12/2014 2601 Werkzekerheid
01/01/2009 31/12/2010 2601 Werkzekerheid
01/01/2007 31/12/2008 2601 Werkzekerheid
01/01/2005 31/12/2006 2601 26 Werkzekerheid
01/01/2004 31/12/2004 2601 26 Werkzekerheid