2201 21 Brugpensioen in 2003 en 2004

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 04/03/2005
Geldig vanaf: 01/01/2003
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking werd op 26 maart 2003 een collectieve arbeids-overeenkomst gesloten betreffende het sectoraal brugpensioen. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen op 7 mei 2003 en geregistreerd op 26 september 2003 onder het nr.67758/CO/126. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2003.

 

Zij verlengt verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het sectoraal brugpensioen. De laatste is de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001 die werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 24 augustus 2001 onder het nr. 58626/CO/126. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 19 september 2001.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van de CAO van 26 maart 2003 betreffende het sectoraal brugpensioen en vervolgens een uitgebreide commentaar en enkele praktische schikkingen.

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men bovendien rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brug-pensioen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 11 december 1992. Wij verwijzen hiervoor naar onze interprofessionele documentatie nr. 355.

A. Tekst CAO 26 maart 2003

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de onder-nemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

 

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale arbeidsraad van 19 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).  

 

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders die door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd zijn verbonden, voor zover zij aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden en voldoen aan de leeftijdsvoorwaarden bepaald in artikelen 4 en 5.

HOOFDSTUK II – Leeftijds-en loopbaanvoorwaarden

Artikel 4 - Leeftijdsvoorwaarde

Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen, de arbeiders die tussen 1 januari 2003 en 1 januari 2005 worden ontslagen en de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt.

 

Artikel 5 - Loopbaanvoorwaarde

§1. Om echter recht te kunnen laten gelden op het brugpensioen , dient de arbeider/ster niet alleen de door de wetgeving gestelde loopbaanvereiste te vervullen, doch dient hij/zij bovendien een loopbaan te kunnen bewijzen van ten minste 15 jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat. Indien de arbeider/ster dit bewijs niet kan leveren, dient hij/zij een loopbaan te bewijzen  van minimum twintig jaar in de sector waarvan minstens acht jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat.

De loopbaan dient te worden berekend van datum tot datum.

 

§2. Uitzondering wordt echter gemaakt voor de arbeider die het slachtoffer werd van een faillissement, een sluiting of een herstructurering van een onderneming uit de sector stoffering en houtbewerking, daarna werd aangeworven door en andere werkgever van de sector en op het ogenblik van deze aanwerving 50 jaar of ouder was.

Deze werkgever kan om voormelde reden niet voldoen aan de vereiste, het bewijs te leveren van 8 jaar bij de werkgever die ontslaat. Toch zal hij het brugpensioen kunnen genieten indien hij het bewijs levert van een loopbaan van ten minste twintig jaar in de sector.

HOOFDSTUK III - Aanvullende vergoeding

Artikel 6

De arbeiders omschreven in artikel 3 hebben recht op een bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding voor brug-gepensioneerden. De aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

 

Artikel 7

De aanvullende vergoeding, volgens de berekeningsmethode bepaald door het Paritair comité, wordt toegekend vanaf het einde van de normale wettelijke opzeggingstermijn tot de pensioengerechtigde leeftijd.

De aanvullende vergoeding bestaat uit de helft (50 pct.) van het verschil tussen de werkloosheidsvergoeding en het nettorefertemaandloon. De sociale en/of fiscale afhoudingen op de aanvullende vergoeding vallen ten laste van de arbeider.

De aanvullende vergoeding voor brugpensioen van de arbeiders die vanaf hun vijftigste verjaardag gebruik maakten van de mogelijkheid om hun loopbaan te verminderen in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten 77bis en –ter van de Nationale arbeidsraad, wordt berekend op basis van hun brutorefertemaandloon, omgerekend naar een voltijdse betrekking.

 

Artikel 8

De aanvullende vergoeding, zoals bepaald in artikel 7, is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals dat is voorzien in de art. 5 t.e.m. 10 van de Hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1994, koninklijk besluit van 10 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 1 september 1994, die niet werden opgeschorst voor toepassing van deze arbeidsovereenkomst.

 

Artikel 9

De opzegging van de individuele arbeidsovereenkomst van de arbeider zal slechts worden gegeven als blijkt dat de betrokken arbeider in aanmerking komt voor werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden onder meer wat d leeftijds – en loopbaanvereisten betreft zoals bepaald in de artikelen 4 en 5.

 

Artikel 10

De werkgever die met het oog op het brugpensioen zijn arbeider ontslaat, is verplicht die  te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of door een andere persoon, zoals voorzien bij het koninklijk besluit van 7 december 1992 en binnen de termijn in dit koninklijk besluit bepaald.

In de vervanging moet worden voorzien gedurende tenminste zesendertig maanden. Bij niet-vervanging worden automatisch de sancties toegepast voorzien in het koninklijk besluit van 7 december 1992. De onderneming die beantwoordt aan één der zes criteria vernoemd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de definiëring van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering en die aldus erkend is door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, kan van vervanging worden vrijgesteld.

HOOFDSTUK IV - Geldigheidsduur

Artikel 11

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003; ze houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2005.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001.

 

B. Commentaar

1. Leeftijdsvoorwaarde

Wanneer een arbeider ontslagen wordt door zijn werkgever tussen 1 januari 2003 en 1 januari 2005  kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de leeftijd van minstens 58 jaar bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd.

2. Ancienniteitsvoorwaarden

Ingevolge het KB van 7 december 1992 dient de arbeider die het brugpensioen op 58 jaar wil genieten het bewijs te leveren van minstens 25 jaar loondienst.

 

Daarnaast, voorziet de CAO van 26 maart 2003 andere bijkomende alternatieve voorwaarden die gecombineerd moeten worden met de voorwaarden van het K.B. van 7 december 1992 om van het brugpensioen op 58 jaar te genieten:

 

·    De arbeider/ster dient bovendien een loopbaan te kunnen bewijzen van ten minste 15 jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat.

 

OF

 

·    De arbeider/ster dient een loopbaan te bewijzen van minimum twintig jaar in de sector van de stoffering en de houtbewerking waarvan minstens acht jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat.

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers. De vervanging moet plaatsvinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvangt neemt. De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming. Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangingsplicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze interprofessionele documentatie nr. 355.

4. Aanvullende vergoeding

Naast de werkloosheidsuitkeringen geniet de bruggepensioneerde een aanvullende vergoeding. Deze aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen de netto-refertebezoldiging en de werkloosheidsuitkering zoals boven in de CAO uiteengezet.

 

Zij wordt maandelijks door de werkgever betaald.

 

 

 

 

 

C. Terugvordering van de aanvullende vergoeding brugpensioen bij het patronaal fonds

 

Een deel van de aanvullende vergoeding kan teruggevorderd worden bij het fonds voor bestaanszekerheid. De financiëring van deze fonds wordt verzekerd door de bijdragen van de werkgevers die geïnd wordt door de RSZ

 

Om de aanvullende vergoeding brugpensioen terug te vorderen dient de werkgever een aanvraag in te dienen bij het Patronaal Fonds voor de Stoffering en de houtbewerking : FEBELHOUT-Allée Hof-ter-vleest, 5, bus 4-1070 Brussel.Tel: 02/556.25.50. Fax: 02/556.25.79.

 

Hij zal onderstaande inlichtingen en documenten moeten verstrekken:

-Bij de opening van het individueel dossier:

-      een kopie van de opzeggingsbrief gericht aan de kandidaat bruggepensioneerde ;

-      een kopie van de laatste individuele rekening van de bruggepensioneerde waarvoor de terugvordering van de aanvullende vergoeding brugpensioen wordt aangevraagd ;

-      voor elke werknemer waarvoor de terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt gevraagd, een kopie van het bewijs van volledige werkloosheid, m.a.w. het ingevuld formulier C.4 (afgeleverd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en Werkloosheid) ;

-      de werkelijke berekening van de aanvullende vergoeding brugpensioen ;

-      een attest van de RVA of van het organisme dat de werkloosheid uit­betaalt waaruit het bedrag blijkt van de werkloosheidsvergoeding van de werknemer waarvoor de terugvordering wordt aangevraagd.

 

Het patronaal fonds kan er niet toe worden verplicht de aanvullende vergoeding brugpensioen terug te betalen als de aanvraag tot terugvordering niet is ingediend binnen de twaalf maanden volgend op 31 december van het jaar van betaling van de aanvullende vergoeding brugpensioen door de werkgever aan de bruggepensioneerde.

D. Praktische schikkingen

De aangeslotenen van Groep S - Sociaal Secretariaat vzw dienen zelf de aanvraag in te dienen bij het Patronaal fonds om terugbetaling te komen van de aanvullende vergoeding.

Onze diensten kunnen evenwel op eenvoudig verzoek de volgende documenten bezorgen :

Bij de opening van het individueel dossier :

-      een kopie van de laatste individuele rekening van de bruggepensioneerde waarvoor de terugvordering van de aanvullende vergoeding wordt aangevraagd;

-      de berekening van de aanvullende vergoeding brugpensioen.

 


Historiek
01/11/2013 01/01/2015 2201 Historiek SWT 58 jaar – Kliksysteem
01/07/2013 01/11/2013 2201 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag
01/01/2013 01/07/2013 2201 21 Werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen)
01/01/2011 01/01/2013 2201 21 Brugpensioen
01/01/2009 01/01/2011 2201 21 Brugpensioen
01/01/2007 31/12/2008 2201 21 Brugpensioen
01/01/2005 31/12/2006 2201 21 Brugpensioen
01/01/2003 31/12/2004 2201 21 Brugpensioen in 2003 en 2004
01/01/1995 31/12/2002 2201 21 Brugpensioen