24 Syndicale vorming

Paritair (sub-)Comité nr.:
119.01.00-00.00, 119.02.00-00.00, 119.03.00-00.00

Bijwerking: 30/05/2006
Geldig vanaf: 01/01/2002
Geldig tot: 31/12/2002

In het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren werd op 20 december 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de vorming van de syndicale afgevaardigden. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 5 juni 2003 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 1 augustus 2003.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 5 september 2001 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 november 2001.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Tekst van de CAO

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 5bis en 6 van de Nationale Arbeidsraad en is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.

§2. Met arbeiders worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld.

HOOFDSTUK II - Begunstigden

Artikel 2

Wanneer door de meest representatieve organisaties van de werknemers, vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, cursussen of seminaries ingericht worden ter vervolmaking van de economische, sociale en technische kennis van de leden der vertegenwoordigingsorganen van de werknemers, zal de huidige overeenkomst van toepassing zijn.

Indien dit door de omstandigheden gewettigd is, kunnen sommige syndicale afgevaardigden of militanten, personeelsleden van de onderneming, aangewezen door de vakbonden, van de huidige overeenkomst genieten, in plaats van de begunstigden waarvan hierboven sprake.

HOOFDSTUK III - Organisatie

Artikel 3

De werknemersorganisaties die cursussen en seminaries inrichten zullen tenminste drie weken op voorhand het ondernemingshoofd verwittigen van de aanwijzingen en de deelneming van sommige arbeiders aan de cursussen of seminaries.

Zij zullen eveneens het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren verwittigen en het een beknopte samenvatting laten geworden van de onderwerpen die bij die gelegenheid zullen behandeld worden.

De partijen geven toe dat de aanwijzing waarvan hierboven sprake de doeltreffende werking van de betrokken onderneming niet mag belemmeren en dat de vormingsperiodes in de mate van het mogelijke zullen vastgesteld worden op data die niet samenvallen met de traditionele periode(s) van hoogseizoen in de sectoren waartoe de ondernemingen behoren

.

HOOFDSTUK IV - Duur van de afwezigheid

Artikel 4

De meest representatieve organisaties van werknemers, vertegenwoordigd in het paritair comité, zullen over een krediet beschikken van 4 dagen per jaar en per effectief mandaat in de ondernemingsraad, comité voor preventie en bescherming en de syndicale afvaardiging.

HOOFDSTUK V - Betaling van de afwezigheden

Artikel 5

Wanneer deelgenomen wordt aan cursussen of seminaries in het kader van huidige collectieve arbeidsovereenkomst, zal de betaling van het loon van elke arbeider bedoeld in art. 2 van huidige overeenkomst gedaan worden door de werkgever, op de wijze voorzien door de wet en de uitvoeringsbesluiten betreffende de betaling der wettelijke feestdagen.

De afwezigheden naar aanleiding van de gevolgde cursussen of seminaries zullen beschouwd worden als gelijkgestelde dagen wat betreft de driemaandelijkse aangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

HOOFDSTUK VI - Financiering van de syndicale vorming

Artikel 6

Teneinde de financiering van de syndicale vorming te verzekeren, zullen de werkgevers waarvan sprake in artikel 1 elk jaar op de rekening van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren een bijdrage storten per effectief arbeidersmandaat in de OR, het CPB en de syndicale afvaardiging van 104,12 € vanaf 2002.

De te betalen bedragen moeten elk jaar ten laatste op 30 september gestort worden door de werkgevers.

Vanaf 1 oktober is de werkgever verplicht een verhoging van 10 % te betalen op het bedrag van de verschuldigde bijzondere bijdragen, verhoogd met een nalatigheidsintrest van 5 % op hetzelfde bedrag, zonder dat hiervoor ingebrekestelling vereist is.

De bijdragen worden geïnd en gevorderd en de opbrengst ervan wordt beheerd door het Sociaal Fonds, volgens de bepalingen van het art. 19 van de statuten.

Artikel 7

Het Fonds zal de bijdragen op het krediet brengen van bijzondere rekeningen voor elke vakbondsorganisatie naar rato van het aantal effectieve leden in de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming en de syndicale afvaardigingen.

Artikel 8

De meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren delen elk jaar ten laatste op 31 augustus aan het Fonds hun aantal effectieve leden mee in de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming en de syndicale afvaardigingen in elke onderneming van de handel in voedingswaren.

Artikel 9

Ter aanvulling van de in artikelen 6 tot 8 bedoelde bijdrage van de ondernemingen wordt elk jaar door de algemene begroting van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren een bedrag ter beschikking gesteld voor de financiering van de syndicale vorming.  Dit bedrag beloopt vanaf 2002, 20,82 € per effectief arbeidersmandaat in de OR, het CPB en de syndicale afvaardiging.

HOOFDSTUK VII - Terugbetaling van de loon- en organisatiekosten

Artikel 10

Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren zal de werkgevers de loonkosten terugbetalen voor de dagen afwezigheid voor syndicale vorming die zij hebben gedragen in uitvoering van artikel 5 van huidige overeenkomst.  De Raad van Bestuur van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren zal de terugbetalingsvoorwaarden en -modaliteiten bepalen.

Artikel 11

Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren zal aan de betrokken syndicale organisatie een forfaitair bedrag storten als tussenkomst in de organisatiekosten van de vormingscursussen, ten belope van 37,18 € per dag en per werknemer die aan de in deze overeenkomst beoogde vorming deelneemt.

Artikel 12

Het bedrag van de loonkosten die aan de werkgevers worden terugbetaald alsook het bedrag van de organisatiekosten die terugbetaald worden aan de syndicale organisaties zullen gedebiteerd worden op de bijzondere rekening van de betrokken syndicale organisatie.

HOOFDSTUK VIII - Verhaalprocedure

Artikel 13

Ieder geschil betreffende de toepassing van deze overeenkomst zal op aanvraag van de meest gerede partij kunnen voorgelegd worden aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, wanneer er een geschil bestaat tussen de werkgever enerzijds en de werknemers anderzijds.  De Raad van Bestuur van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren zal de uitvoeringsmodaliteiten van deze collectieve arbeidsovereenkomsten vaststellen.

HOOFDSTUK IX - Slotbepalingen

Artikel 14

Deze overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 januari 2002.

Ze zal kunnen opgezegd worden door één der partijen, mits een voorafgaandelijke opzeg van drie maanden, betekend bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die de leden hiervan inlicht.

Artikel 15

Deze overeenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

BIJLAGE

 

Gepresteerde en gelijkgestelde dagen

 

Lijst opgesteld door het paritair comité op 15 december 1971 en gewijzigd op 13 april 1973, 22 december 1976, 13 juli 1977, 8 december 1987 en 19 december 1990

 

Onder gepresteerde dagen dient te worden verstaan:

 

1.      De dagen of gedeelten van dagen die werkelijk aan arbeid worden besteed;

 

2.      De dagen of gedeelten van dagen die niet gepresteerd worden, doch waarvoor de werkgever verplicht is een loon uit te betalen (bijvoorbeeld: gewaarborgd weekloon, betaalde feestdagen, dagen van klein verlet, enz.);

 

3.      De dagen gedurende dewelke niet gewerkt wordt omwille van jaarlijkse vakantie waarop de werklieden en werksters recht hebben overeenkomstig de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers;

 

4.      De 6de niet-gepresteerde dag van elke vijfdaagse werkweek, ingeval de wekelijkse arbeidstijd in de loop van een kwartaal nu eens over 5, dan weer over meer dan 5 dagen gespreid is.

 

Onder gelijkgestelde dagen dient te worden verstaan:

 

1.      De dagen van volledige arbeidsongeschiktheid die het gevolg zijn van een arbeidsongeval of een beroepsziekte;

 

2.      De dagen van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste twaalf maanden, na een tijd van volledige arbeidsongeschiktheid, wanneer het erkend percentage van ongeschiktheid ten minste 66 % bedraagt;

 

3.      De dagen afwezigheid gedurende de eerste twaalf maanden, ingevolge een ongeval dat geen arbeidsongeval is of een ziekte die geen beroepsziekte is;

 

4.      De rustperiode voor zwangerschap en bevalling: zoals bepaald in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971;

 

5.      De militaire dienstplicht, op voorwaarde dat de belanghebbende onmiddellijk vóór en na zijn legertijd in dienst is geweest van een onderneming aangesloten bij het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Handel in Voedingswaren;

 

6.      De dagen van gewone wederoproeping voor legerdienst met een maximum van 74 of 66 dagen, naargelang de werknemer al dan niet deelneemt aan de vorming van reservekaders;

 

7.      De dagen besteed aan het nakomen van burgerlijke verplichting (voogd, lid van een familieraad, getuige in rechten gezworene, kiezer, lid van een stembureau);

 

8.      De dagen besteed aan de uitoefening van een openbaar mandaat en een mandaat in syndicaal verband, bepaald bij artikel 16, 9° en 10 ° van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967) gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 1970 (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970);

 

9.      De dagen van deelneming aan stages of studiedagen die aan arbeidsopvoeding of aan syndicale vorming gewijd zijn en georganiseerd worden door representatieve organisaties der werknemers of door de bevoegde minister erkende gespecialiseerde instituten, ten belope van maximum 12 dagen per jaar;

 

10.    De dagen van staking of lock-out, in de volgende voorwaarden:

 

         a)   de werkman of de werkster moet ten minste één dag effectief werkzaam zijn geweest in de loop der achtentwintig opeenvolgende dagen die de aanvangsdag van de werkstaking of de lock-out voorafgaan;

 

         b)   de staking moet:

 

                1°   voorafgegaan worden door een poging tot verzoening door een bemiddelaar die gekozen werd door de partijen of op verzoek van één dezer, door de Minister van Tewerkstelling en arbeid;

 

                2°   ingaan na het verstrijken van een collectieve stakingsaanzegging, betekend door een syndicale organisatie die vertegenwoordigd is in het paritair comité waaronder de onderneming ressorteert.

 

         Deze opzegging kan ten vroegste betekend worden de 7de dag volgend op de 1ste vergadering welke door de gekozen of aangewezen bemiddelaar gehouden werd.

 

         De opzegging wordt betekend hetzij bij een ter post aangetekende brief en aan ieder individuele werkgever gerichte brief, hetzij door inlassing in de notulen van een verzoeningsvergadering.

 

         Zij gaat in de dag na die waarop zij werd betekend en de duur ervan is minstens zeven dagen.

 

11.    De dagen van gedeeltelijke werkloosheid;

 

12.    De extra-legale vakantieperiode die door de werkgever aan de vreemde arbeiders toegekend wordt, die naar hun land terugkeren;

 

13.    Voor de jonge werklieden en werksters, de schoolperiode en de periode begrepen tussen de datum waarop ze de school verlaten en het begin van hun eerste arbeidscontract (maximum 4 maanden; deze grens wordt op 31 december gebracht voor de jongeren die het schooljaar volledig beëindigen).

 

         De rechten moeten op dezelfde wijze als voorzien bij de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders berekend worden, dit wil zeggen dat het begin van het eerste arbeidscontract moet liggen binnen de 4 maanden na het einde der studies; deze grens wordt gebracht op 31 december (ongeveer 6 maanden) voor de jongeren die hun schooljaar volledig beëindigen.

 

         In dit geval wordt de periode die nog op school doorgebracht werd evenals het deel van de 4 maanden (of 6 maanden), waarin niet gewerkt werd en die valt tussen de datum van het verlaten van de school en 31 december van het lopende jaar, gelijkgesteld met normale werkdagen;

 

14.    Voor de genieters van brugpensioen, de periode vanaf op brugpensioenstelling tot 31 december van hetzelfde jaar;

 

15.    Voor de gepensioneerden, de periode vanaf de opruststelling tot 31 december van hetzelfde jaar;

 

16.    De periode vanaf het overlijden van een werkman of werkster, tot 31 december van hetzelfde jaar.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
20/12/2001
Registratienr
61939
Geldig van
-
Geldig tot
31/12/2002
Neerleggingsdatum
08/01/2002
Registratiedatum
04/04/2002
Onderwerp
syndicale vorming
BS Bericht van neerlegging
25/04/2002
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
05/06/2003
Gepubliceerd in het B.St. van
01/08/2003
Keywords
SYNDICALE VORMING
Historiek
01/01/2020 31/12/2999 24 Syndicale vorming
01/01/2014 31/12/2019 24 Syndicale vorming
01/01/2009 31/12/2013 24 Syndicale vorming
01/09/2007 31/12/2008 24 Syndicale vorming
01/04/2007 31/08/2007 24 Syndicale vorming
01/01/2005 31/03/2007 24 Syndicale vorming
01/01/2002 31/12/2002 24 Syndicale vorming
01/09/1999 31/12/2001 24 Syndicale vorming