13 Kort verzuim

Paritair (sub-)Comité nr.:
128.06.00-00.00

Bijwerking: 10/03/1999
Geldig vanaf: 01/01/1997
Geldig tot: 30/06/2002

In het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels werd op 9 september 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.  Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 2 maart 1998 onder het nr. 47.237/CO/128.06.  Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 20 mei 1998.

Wij geven u hierna de regels inzake het kort verzuim aangevuld met de gunstiger regels uit de interprofessionele reglementering, namelijk het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 (gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 maart 1999) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 oktober 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad.

De CAO van 9 september 1997 treedt in werking op 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

1. Toepassingsgebied

De onderstaande regels zijn van toepassing op de werklieden, de werksters en op de huisarbeiders en -arbeidsters, hierna genoemd "werklieden" en op de werkgevers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.

2. Kort verzuim

De werknemer heeft het recht, met behoud van zijn normaal loon, ter gelegenheid van de familiegebeurtenissen en voor de vervulling van de staatsburgerlijke verplichtingen of van de burgerlijke opdrachten welke hierna zijn opgesomd, van het werk afwezig te blijven voor een als volgt bepaalde duur:

 

 

Reden van de afwezigheid

Duur van de afwezigheid

 

 

1°      Huwelijk van de werkman.

Drie dagen door de werkman te kiezen gedurende de week, tijdens dewelke de gebeurtenis plaatsgrijpt of gedurende de volgende week.

 

 

2°      Huwelijk van een kind (*) van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) (**), van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder, van een kleinkind van de werkman.

De dag van het huwelijk, met vrije keuze tussen  het kerkelijk en burgerlijk huwelijk.

 

 

3°      Priesterwijding of intreden in het klooster van een kind (*) van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) (**), van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werkman.

De dag van de plechtigheid.

 

 

4°      Bevalling van de echtgenote (**)van de werkman.

Twee dagen door de werkman te kiezen tijdens de twaalf dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.

 

 

5°      Geboorte van een kind van de werknemer zo de afstammeling van dit kind langs vaderszijde vaststaat.

Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de twaalf dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling.

 

 

6°      Overlijden van de echtgeno(o)t(e) (**), van een kind (*) van de werkman of van zijn echtgenote (**), van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werkman.

Drie dagen door de werkman te kiezen tijdens de periode welke begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

 

Reden van de afwezigheid

Duur van de afwezigheid

 

 

7°      Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, van een schoonzoon of schoondochter die bij de werkman inwoont (***).

Twee dagen door de werknemer te kiezen in de periode welke begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

 

 

8°      Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, van een schoonzoon of schoondochter die niet bij de werkman inwoont (***).

De dag van de begrafenis.

 

 

9°      Plechtige communie van een kind (*) van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) (**).

Een dag (de eerste werkdag welke de plechtigheid onmiddellijk voorafgaat of erop volgt wanneer deze op een rust-, zon- of feestdag valt).

 

 

10°    Deelneming van een kind (*) van de werkman of van zijn echtgeno(o)t(e) (**) aan het feest van de "vrijzinnige jeugd" daar waar dit feest plaatsheeft.

 

Een dag (de eerste werkdag welke het feest onmiddellijk voorafgaat of erop volgt wanneer deze op een rust-, zon- of feestdag valt).

 

 

11°    Verblijf van de dienstplichtige werkman in een rekruterings- en selectiecentrum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een rekruterings- en selectiecentrum.

De nodige tijd met een maximum van drie dagen.

 

 

12°    Verblijf van de werkman-gewetensbezwaarde op de Administratieve Gezondheidsdienst of in één van de verpleeginrichtingen, die overeenkomstig de wetgeving houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, door de Koning zijn aangewezen.

De nodige tijd met een maximum van drie dagen.

 

 

13°    Bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad, bijeengeroepen door de vrederechter.

De nodige tijd met een maximum van één dag.

 

 

14°    Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

 

 

15°    Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen.

De nodige tijd.

 

 

16°    Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau voor stemopneming bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

 

Reden van de afwezigheid

Duur van de afwezigheid

 

 

17°    Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de verkiezing van het Europese Parlement.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

 

 

18°    Het onthaal van een kind in het gezin van de werknemer in het kader van een adoptie.

 

Drie dagen naar keuze van de werknemer in de maand volgend op de inschrijving van het kind in het bevol­kingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn verblijfplaats heeft, als deel uitmakend van zijn gezin.

 

 

 

(*)      Voor de toepassing van de nrs. 2, 3, 6, 9 en 10, wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettelijk of gewettigd kind.

 

(**)   De met de werknemer op een duurzame wijze samenwonende persoon wordt gelijkgesteld met de echtgenoot of echtgenote van de werklieden op voorwaarde dat zulks gestaafd wordt aan de hand van een officieel document.

 

(***) Voor de toepassing van de nrs. 7 en 8, worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader, de overgrootmoeder van de werknemer.

 

De deeltijdse arbeiders hebben het recht met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de bovenbepaalde dagen en periode waarop zij normaal zouden hebben gewerkt.  Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen binnen dezelfde beperkingen.

 


Historiek
01/01/2009 31/12/2999 13 Kort verzuim
01/07/2002 31/12/2004 13 Kort verzuim
01/01/2007 31/12/2008 13 Kort verzuim
01/01/2005 31/12/2006 13 Kort verzuim
01/01/1997 30/06/2002 13 Kort verzuim