01 Sectoraal akkoord 2003-2004

Paritair (sub-)Comité nr.:
120.00.00-00.00

Bijwerking: 06/08/2003
Geldig vanaf: 01/01/2003
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk werd op 10 april 2003 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende een sectoraal akkoord 2003-2004

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

 

Verschillende delen van deze CAO maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO ’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Tekst van de CAO van 10 april 2003

HOOFDSTUK I - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textiel- en breigoedondernemingen en op alle erin tewerkgestelde arbeiders en arbeidsters (ook werklieden genoemd) die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de N.V. Celanese waarvoor de hoofdstukken V en IX evenwel van toepassing zijn en met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde werklieden die onder de bevoegdheid vallen van de Paritaire Subcomités voor textiel Verviers (P.S.C. 120.01), voor het Vlas (P.S.C. 120.02) en voor de Jute (P.S.C. 120.03).

HOOFDSTUK II - LONEN

Artikel 2

In de textielnijverheid en het breiwerk worden vanaf 1 januari 2004 de baremieke en effectieve lonen verhoogd met 0,15 EUR per uur in enkele ploeg.

Voor de andere arbeidsstelsels wordt voornoemd forfaitair bedrag vermeerderd met de daartoe voorziene coëfficiënten.

HOOFDSTUK III - TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN

Principe

Artikel 3

Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen:

-        verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen;

-        halftijds brugpensioen;

-        toepassing CAO n°77 bis van de Nationale Arbeidsraad.

Tewerkstellingsverbintenissen

Artikel 4

De tewerkstellingsverbintenissen vermeld in de artikelen 4 tot en met 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 februari 1989 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 18 november 1988, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 juli 1989, aangevuld en verlengd voor de jaren 1991 en 1992 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 1991 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1991-1992, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 augustus 1991, aangevuld en verlengd voor de jaren 1993 en 1994 bij artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juli 1994, verlengd voor de jaren 1995 en 1996 bij artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 april 1995 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1995-1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 februari 1996, verlengd voor de jaren 1997 en 1998 bij artikel 3 van de collectieve overeenkomst van 25 april 1997, verlengd voor de jaren 1999 en 2000 bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999, verlengd voor de jaren 2001 en 2002 bij artikel 4 van de CAO van 30 maart 2001, gelden eveneens voor de jaren 2003 en 2004 zonder evenwel afbreuk te doen aan de toepassing van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen.

Artikel 5

Hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes :

a) Verbod van afdanking om economische of technische redenen. Van dit principe kan, overeenkomstig voormelde CAO van 10 februari 1989, worden afgeweken.

b) Wanneer overeenkomstig artikel 8 van de CAO van 10 februari 1989 waarvan hierboven sprake wordt vastgesteld dat de afdanking in strijd is met voormelde principes wordt een eenmalige forfaitaire schadevergoeding toegekend aan de afgedankte arbeider(ster) van 991,57 EUR.

c)   De arbeiders(sters) die overeenkomstig de geldende sectoriële CAO's brugpensioen, op brugpensioen worden gesteld moeten vervangen worden overeenkomstig artikel 9 van voormelde CAO van 10 februari 1989. Van deze verplichting kan afgeweken worden op basis van de artikelen 10 en 11 van deze CAO van 10 februari 1989 en mits naleving van de wettelijke bepalingen op het stuk van de vervangingsplicht van bruggepensioneerden.

d) Arbeiders(sters) die worden afgedankt om andere redenen dan de redenen aangehaald onder litterae a) en c) hierboven moeten worden vervangen binnen de drie maanden na het verstrijken van de vooropzeg of bij ontstentenis van de vooropzeg binnen de drie maanden na de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst. Van deze verplichting kan eveneens afgeweken worden overeenkomstig de bepalingen dienaangaande opgenomen in voormelde CAO van 10 februari 1989.

Halftijds brugpensioen

Artikel 6

Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig CAO nr. 55 van de NAR tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk. Het Fonds draagt eveneens de kost van de eventuele capitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking. De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke CAO die integrerend deel uitmaakt van onderhavige CAO. Tevens worden de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk aangepast met hetgeen voorafgaat.

Toepassing CAO n°77 bis d.d. 19 december 2001 van de N.A.R.

Artikel 7

Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de CAO n°77 bis van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 8 tot en met 13 overeengekomen.

Deze artikelen zijn niet van toepassing voor de ondernemingen in herstructurering zoals bepaald in artikel 9 van het KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen. In dit laatste geval dient de uitvoering van CAO 77 bis geregeld te worden op het vlak van de onderneming.

Artikel 8

In uitvoering van artikel 2 §3 van de CAO n°77 bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen de toepassing van de CAO n°77 bis beperkt tot het stelsel van tijdskrediet waarbij de arbeidsprestaties volledig worden geschorst.

Tevens wordt gesteld dat geen andere uitsluitingen uit het toepassingsgebied van de CAO n°77 bis op ondernemingsvlak kunnen worden doorgevoerd.

Artikel 9

In uitvoering van artikel 3 § 2 van de CAO n°77 bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 5 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het 1ste jaar gebeurt per periode van 12 maanden. Hiervan kan op ondernemingsvlak niet worden afgeweken.

Artikel 10

In uitvoering van artikel 6 § 2 van de CAO n°77 bis wordt voor de werklieden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5 loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders(sters).

Artikel 11

In uitvoering van artikel 9 § 2 van de CAO n°77 bis wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de werklieden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan ploegenarbeiders.

Artikel 12

Voor de toepassing van artikel 15 §5, 1ste alinea, van de CAO 77 bis wordt de "één eenheid" vervangen door "twee eenheden".

Artikel 13

In uitvoering van artikel 15 § 7 van de CAO n°77 bis komen de partijen overeen de drempel waarvan sprake in artikel 15 § 1 van voormelde CAO niet te wijzigen.

Op ondernemingsvlak kan deze drempel verhoogd worden :

-        hetzij op initiatief van de werkgever ;

-        hetzij op gemotiveerde vraag van de werknemers of hun vertegenwoordigers waarop de werkgever gemotiveerd al dan niet zijn akkoord betuigt en waarbij de partijen zich dienen aan te sluiten.

HOOFDSTUK IV - VORMING EN OPLEIDING

Artikel 14

In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 14 januari 2003 voor de periode 2003-2004 doet de sector een bijkomende inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door een sectorale bijdrage van 0,10 % op de lonen gedurende de jaren 2003 en 2004. Aldus levert de sector haar aandeel tot de uitvoering van het engagement om bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen, met als doel België op het traject te zetten dat na 6 jaar leidt tot het gemiddeld niveau van de drie buurlanden, d.w.z. van 1,2 % tot 1,9 % van de loonkost. Deze 0,10 % bijdrage zal aangewend worden in het kader van de opleidingsplannen en het trekkingsrecht. Hierover zal een afzonderlijke CAO gesloten worden.

Daarnaast doet de sector in uitvoering van de Wet houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004, een inspanning van 0,20 % voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2003 zal neergelegd worden op de griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Bijgevolg zal voor de jaren 2003 en 2004 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale bijdrage van 0,30 % ten laste van de werkgevers geïnd worden voor vorming en opleiding. De statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds zullen in die zin aangepast worden.

HOOFDSTUK V - CONVENTIONEEL BRUGPENSIOEN

Algemeen stelsel

Artikel 15

Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1981, respectievelijk verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 december 1985 tot 31 december 1989 bij CAO van 10 februari 1989 tot 31 december 1990, bij CAO van 21 februari 1991 tot 31 december 1992, bij CAO van 4 maart 1993 tot 31 december 1994, bij CAO van 13 april 1995 tot 31 december 1996, bij CAO van 25 april 1997 tot 31 december 1998 en bij CAO van 2 april 1999 tot 31 december 2000 en bij de CAO van 30 maart 2001 tot 31 december 2002 wordt met een nieuwe termijn van twee jaren verlengd tot 31 december 2004 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 16.

Artikel 16

a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 § 2 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen wordt vanaf 1 januari 2003 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar.

b) Naast de anciënniteitvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitvoorwaarden :

-        ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding;

-        ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

      Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2 § 3 van voormeld koninklijk besluit.

Artikel 17

Aan de werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de werklieden van de textielnijverheid en het breiwerk.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het Fonds voor Bestaanszekerheid.

Artikel 18

De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

Conventioneel brugpensioen voor werklieden met nachtprestaties

Artikel 19

Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding, ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2003 ten voordele van de werklieden van 56 jaar met nachtprestaties.

Deze werklieden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioenstelsel mogelijk maken, evenals aan de anciënniteitvoorwaarden zoals bepaald in artikel 16 litt. b) hierboven.

Artikel 20

Aan voormelde werklieden die in de loop van de jaren 2003 en 2004 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door de wet betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het Fonds voor Bestaanszekerheid.

Artikel 21

De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijk collectieve arbeidsovereenkomst. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2003 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

HOOFDSTUK VI - UITBOUW 2de PENSIOENPIJLER - SECTORIEEL PENSIOENFONDS

Artikel 22

Vanaf 1 januari 2005 wordt het sectorieel pensioenfonds opgericht. Dit fonds wordt gefinancierd door werkgeversbijdragen en paritair beheerd. Alle modaliteiten hieromtrent zullen worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

In het kader van de toekomstige wetgeving betreffende de sectorale pensioenfondsen en de uitvoeringsbesluiten wordt een paritaire werkgroep opgericht die de uitbouw van een sectorieel pensioen in de textielnijverheid en het breiwerk zal onderzoeken met het doel vanaf 2005 met een sectorieel pensioenfonds te starten.

HOOFDSTUK VII - TOENADERING ARBEIDERS - BEDIENDEN

Artikel 23

Vanaf 1 april 2004 en vanaf het ogenblik dat de arbeider 5 jaar ononderbroken anciënniteit heeft bereikt in de onderneming op het ogenblik dat de arbeidsongeschiktheid een aanvang neemt, wordt de eerste carenzdag waarvan sprake in artikel 52§1 tweede alinéa van de wet van 3 juli 1978 inzake de arbeidsovereenkomsten, per kalenderjaar gedekt door loon, d.w.z. het normale loon dat de arbeider zou ontvangen hebben indien hij op die dag zou gewerkt hebben.

Artikel 24

In artikel 5, 1ste alinea, van het Statuut van de meestergasten in de textielnijverheid vastgelegd bij CAO van 26 oktober 1962 worden de woorden "13 weken" vervangen door de woorden "26 weken".

Voormelde 1ste alinea van artikel 5 wordt aangevuld met volgende bepaling: "In geval van afdanking met het oog op brugpensioen gelden de wettelijke opzeggingstermijnen van 4 of 8 weken. "

HOOFDSTUK VIII - WAARBORG- EN SOCIAAL FONDS

Artikel 25

Het niet terugvorderbaar voorschot wordt vanaf 2003 op 123,90 EUR gebracht.

Artikel 26

De werkgeversbijdrage voor de sectie voordelen aan de gesyndiceerden wordt met 0,20% verhoogd en dus van 1,95% op 2,15% gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning voor 2003 op 2,35% gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 2,15% gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Artikel 27

De bepalingen van artikel 31 van de CAO van 30 maart 2001 betreffende het toekennen van (een) bezoldigde afwezigheidsdag(en) worden samen met de praktisch uitgewerkte toepassingsmodaliteiten verder gezet.

Voor de toekenning van de anciënniteitdag wordt, wanneer een arbeider wordt afgedankt ingevolge herstructurering zoals bepaald in artikel 9 - KB 7 december 1992 inzake werkloosheid, ingevolge een sluiting of een faling, de anciënniteit verworven bij de werkgever die afdankt behouden, voorzover de arbeider in dienst treedt van de nieuwe werkgever binnen de 6 maanden (182 kalenderdagen) volgend op de dag dat de tewerkstelling bij de vorige werkgever een einde heeft genomen.

Artikel 28

Voor de arbeider(ster) die wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 54 jaar heeft bereikt, wordt de bijkomende werkloosheidsvergoeding op 3,72 EUR (150 BEF) per dag vastgesteld. Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen noch met het wettelijk pensioenstelsel.

De voorwaarden om recht te hebben op deze verhoogde bijkomende werkloosheidsvergoeding zijn :

-        40 jaar beroepsloopbaan bewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 § 5 van het KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen.

-        20 jaar beroepsloopbaan bewijzen in de textielsector d.w.z. 20 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met één of meerdere werkgevers die afhang(t)(en) van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Artikel 29

Voor de sectie sociale begeleiding wordt de werkgeversbijdrage met 0,10% verhoogd en dus van 0,20% op 0,30% gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2003 op 0,40% gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 0,30% gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Artikel 30

Het Waarborg- en Sociaal Fonds stelt voor het jaar 2003 en 2004 telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 % van de jaarlonen (aan 100%) ter beschikking voor het bevorderen van de internationale solidariteit. De verhoudingsgewijze toewijzing van dit bedrag aan de drie ondertekenende werknemersorganisaties textielvakbonden gebeurt op dezelfde manier als voor de CAO 2001-2002.

Artikel 31

De statuten van het Waarborg- en Sociaal Fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK IX - FONDS VOOR BESTAANSZEKERHEID

Artikel 32

De aanvullende vergoeding, waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR bruto per maand, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor werklieden, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet tot gevolg hebben dat het totaal bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen hoger komt te liggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de persoonlijke afhouding voor de werknemer zonder gezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor Pensioenen.

Artikel 33

De werkgeversbijdrage wordt met 0,10% verhoogd en dus van 1,35% op 1,45% gebracht. Aangezien de eerste en tweede inning 2003 reeds zijn verricht, worden de derde en vierde inning 2003 op 1,55% gebracht. Deze bijdrage wordt terug op 1,45% gebracht vanaf de eerste inning van 2004.

Artikel 34

De beslissing van het PC inzake overstap van het vervroegd (ondernemings)brugpensioen naar het sectoraal brugpensioen wordt voor de jaren 2003-2004 verdergezet.

Artikel 35

De statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid worden aangepast gelet op hetgeen voorafgaat.

HOOFDSTUK X - TIJDELIJKE WERKLOOSHEID

Artikel 36

De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe om in het kader van de toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, een eenparig positief advies in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het Breiwerk uit te brengen, met het oog op het bekomen van de verlenging van de bestaande afwijkingsbesluiten inzake tijdelijke werkloosheid.

HOOFDSTUK XI - SOCIAAL OVERLEG IN DE KMO'S

Artikel 37

Per gewestelijk contactcomité zullen op vraag van de meest gerede partij alle problemen onderzocht worden die onder de bevoegdheid vallen van het statuut van de syndicale afvaardiging.

HOOFDSTUK XII - KLEIN VERLET

Artikel 38

Bij overlijden van de partner of een kind van de arbeider of van een kind van de partner van de arbeider worden de wettelijk voorziene 3 dagen klein verlet op 4 dagen gebracht.

HOOFDSTUK XIII - OVERBRUGGINGSPLOEGEN

Artikel 39

Een aantal regelingen in verband met het functioneren van de (1/2) overbruggingsploegen zullen het voorwerp uitmaken van een studie in een paritaire werkgroep.

De opzeggingstermijn van de 1/2 overbruggingsploegen wordt vanaf de ondertekening van onderhavige CAO van 6 maanden op 3 maanden gebracht.

HOOFDSTUK XIV - MAALTIJDCHEQUES

Artikel 40

Voor de periode van 1 oktober 2003 tot 31 december 2003 worden overeenkomstig de RSZ-reglementering maaltijdcheques toegekend waarvan het bedrag en de toepassingsmodaliteiten worden vastgelegd in een afzonderlijke CAO.

HOOFDSTUK XV - DUUR VAN DE OVEREENKOMST EN VERBINTENISSEN VAN DE CONTRACTERENDE PARTIJEN

Artikel 41

Deze overeenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004. Zij bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hiervoor vermelde periode.

Bijgevolg waarborgen de contracterende partijen gedurende deze periode de inachtneming van de aangegane verbintenissen met betrekking tot de sociale vrede en de opvoering van de productiviteit hetgeen het volgende inhoudt :

a) tijdens gans de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen de syndicale en patronale organisaties de sociale vrede in de ondernemingen waarborgen, alsmede de effectieve medewerking verzekeren van het personeel bij de uitvoering van de maatregelen welke getroffen worden door toepassing van de paritair aanvaarde schikkingen met het oog op de opvoering van de productiviteit, zowel voor wat betreft het gebruik van nieuwe werktuigen en productiemachines, als voor wat betreft de wijzigingen aan de arbeidsmethodes ;

b) het geheel der schikkingen in verband met de arbeidsvoorwaarden zal stipt worden toegepast en kan onder geen enkel geval terug in betwisting worden gebracht door de syndicale organisaties, de werknemers, de patroonsvereniging of de werkgevers ;

c)   de syndicale organisaties en de werknemers verbinden er zich toe geen enkele eis te stellen noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsvlak, en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken om welke reden het ook moge wezen.

d) wanneer zich op sectorieel of ondernemingsvlak moeilijkheden zouden voordoen inzake net sociaal overleg, is het een goede praktijk om paritaire verzoening te bevoordelen en zo nodig het vraagstuk formeel aanhangig te maken bij het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Artikel 42

De hierboven vermelde verbintenissen inzake sociale vrede vallen onder toepassing van de bepalingen die door ondertekenende partijen in het nationaal protocol van 26 juni 1969 dienaangaande werden vastgesteld.


Historiek
01/01/2023 31/12/2024 01 Algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst 2023-2024
01/01/2021 31/12/2022 01 Sectoraal akkoord 2021-2022
01/01/2021 31/12/2022 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/01/2019 31/12/2020 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/01/2017 31/12/2018 01 Sectoraal akkoord 2017-2018
01/01/2015 31/12/2016 01 Sectoraal akkoord 2015-2016
01/01/2014 31/12/2014 01 Sectoraal akkoord 2013-2014
01/01/2011 31/12/2013 01 Sectoraal akkoord 2011-2012
01/01/2007 31/12/2010 01 Sectoraal akkoord 2007-2010
01/01/2005 31/12/2006 01 Sectoraal akkoord 2005-2006
01/01/2003 31/12/2004 01 Sectoraal akkoord 2003-2004