2201 21 Brugpensioen

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 18/08/1997
Geldig vanaf: 01/01/1995
Geldig tot: 31/12/2002

In het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking werd op 10 mei 1995 een collectieve arbeids-overeenkomst gesloten betreffende het sectoraal brugpensioen. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 4 oktober 1996 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 november 1996. Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO en vervolgens een uitgebreide commentaar.

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men bovendien rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brug-pensioen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 11 december 1992. Wij verwijzen hiervoor naar onze interprofessionele documentatie nr. 355.

Wij vestigen er uw aandacht op dat de onderstaande reglementering slechts van toepassing is voor zover aan de volgende twee voorwaarden is voldaan :

a)     de werknemers moeten na 31 augustus 1990 van hun ontslag in kennis zijn gesteld ;

b)    het brugpensioen moet zijn ingegaan na 31 december 1992.

 

A. CAO 10 mei 1995

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de onder-nemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Onder "arbeiders" wordt verstaan: "arbeiders en arbeidsters".

 

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975), van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992) en van de collectieve arbeids-overeenkomst nr. 60 van 20 december 1994 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot bepaling van de doel-stellingen en procedures van het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995 (Belgisch Staatsblad van 15 maart 1995).

 

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders die door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd zijn verbonden, voor zover zij aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden en voldoen aan de leeftijdsvoorwaarden bepaald in artikelen 4 en 5.

 

HOOFDSTUK II - Leeftijdsvoorwaarden

Artikel 4 - Sectoraal brugpensioen

-      Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen, de arbeiders die tussen 1 januari 1995 en 31 december 1996 worden ontslagen, die de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt en de reglementaire loop-baanvoorwaarden vervullen.

-      Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen, de arbeiders die tussen 1 januari 1997 en 31 december 1997 worden ontslagen, die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt en de reglementaire loop-baanvoorwaarden vervullen.

 

Artikel 5 - Vervroegd brugpensioen

In uitvoering van het centraal akkoord 1995-1996, ondertekend op 7 december 1994, kunnen aanspraak maken op het vervroegd brugpensioen, de arbeiders die tijdens de periode van 1 januari 1996 tot 31 december 1996 worden ontslagen, die de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt voor 31 december 1996 en die een loopbaan bewijzen van 33 jaren loondienst waarvan er minstens 15 volledige jaren in de sector van de stoffering en de houtbewerking moeten zijn gepresteerd. Voor de berekening van de 15 gepresteerde jaren in de sector wordt geen rekening gehouden met de gelijkgestelde periodes zoals bedoeld in artikel 10, §1, tweede lid van de wet van 3 april 1995 houdende de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995). Enkel de RSZ-dagen komen in aanmerking.

 

HOOFDSTUK III - Aanvullende vergoeding

Artikel 6

De arbeiders omschreven in de artikelen 4 en 5 hebben recht op een bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding voor brug-gepensioneerden. De aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

 

Artikel 7

De aanvullende vergoeding, volgens de berekeningsmethode bepaald door het paritair comité, wordt toegekend vanaf het einde van de normale wettelijke opzeggingstermijn tot de pensioengerechtigde leeftijd.

De aanvullende vergoeding bestaat uit de helft (50 pct.) van het verschil tussen de werkloosheidsvergoeding en het netto refertemaandloon. De sociale en/of fiscale afhoudingen op de aanvullende vergoeding vallen ten laste van de arbeiders.

 

Artikel 8

De aanvullende vergoeding, zoals bepaald in artikel 6, wordt gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, zoals dit is voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vast-stelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 september 1994).

 

Artikel 9

De opzegging van de individuele arbeidsovereenkomst van de arbeider zal slechts worden gegeven als blijkt dat de betrokken arbeider in aanmerking komt voor werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden onder meer wat de loopbaanvereisten betreft zoals bepaald in de artikelen 4 en 5. Als bewijs hiervan zal de arbeider een daartoe bestemd attest overhandigen aan de werkgever.

 

Artikel 10

De werkgever die met het oog op het brugpensioen zijn arbeider ontslaat, is verplicht deze te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of door een andere persoon, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 7 december 1992 en binnen de termijn in dit koninklijk besluit bepaald.

De vervanger moet gedurende zesendertig maanden in dienst worden gehouden. Bij niet-vervanging worden automatisch de sancties toegepast voorzien in het koninklijk besluit van 7 december 1992. De onderneming die beantwoordt aan één der zes criteria vernoemd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de definiëring van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering en die aldus erkend is door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan van vervanging vrijgesteld worden.

 

HOOFDSTUK IV - Geldigheidsduur

Artikel 11

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 1998.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, betreffende het sectoraal brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 20 oktober 1994).

 

B. Terugvordering van de aanvullende vergoeding brugpensioen bij het patronaal fonds

1. Inleiding

De uitbetaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen betaald door de werkgever aan de brug-gepensioneerde kan sedert 1986 door de werkgever teruggevorderd worden bij het patronaal fonds (jaarlijks na vervallen termijn).

De financiering van het patronaal fonds wordt verzekerd door een werkgeversbijdrage geïnd via de RSZ.

 

2. Voor wie kan de werkgever de terugvordering vragen aan het patronaal fonds van de aanvullende vergoeding brugpensioen ?

De werkgever die de aanvullende vergoeding brugpensioen uitbetaalt aan een bruggepensioneerde die de leeftijd van

-      56 jaar (voor 31 december 1996)

-      57 jaar (tussen 1 januari 1995 en 31 december 1996)

-      58 jaar (tussen 1 januari 1997 en 31 december 1997)

heeft bereikt, kan, mits naleving van de procedure, de aanvullende vergoeding brugpensioen, jaarlijks na vervallen termijn, bij het patronaal fonds terugvorderen.

De aanvullende vergoeding uitbetaald aan bruggepensioneerden die de leeftijd van 56, 57 of 58 jaar niet hebben bereikt kan niet worden teruggevorderd.

Aldus zal voor werknemers die

-      voor 31 december 1996

-      na 1 januari 1995

-      na 1 januari 1997

ontslagen worden in een onderneming in herstructurering en die via een CAO op ondernemingsvlak het brugpensioen genieten op een leeftijd jonger dan respectievelijk 56, 57 of 58 jaar, geen terugvordering kunnen geschieden bij het Patronaal fonds, zelfs niet wanneer deze werknemers 56, 57 of 58 jaar worden.

 

3. Welk bedrag kan de werkgever bij het Patronaal fonds terugvorderen ?

3.1. Aanvang van het brugpensioen vóór 1 januari 1991

De werkgever kan bij het Patronaal fonds de aanvullende vergoeding voor brugpensioen terugvorderen volgens de berekeningsmethode bepaald bij CAO van 24 maart 1993. De berekening dient te worden goedgekeurd door het Patronaal fonds.

De vergoeding wordt gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der kleinhandelsprijzen, volgens het indexeringssysteem voorzien in artikel 7 van de CAO van 24 maart 1993 van de sector Stoffering en houtbewerking.

3.2. Aanvang van het brugpensioen na 1 januari 1991 en vóór 1 januari 1993

Voor brugpensioenen die ingaan na 1 januari 1991 en vóór 1 januari 1993 wordt de terugbetaling van de aanvullende vergoeding begrensd tot 3.500 fr. per maand en per bruggepensioneerde. Ook dit grensbedrag ondergaat de indexeringsformule van de lonen, die op de aanvullende vergoeding zelf wordt toegepast.

3.3. Aanvang van het brugpensioen na 1 januari 1993

Voor brugpensioenen die ingaan na 1 januari 1993 wordt de terugbetaling van de aanvullende vergoeding begrensd tot 3.800 fr. per maand en per bruggepensioneerde. Ook dit grensbedrag ondergaat de indexeringsformule van de lonen, die op de aanvullende vergoeding zelf wordt toegepast.

3.4. Het Patronaal fonds draagt in geen geval de sociale en fiscale afhoudingen verschuldigd op de aanvullende vergoeding voor brugpensioen.

 

4. Wanneer wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen aan de werkgever terugbetaald ?

-      De aanvullende vergoeding brugpensioen wordt jaarlijks door het Patronaal fonds aan de werkgevers terug-betaald tijdens het jaar volgend op het jaar van de betaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen door de werkgever.

-      De aanvullende vergoeding wordt aan de werkgevers terugbetaald, na onderzoek en goedkeuring van de aanvraag tot terugbetaling ten laatste 3 maanden na aanvaarden van het dossier.

5. Procedure van terugvordering van de aanvullende vergoeding brugpensioen

-      Om de aanvullende vergoeding brugpensioen terug te vorderen dient de werkgever een aanvraag in te dienen bij het

Patronaal Fonds voor de Stoffering en houtbewerking, p/a FEBELHOUT

Koningsstraat 109 - 111

1000 BRUSSEL

-      Hij zal onderstaande inlichtingen en documenten moeten verstrekken :

5.1. Bij de opening van het individueel dossier :

-      een kopie van de opzeggingsbrief gericht aan de kandidaat bruggepensioneerde ;

-      een kopie van de laatste individuele rekening van de bruggepensioneerde waarvoor de terugvordering van de aanvullende vergoeding brugpensioen wordt aangevraagd ;

-      voor elke werknemer waarvoor de terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt gevraagd, een kopie van het bewijs van volledige werkloosheid, m.a.w. het ingevuld formulier C.4 (afgeleverd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en Werkloosheid) ;

-      de werkelijke berekening van de aanvullende vergoeding brugpensioen ;

-      een attest van de RVA of van het organisme dat de werkloosheid uit­betaalt waaruit het bedrag blijkt van de werkloosheidsvergoeding van de werknemer waarvoor de terugvordering wordt aangevraagd.

5.2. Bij de jaarlijkse terugvordering van de aanvullende vergoeding :

-      het formulier van de individuele terugvordering ;

-      de verzamelstaat van de gehele onderneming ;

-      een afschrift van ofwel :

a)     de fiscale fiche 281.10 van de betrokkene (jaar 1995 voor terugvordering in 1996) ;

b)    de samenvattende opgave 325.10 met aanduiding van de betrokkene (jaar 1995 voor terugvordering in 1996) ;

c)     het maandelijkse aangifteformulier aan de Rijksdienst voor pensioenen.

 

6. Verjaring van de terugbetalingsverplichting

Het patronaal fonds kan er niet toe worden verplicht de aanvullende vergoeding brugpensioen terug te betalen als de aanvraag tot terugvordering niet is ingediend binnen de twaalf maanden volgend op 31 december van het jaar van betaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen door de werkgever aan de bruggepensioneerde.

 

C. Praktische schikkingen

De aangeslotenen van het erkende sociaal secretariaat GROEP S - Sociale Samenwerking vzw dienen zelf de aanvraag in te dienen bij het Patronaal fonds om terugbetaling te komen van de aanvullende vergoeding.

Onze diensten kunnen evenwel op eenvoudig verzoek de volgende documenten bezorgen :

1)     bij de opening van het individueel dossier :

-      een kopie van de laatste individuele rekening van de bruggepensioneerde waarvoor de terugvordering van de aanvullende vergoeding wordt aangevraagd;

-      de berekening van de aanvullende vergoeding brugpensioen.

2)     bij de jaarlijkse terugvordering van de aanvullende vergoeding :

-      de aanvraag tot terugbetaling van de aanvullende vergoeding volgens het door het Patronaal fonds voorgeschreven model ;

-      een afschrift van de maandelijkse aangifte ingediend bij de Rijksdienst voor werknemerspensioenen van de solidariteitsbijdrage (3,5 %).

 

D. Commentaar

1. Leeftijdsvoorwaarde

Wanneer een arbeider ontslagen wordt door zijn werkgever kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de leeftijd van minstens 56, 57 of 58 jaar bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd. Bovendien moet hij deze leeftijd bereiken uiterlijk op 31 december 1996 (56 of 57 jaar) of op 31 december 1997 (58 jaar). Voor zover deze dubbele voorwaarde vervuld is, mag de opzeggingstermijn een einde nemen na 31 december 1996 (56 of 57 jaar) of na 31 december 1997 (58 jaar).

 

2. Ancienniteitsvoorwaarden

Ingevolge het KB van 7 december 1992 dient de arbeider die het brugpensioen wil genieten het bewijs te leveren van minstens 25 jaar loondienst. Deze anciënniteitsvoorwaarde geldt voor de brugpensioenen vanaf 57, respectievelijk 58 jaar.

De arbeider die een loopbaan kan bewijzen van 33 jaar loondienst waarvan minstens 15 volledige jaren in de sector van de stoffering en de houtbewerking, kan aanspraak maken op het brugpensioen op 56 jaar.

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers. De vervanging moet plaatsvinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvangt neemt. De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming. Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangingsplicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze interprofessionele documentatie nr. 355.

4. Aanvullende vergoeding

Naast de werkloosheidsuitkeringen geniet de bruggepensioneerde een aanvullende vergoeding. Deze aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen de netto-refertebezoldiging en de werkloosheidsuitkering zoals boven in de CAO uiteengezet ; zij wordt betaald door de werkgever. Laatst-genoemde kan de aanvullende vergoeding terugvorderen van het Patronaal fonds volgens de modaliteiten zoals boven bepaald ; het bedrag dat wordt terugbetaald wordt, voor de brugpensioenen die ingaan na 1 januari 1993, is begrensd op 3.800 fr., gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

 


Historiek
01/11/2013 01/01/2015 2201 Historiek SWT 58 jaar – Kliksysteem
01/07/2013 01/11/2013 2201 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag
01/01/2013 01/07/2013 2201 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen)
01/01/2011 01/01/2013 2201 21 Brugpensioen
01/01/2009 01/01/2011 2201 21 Brugpensioen
01/01/2007 31/12/2008 2201 21 Brugpensioen
01/01/2005 31/12/2006 2201 21 Brugpensioen
01/01/2003 31/12/2004 2201 21 Brugpensioen in 2003 en 2004
01/01/1995 31/12/2002 2201 21 Brugpensioen