1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen

Paritair (sub-)Comité nr.:
210.00.00-00.00

Bijwerking: 03/12/2015
Geldig vanaf: 01/01/2015
Geldig tot: 31/12/2016

In het Paritair Comité voor de Bedienden van de Ijzernijverheid werd op 27 oktober 2015 een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten tot bepaling van de inspanningen voor 2015-2016 ten gunste van de risicogroepen. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 25 november 2015 onder het nr. 130316/CO/210. 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Hoofdstuk I - Onderwerp

Artikel 1

Onderhavige overeenkomst is afgesloten in uitvoering

  • van het sectoraal akkoord afgesloten voor de periode 2015-2016
  • van de bepalingen betreffende de inspanning ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen vermeld in afdeling 1 van hoofdstuk VIII van titel XIII van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I)
  • van het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen
  • en in toepassing van het koninklijk besluit van 29 mei 2015 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2015-2016.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied

Artikel 2

Onderhavige overeenkomst is van toepassing in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid (PC nr. 210) vallen en op de gebaremiseerde werknemers die door een arbeidsovereenkomst voor bediende aan deze ondernemingen zijn gebonden.

Hoofdstuk III - Modaliteiten

Artikel 3

De wettelijke bepalingen vermeld in artikelivoorzien de verplichting voor de werkgevers om in 2015 en in 2016 een inspanning toe te staan ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen.

Artikel 4

Deze inspanning moet evenwaardig zijn aan 0,10% van het geheel van de lonen onderworpen aan de sociale zekerheid van het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende mits een verplichte aanwending van 0,05% van de bijdrage voor een of meerdere risicogropen zoals bepaald in het besluit van 19 februari 2013.

Artikel 5

In toepassing van deze overeenkomst worden alle ondernemingen van de sector verzocht om, via het afsluiten van collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten, initiatieven te nemen ten voordele van personen die behoren tot de risicogroepen volgens concrete modaliteiten vast te leggen op het niveau van de ondernemingen, in akkoord met de vakbondsafvaardiging.

Artikel 6

De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst waarvan sprake in artikel 5, moet het begrip risicogroepen, evenals de weerhouden initiatieven vastleggen.

Artikel 7

De collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst houdt noodzakelijkerwijze een verbintenis in om aan deze "initiatieven risicogroepen" een budget te besteden dat voor 2015 en 2016 0,10% van de jaarlijkse RSZ-loonmassa moet bedragen voor het personeel onder arbeidsovereenkomst voor bediende.

Artikel 8

De partijen verbinden zich ertoe elk jaar een evaluatieverslag en een financieel overzicht op te stellen en neer te leggen op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en dit uiterlijk tegen 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomst betrekking heeft.

Artikel 9

De sector doet de follow-up en maakt een paritaire evaluatie van de concretisering van de collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten.

Een exemplaar van de afgesloten collectieve ondernemingsarbeidsovereenkomsten alsook van bovenvermelde evaluatieverslagen en van het financieel overzicht worden overgemaakt aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de ijzernijverheid en aan de ondertekenende partijen van onderhavige overeenkomst.

Artikel 10

De ondertekende partijen vragen de toelating aan de Minister van Werk om de helft van de inspanning van 0,05% voor te behouden aan initiatieven voor werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag of aan de volledig werklozen van minstens 40 jaar oud overeenkomstig de mogelijkheid opengesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013.

Artikel 11

Daartoe voegen de ondertekenende partijen aan onderhavige overeenkomst, ter ondersteuning van hun aanvraag, een uitvoerige motivering toe teneinde aan te tonen dat de sector (PC 210) een sector "in moeilijkheden is en waar de aanwerving grotendeels stopgezet is" zoals hieronder uiteengezet:

a) Huidige cartografie van de productievestigingen van staal in België

In 2015 zijn er negen (9) staalproducerende ondernemingen in werking in België. 
Een tiende onderneming bevindt zich momenteel in een onzekere situatie aangaande de verderzetting van haar activiteit als staalproducent.
De ondernemingen zijn verdeeld over 4 internationale groepen.

De sector telt eveneens twee onderzoekscentra.

De productievestigingen en onderzoekscentra zijn verspreid over het Belgisch grondgebied.

b) Huidige economische situatie en vooruitzichten

De staalindustrie in de Europese Unie en in België slaagt er niet in om opnieuw op haar productiepeil van voor de crisis van 2009 te komen.

De vraag vanuit de belangrijkste verbruikssectoren en in het bijzonder van de bouwsector blijft ruimschoots lager - ongeveer 20% - in vergelijking met de vroegere niveaus.

Bovenop deze terugval is de invoer vanuit derde landen onophoudelijk blijven toenemen, in dusdanige mate dat de Europese Unie een netto invoerzone voor staal geworden is (importvolume > exportvolume).

Naast deze expansie in volumes zijn de prijzen van het ingevoerde materiaal (onder meer afkomstig uit China) aan dumpingvoorwaarden.

De combinatie van deze elementen, namelijk de sombere vraag en de concurrentiedruk, leidt ertoe dat de bedrijfsmarge van de Europese staalproducenten negatief is.
De aarzelende conjunctuur laat niet toe om verbetering te voorspellen vóór 2017.

De Europese staalindustrie, waaronder de Belgische, wordt bovendien geconfronteerd met verschillende handicaps, waaronder de handicap die voortvloeit uit het verstoord evenwicht van de verbintenissen van de herkomstlanden van de invoer inzake het klimaatbeleid.

Specifieker wordt de Belgische staalindustrie geconfronteerd met hoge energiekosten, verzwaard door lasten toe te schrijven aan de verplichtingen die opgelegd worden door de verschillende overheidsniveaus.

c) Evolutie van de tewerkstelling in de staalsector

De tewerkstelling in de staalsector gaat sinds meer dan 40 jaar in constant dalende lijn. Als uiterste vergelijkingspunten telde de sector in 1970 bijna 59.000 banen (arbeiders en bedienden samen) tegenover 10.500 (arbeiders en bedienden samen) einde 2014.

De grote herstructureringen tijdens de jaren 70' et 80' brachten ernstige personeelsinkrimpingen binnen de sector teweeg maar sinds meerdere jaren heeft de daling van de tewerkstelling een structureel karakter gekregen.

Sinds het optreden van de crisis in de herfst van 2008 bedraagt de gemiddelde jaarlijkse personeelsinkrimping zo 6,5% (uitgangspunt = situatie van het personeelsbestand in december 2008). Gedurende deze periode werden talrijke jaren gekenmerkt door sterke dalingen van het personeel die overeenstemmen met herstructureringen, of zelfs met definitieve sluitingen van staalproductievestigingen.

Vanaf einde 2008 tot juni 2015 heeft de sector een verlies van bijna 6.500 banen opgetekend.

d) Evolutie van de aanwervingen

De crisis van 2009 heeft een aanzienlijke terugval van de aanwervingen in de sector veroorzaakt. Sinds het begin van de crisis zijn de aanwervingen beperkt en lagen niet meer hoger dan 3,7 % van het jaarlijks personeelsbestand van de sector.

e) Leeftijdspiramide

De structuur van het personeelsbestand vertoont een zeer groot onevenwicht tussen de categorie van personen jonger dan 26 jaar en de andere categorieën, aangezien :

  • een gemiddeld personeelsbestand* van minder dan 7% jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie arbeiders;
  • een gemiddeld personeelsbestand* van minder dan 1,5% jongeren onder 26 jaar geteld wordt binnen de categorie bedienden.

{* : gemiddeld percentage voor de jaren 2011, 2012 en 2013 op basis van de gegevens betreffende de structuur van het personeelsbestand geput uit de opleidingsenquête }

f) Gegevens betreffende opleiding

De sector vertaalt de verbintenissen, aangegaan door de ondernemingen inzake opleiding (met inbegrip van de opleidingsinitiatieven ten gunste van risicogroepen), in bepalingen die sinds talrijke jaren opgenomen worden in de sectorale akkoorden.

Traditiegetrouw voorzien het sectoraal akkoord en zijn uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot de opleidingsinspanningen het verhogen van het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen voor de periode van het sectoraal akkoord.

Het deelnamepercentage aan opleidingsmaatregelen gaat sinds vele jaren in stijgende lijn. Zo bedroeg het voor het paritair comité 104 84% en voor het paritair comité 210 80% tegenover, respectievelijk, 60% en 58% voor de periode 2003-2004.

g) Aanwending van het percentage van 0,025%

Rekening houdend met bovenvermelde elementen en meer bepaald met de socioeconomische situatie van de sector, evenals met de onzekere economische vooruitzichten, bovendien rekening houdend met de structurele inkrimping van de tewerkstelling en met de beperking van de aanwervingen, wensen de sociale partners het percentage van 0,025%, bestemd voor jongeren onder 26 jaar, te kunnen aanwenden ten gunste van oudere werknemers van minstens 40 jaar die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.

Aanvullend benadrukken de sociale partners de noodzaak tot een oriëntering van de maatregelen bestemd voor risicogroepen teneinde de bestaande initiatieven om bepaalde werknemerscategorieën aan het werk te houden, op te nemen.

Voor de periode 2011-2012 hebben de ondernemingen uit de sector zo hun inspanningen geconcretiseerd ten gunste van de verschillende werknemers of toekomstige werknemers, vermeld in de categorieën van risicogroepen zoals bepaald tussen sociale partners op sectoraal vlak en binnen de perimeter van elke onderneming, door middel van bijna 15.000 uren opleiding.

Een grote meerderheid van deze acties werd verwezenlijkt ten bate van werknemers in dienst:

  1. die getroffen zijn door reorganisaties en die moeten genieten van opleidingen met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn) en/of met het oog op het behoud van hun job;
  2. wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de noden van de onderneming teneinde hun job te behouden;
  3. die hun functie wegens medische redenen niet meer kunnen uitoefenen; enz ...

Bijgevolg, en onder voorbehoud van het positief antwoord van de Minister van Werk op deze aanvraag, verbinden de sociale partners zich ertoe de helft van de verplichte inspanning voor risicogroepen, hetzij 0,025%, voor te behouden voor werknemers van minstens 40 jaar oud die tewerkgesteld zijn in de sector en bedreigd worden door ontslag.

Voor de aanwending van deze specifieke inspanning komen in de staalsector eveneens in aanmerking : de werknemers van minstens 40 jaar oud, tewerkgesteld in de sector en

  1. die getroffen zijn door een reorganisatie en die moeten genieten van een bijkomende opleiding met het oog op een herinschakeling in de groep (waarbinnen ze tewerkgesteld zijn)
  2. die moeten genieten van een bijkomende opleiding teneinde hun job te behouden
  3. die hun functie wegens sociale/medische redenen niet meer kunnen uitoefenen
  4. wiens kwalificatie aangepast moet worden aan de huidige of toekomstige noden van de onderneming
  5. die geconfronteerd worden met de invoering van nieuwe technologieën

Artikel 12

De vraag tot erkenning wordt neergelegd bij de Commissie SWT, opgericht bij de FOD Werk, gelijktijdig met de ondertekening van onderhavige overeenkomst.

HOOFDSTUK IV - TOEPASSINGSDUUR

Artikel 13

Onderhavige overeenkomst wordt afgesloten voor een bepaalde duur. Ze heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015 en treedt buiten werking op 31 december 2016.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
27/10/2015
Registratienr
130316
Geldig van
01/01/2015
Geldig tot
31/12/2016
Neerleggingsdatum
28/10/2015
Registratiedatum
25/11/2015
Onderwerp
tewerkstelling en opleiding van de risicogroepen 2015-2016
BS Bericht van neerlegging
07/12/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
13/05/2016
Gepubliceerd in het B.St. van
20/06/2016
Keywords
OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), RISICOGROEPEN

Historiek
01/01/2023 31/12/2024 1903 Risicogroepen
01/01/2019 31/12/2022 1903 Risicogroepen
01/01/2017 31/12/2018 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2015 31/12/2016 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2013 31/12/2014 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2011 31/12/2012 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2009 31/12/2010 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2007 31/12/2008 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2005 31/12/2006 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2003 31/12/2004 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/2001 31/12/2002 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen
01/01/1999 31/12/2000 1903 4802 Inspanningen ten voordele van risicogroepen