01 Sectoraal akkoord 2007-2010

Paritair (sub-)Comité nr.:
120.00.00-00.00

Bijwerking: 27/02/2007
Geldig vanaf: 01/01/2007
Geldig tot: 31/12/2010

In het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk werd op 30 november 2006 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het sectoraal akkoord 2006-2007. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 12 januari 2007 onder het nr. 81537/CO/120. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 6 februari 2007.

Voor de integrale tekst van de CAO, zie gerelateerde CAO

Verschillende delen van deze CAO maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO ’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Tekst van de CAO

HOOFDSTUK I. TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoedondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de N.V. Celanese waarvoor artikel 11 en de hoofdstukken VI, VII en IX evenwel van toepassing zijn en met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de paritaire subcomités voor textiel Verviers

(P.S.C. 120.01), voor het Vlas (P.S.C. 120.02) en voor de Jute (P.S.C. 120.03).

HOOFDSTUK II. TEWERKSTELLINGSVERBINTENISSEN

Artikel 2

De tewerkstellingsverbintenissen, zoals bedoeld in artikel 10 en 11 van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2005 worden verlengd voor de jaren 2007 tot en met 2010

HOOFDSTUK III TIJDSKREDIET, LOOPBAANVERMINDERING EN VERMINDERING VAN DE ARBEIDSPRESTATIES TOT EEN HALFTIJDSE BETREKKING

Artikel 3

Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis van 19 december 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 ter van 10 juli 2002, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 4 tot en met 9 overeengekomen.

Artikel 4

In uitvoering van artikel 2 §3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in de voile of halve overbruggingsploegen de toepassing van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Tevens wordt gesteld dat geen andere uitsluitingen uit het toepassingsgebied van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis op ondernemingsvlak kunnen worden doorgevoerd.

Artikel 5

- In uitvoering van artikel 3 § 2 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

- Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1ste jaar gebeurt per période van 12 maanden. Hiervan kan op ondernemingsvlak niet worden afgeweken.

Artikel 6

In uitvoering van artikel 6 § 2 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belopen van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders(sters).

Artikel 7

In uitvoering van artikel 9 § 2 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de werklieden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen, toegekend ten belopen van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders.

Artikel 8

Voor de toepassing van artikel 15 §5, 1ste alinéa, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst 77 bis wordt de "één eenheid" vervangen door "twee eenheden". 

Artikel 9

In uitvoering van artikel 15 § 7 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst n°77 bis komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15 § 1 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst niet te wijzigen.

Op ondernemingsvlak kan deze drempel verhoogd worden:

- hetzij op initiatief van de werkgever;

- hetzij op gemotiveerde vraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers waarop de werkgever gemotiveerd al dan niet zijn akkoord betuigt en waarbij de partijen zich dienen aan te sluiten.

HOOFDSTUK IV. FINANCIEEL EVENWICHT VAN DE FONDS EN VOOR BESTAANSZEKERHEID VOOR DE ARBEIDERS

Artikel 10

In afwijking van artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij de lonen in de textielnijverheid en het breiwerk aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld, worden de effectieve en baremieke lonen met 1% verhoogd, op het ogenblik dat de lonen, overeenkomstig de bepalingen van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, aan de indexschijf 105,894-108,010 (basis 2004 = 100) gekoppeld worden.

Artikel 11

Vanaf het ogenblik, bedoeld in artikel 10 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, waarop de lonen aan de indexschijf 105,894-108,010 (basis 2004 = 100) gekoppeld worden, wordt de werkgeversbijdrage, voorzien in artikel 13 littera c) van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk, met 1,67% verhoogd en dus van 1,50% op 3,17% gebracht.

De concrete modaliteiten voor de inning van voornoemde bijdrage worden vastgesteld door de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk.

De statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK V. VORMING EN OPLEIDING

Artikel 12

De sector doet voor de période 2007 tot en met 2010 een inspanning op het vlak van vorming en opleiding, die wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,10 % op de lonen gedurende de jaren 2007 tot en met 2010. Aldus levert de sector een inspanning op het vlak van permanente vorming. Deze 0,10 % bijdrage zal aangewend worden in het kader van de opleidingsplannen en het trekkingsrecht. Hierover zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast doet de sector voor de période 2007 tot en met 2010, een inspanning van 0,20 % voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Bijgevolg zal voor de jaren 2007 tot en met 2010 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale bijdrage van 0,30 % ten laste van de werkgevers geïnd worden voor vorming en opleiding.

De Raad van Beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds zal jaarlijks een enveloppe vastleggen voor het sectoraal opleidingsgebeuren die de globale werkgeversbijdrage van 0,30% niet kan overstijgen. De statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds zullen in die zin aangepast worden.

HOOFDSTUK VI. CONVENTIONEEL VOLTIJDS BRUGPENSIOEN

Artikel 13

Ondertekenende partijen verbinden zich ertoe met het oog op de uitvoering van de kaderovereenkomst van 28 september 2006 en voor zover de reglementering dergelijke brugpensioenstelsels toelaat, de nodige afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten m.b.t. de verschillende stelsels van conventionele! brugpensioen. Deze collectieve arbeidsovereenkomsten zullen voorzien in de aanwending van de wettelijke mogelijkheden inzake conventioneel brugpensioen tijdens de période van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010.

Artikel 14

De werklieden die vanaf 1 januari 2007 tot één van de sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot het conventioneel brugpensioen mogelijk maken evenals aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden:

- ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding;

- ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt verwezen naar de réglementaire bepalingen terzake.

Artikel 15

De sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, zullen volgende garantieregeling voorzien: de aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR bruto per maand, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor werklieden, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet tot gevolg hebben dat het totaal bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen hoger komt te liggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding voor

de werknemer zonder gezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor Pensioenen.

Artikel 16

§1 Aan de werklieden die in de période van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 tot één van de sectorale brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten, ten laste genomen door het Fonds voor Bestaanszekerheid.

§2 Aan de werklieden die vanaf 1 juli 2007 tot één van de verschillende brugpensioenstelsels, bedoeld in artikel 13, toetreden, wordt de aanvullende vergoeding betaald door de werkgever, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, maar onverminderd de toepassing van de garantieregeling bedoeld in artikel 15, bij het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk kan terugvorderen.

De bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door artikel 111 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en door de uitvoeringsbesluiten, worden eveneens door de werkgever betaald aan de Rijksdienst voor Pensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Het bedrag van deze bijzondere werkgeversbijdragen, verschuldigd op het bedrag van de aanvullende vergoeding, berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, maar onverminderd de toepassing van de garantieregeling bedoeld in artikel 15, kan eveneens door de werkgever bij het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk teruggevorderd worden.

De Raad van Beheer van het Fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het Fonds.

Artikel 17

De statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK VII. CONVENTIONEEL HALFTIJDS BRUGPENSIOEN

Artikel 18

Tijdens de période van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 wordt overeenkomstig de wettelijke mogelijkheden en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de NAR tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties, voorzien in de invoering van een stelsel van halftijds brugpensioen.

Ondertekenende partijen zullen hiertoe voor zover de reglementering dergelijk brugpensioenstelsel toelaat, de nodige afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomsten sluiten, die de nadere regels van dit conventioneel halftijds brugpensioen zullen vastleggen.

Artikel 19

§1 Aan de werklieden die in de période van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2007 tot het halftijds brugpensioen toetreden, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk. Het Fonds neemt eveneens de eventuele bijzondere werkgeversbijdragen ten laste.

§2 Aan de werklieden die in de période van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2010 tot het halftijds brugpensioen toetreden, wordt de aanvullende vergoeding door de werkgever betaald, die het bedrag van de aanvullende vergoeding, beperkt tot het bedrag voorzien in de voornoemde CAO nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad, bij het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk kan terugvorderen. De werkgever kan eveneens de kost van eventuele bijzondere werkgeversbijdragen bij het Fonds terugvorderen.

De Raad van Beheer van het Fonds bepaalt de modaliteiten van de terugvordering door de werkgevers en de terugbetaling door het Fonds.

Artikel 20

De statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK VIII. WAARBORG- EN SOCIAAL FONDS

Artikel 21

Het stelsel van sociale begeleiding voorzien in artikel 28 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de jaren 2003-2004 en verlengd gedurende de jaren 2005 en 2006, wordt gedurende de jaren 2007 tot en met 2010 onder dezelfde voorwaarden verder gezet.

Artikel 22

Ten vroegste vanaf 2009 kan het bedrag van het niet-terugvorderbaar voorschot van de sociale toelage, zoals voorzien in artikel 7 van de statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds, maximaal opgetrokken worden tot het RSZ-vrije bedrag, op voorwaarde dat de jaarrekeningen van het Fonds dit toelaten en mits een unanieme beslissing van de Raad van Beheer van het Fonds. 

Artikel 23

Het Waarborg- en Sociaal Fonds stelt voor de jaren 2007 tot en met 2010 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 % van de jaarlonen (aan 100%) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit. De verhoudingsgewijze toewijzing van dit bedrag aan de drie ondertekenende werknemersorganisaties gebeurt op dezelfde manier als voor de collective arbeidsovereenkomst 2001-2002.

Artikel 24

In de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1974 houdende ordening van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 10 december 1971 en 5 mei 1974 inzake de vorming ingericht door de vakorganisaties, wordt een artikel 3bis ingevoegd, met volgende tekst: 

"Artikel 3bis

a) Voor de toepassing van de sectorale regeling m.b.t. maaltijdcheques, ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 houdende toekenning van maaltijdcheques, worden dagen syndicale vorming textiel, zoals bedoeld door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, met effectief gepresteerde dagen gelijkgesteld. Voor deze dagen wordt eveneens een maaltijdcheque toegekend.

b) Het patronaal aandeel in deze maaltijdcheque kan door de werkgever opgenomen worden in de terugvordering, zoals bedoeld in artikel 3, litt.b) van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. "

 

Artikel 25

De statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK IX. FONDS VOOR BESTAANSZEKERHEID

Artikel 26

Met uitzondering van de minimumleeftijd waarop de overstap van het vervroegd ondernemingsbrugpensioen naar het algemeen sectoraal brugpensioen kan gebeuren, die met ingang van 1 juli 2007, vastgesteld wordt op 60 jaar, wordt de overstapregeling tijdens de période van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2010 verder gezet.

De modaliteiten van deze overstapregeling worden vastgelegd in een beslissing van het paritair comité voor de Textielnijverheid en het Breiwerk.

Artikel 27

De statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK X. MAALTIJDCHEQUES

Artikel 28

Vanaf 1 april 2007 worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis §2 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, maaltijdcheques toegekend. M.b.t. de toekenning van deze maaltijdcheques zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die integrerend deel uitmaakt van onderhavige overeenkomst.

Artikel 29

In de bedrijven waar reeds maaltijdcheques toegekend worden, al of niet voor het maximale bedrag, zal op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel toegekend worden, dat kostenneutraal is t.a.v. de sectorale regeling m.b.t. maaltijdcheques, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 houdende toekenning van maaltijdcheques.

HOOFDSTUK XI. TIJDELIJKE WERKLOOSHEID

Artikel 30

De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om tijdens de période van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010, in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het Breiwerk, in het kader van de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, de nodige eenparige positieve adviezen uit te brengen, met het oog op het bekomen van de verlenging van de bestaande afwijkingsbesluiten inzake tijdelijke werkloosheid.

HOOFDSTUK XII. CAO-PRODUCTIVITEIT

Artikel 31

Rekening houdende met de sociaal-economische context engageren de drie werknemersorganisaties zich om in het paritair comité voor de textielnijverheid en het breiwerk een verklaring af te leggen i.v.m. een verantwoord gebruik van de CAO van 19 december 1958 betreffende de toekenning van een productiviteitspremie aan de arbeiders en arbeidsters in de textiel- en breigoednijverheid.

HOOFDSTUK XIII. STIMULEREND INDUSTRIEL BELEID

Artikel 32

De drie werknemersorganisaties engageren zich om samen met Febeltex actief te ijveren voor een stimulerend industrieel beleid, met bijzondere aandacht voor de concurrentiepositie van de ondernemingen en voor het behoud van de tewerkstelling. Daarnaast verklaren alle sociale organisaties zich bereid om op structurele en regelmatige basis overleg te plegen i.v.m. de ruime sociaal-economische problematiek.

HOOFDSTUK XIV. DUUR VAN DE OVEREENKOMST EN VERBINTENISSEN VAN DE CONTRACTERENDE PARTIJEN

Artikel 33

Deze overeenkomst bepaalt het geheel van de nieuwe sociale voordelen en is van toepassing vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010, met uitzondering van de artikelen 10, 11, 16.

§2, 19 §2, 24, 28 en 29 welke voor onbepaalde duur gelden. Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende de période van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt:

a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering van de maatregelen welke getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethodes; b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging of de werkgevers;

c) de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak, en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen;

d) wanneer zich op sectoraal- of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake het sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Artikel 34

De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing van de bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgesteld.

Artikel 35

De bepalingen van de artikelen 10, 11, 16 §2, 19 §2, 24, 28 en 29 welke voor onbepaalde duur gelden, kunnen opgezegd worden door elk van de ondertekenende partijen mits inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen.

HOOFDSTUK XV. ALGEMEEN VERBINDEND VERKLARING

Artikel 36

De ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend zou verklaard worden per koninklijk besluit.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
30/11/2006
Registratienr
81537
Geldig van
01/01/2007
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
11/12/2006
Registratiedatum
12/01/2007
Onderwerp
sectoraal akkoord
BS Bericht van neerlegging
06/02/2007
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
06/11/2007
Gepubliceerd in het B.St. van
14/12/2007
Keywords
MAALTIJDCHEQUES, TIJDSKREDIET/LOOPBAANVERMINDERING, LANDINGSBANEN, OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), RISICOGROEPEN, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID, SOCIALE VREDE

Historiek
01/01/2023 31/12/2024 01 Algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Sectoraal akkoord 2021-2022
01/01/2021 31/12/2022 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/01/2019 31/12/2020 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sectoraal akkoord 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Sectoraal akkoord 2015-2016
01/01/2014 31/12/2014 01 Sectoraal akkoord 2013-2014
01/01/2011 31/12/2013 01 Sectoraal akkoord 2011-2012
01/01/2007 31/12/2010 01 Sectoraal akkoord 2007-2010
01/01/2005 31/12/2006 01 Sectoraal akkoord 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 01 Sectoraal akkoord 2003-2004