In het Paritair comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf werd op 2 maart 1989 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten houdende regeling van het geldelijk statuut van toepassing op de gebaremiseerde statutaire personeelsleden van de gas- en elektriciteitsbedrijven. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 21 maart 1989 onder het nr. 22410/CO/326.
Deze overeenkomst heeft tot doel een aantal bepalingen overeengekomen in het verleden tot op de dag van afsluiting van deze overeenkomst op nationaal sectoraal niveau te compileren. Deze bepalingen vormden het geldelijk statuut dat, rekening houdend met de evolutie van de wetgeving, van toepassing was op de statutaire gebaremiseerde agenten van de gas- en elektriciteitbedrijven.  

Op 4 december 2003 werd er een tweede cao gesloten als "waarborg van de rechten van de werknemers van de bedrijfstak elektriciteit en gas in dienst op 31 december 2001". Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 6 februari 2004 onder het nr. 69748/CO/326. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 20 februari 2004. 
Deze overeenkomst werd gesloten met het oog op het waarborgen en handhaven van alle rechten die uitsluitend uit de opgesomde collectieve arbeidsovereenkomsten voortvloeien die als bijlage gevoegd zijn aan deze cao. 
Zij werd ingetroken door de cao van 2 december 2004 (geregistreerd op 4 april 2005 onder het nr. 74368/CO/326; bericht van neerlegging in het Belgisch Staatsblad van 14 april 2005). Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking op 1 januari 2002 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2041.

Op 19 februari 2004 werd een CAO ondertekend inzake de sociale programmatie voor de personeelsleden voor wie de waarborgcao van 4 december 2003 betreffende de waarborg van de rechten van werknemers van de bedrijfstak gas en elektriciteit in dienst op 31 december 2001 van toepassing is. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 5 juni 2004 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 juli 2004.

In het Belgisch Staatsblad van 13 september 2005 verscheen de cao van 30 juni 2005 tot vaststelling van de sociale programmatie voor de personeelsdelen voor wie de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 2004 betreffende de waarborg van de rechten van werknemers van de bedrijfstak gas en elektriciteit in dienst op 31 december 2001 van toepassing is. Zij algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 2 mei 2006 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 18 september 2006.

Wij geven u hierna de bepalingen betreffende de loonvoorwaarden.

Tekst CAO van 2 maart 1989

(...)

A. Kwalificatie van de functies

Artikel 4

De kwalificatie van de functies geschiedt volgens de nationale regels vastgesteld door de Kwalificatiecommissie voor de Bedienden van de Gas- en Elektriciteitsbedrijven, een organisme ontstaan uit het Paritair Comité en samengesteld uit nationale patronale en syndicale verantwoordelijken. Zij houdt zich alleen bezig met kwesties waarin het principe en de methode ter sprake komen.

Artikel 5

De procedure en de toepassingsmodaliteiten van de kwalificatiemethode maken het voorwerp uit van een "verzameling van de uittreksels uit de notulen" van de Kwalificatiecommissie en van de Natioanale Paritaire Jury. Deze tekst werd paritair aangepast door de Kwalificatiecommissie van 19.06.1986 onder de titel "Kwalificatiemethode : Procedure en Toepassingsmodaliteiten".

Artikel 6

De kwalificatie van de functies gebeurt op basis van 14 klassen met een spanning gaande van 115 tot 210 punten, overeenkomstig volgende tabel:

 Artikel 7

1. De spanningscoëfficiënt 100 staat tegenover de toegangsklas, anciënniteit nul.
2. Voor de klassen 1 tot 14, anciënniteit nul, zijn de spanningscoëfficiënt die welke in artikel 6 beschreven zijn.
3. De toegangsklas moet in maximaal 6 maanden worden doorlopen.
4. Behoudens lokaal paritair akkord wordt de toegangsklas in dezelfde voorwaarden gebruikt als de oude categorieën 3A en 110.

B. Anciënniteit

Artikel 8

De wedden berekend op grond van de bepalingen der voorafgaande artikelen, worden verhoogd uit hoofde van het aantal dienstjaren.
Het aantal dienstjaren wordt berekend door toepassing van de bepalingen der artikelen 9, 10, 11 en 12.
De verhogingspercentages der wedden uit hoofde van het aantal dienstjaren zijn de volgende:

1. tot en met het 5de dienstjaar: 20% door 5 jaarlijkse verhogingen van 4%;
2. van het 6de tot en met het 10de dienstjaar: 15% door 5 jaarlijkse verhogingen van 3%;
3. van het 11de tot en met het 20ste dienstjaar; 15% door 5 tweejaarlijkse verhogingen van 3%;
4. van het 21ste tot en met het 32ste dienstjaar: 12% door 6 tweejaarlijkse verhogingen van 2%;

zijnde in totaal 62% na 32 dienstjaren. (Paritaire beslissingen van 23.1.1965 en van 23.3.1972).

 (...)

Tekst CAO van 19 februari 2004

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf ressorteren en op de seerde werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst  van 4 december 2003 betreffende de waarborg van rechten van werknemers van de bedrijfstak gas en elektriciteit in dienst op 31 december 2001 van toepassing is.
Onder "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers.

HOOFDSTUK II - Geldigheidsduur

Artikel 2

Behoudens uitdrukkelijk tegenstrijdig beding in de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt ze gesloten voor een onbepaalde duur en heeft zij uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 3

Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan, mits het naleven van een opzegtermijn van 6 maanden, door één van de ondertekenende partijen, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf.

HOOFDSTUK III - Koopkracht

Verhoging van de spilwedde

Artikel 4

De spilwedde, wordt verhoogd met 1% op 1 april 2004. 
De verhoging heeft betrekking op de volgende soorten contracten: arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur, startbaanovereenkomsten/overeenkomsten voor eerstewerkervaring, arbeidsovereenkomsten voor een welbepaald werk, studentenovereenkomsten arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur, behalve "vormingsovereenkomsten" en "risicogroepen".
De verhoging heeft betrekking op de aanvullingen die worden toegekend aan werknemers waarvan de arbeidsovereenkomst geschorst is wegens ziekte of ongeval en die zich in het eerste of tweede jaar van de inkomensgarantie bevinden.
In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst, voor een andere reden dan ziekte en ongeval, betreft deze verhoging het loon op het ogenblik van de werkhervatting en/of het pensioen indien deze onmiddellijk volgt op de schorsingsperiode.
De verhoging heeft geen betrekking op de aanvullingen die toegekend worden aan werknemers die zich in stelsels van vervroegde uitstap en vertrek "einde loopbaan" bevinden.
De verhoging heeft geen betrekking op de weddecoëfficiënt zoals gedefinieerd in artikel 3, 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende de progressieve afbouw van de looncoëfficiënt voor werknemers die niet meer in een stelsel van volcontinuarbeid worden tewerkgesteld.
In overeenstemming met artikel 16, b, 1° en 2° en artikel 29, III, c, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf, betreffende het geldelijk statuut van de werknemers in de gas- en elektriciteitssector en met artikel 3, 1, d, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 1995 worden de opslorpbare delta's met deze verhoging verminderd.

(...)

Tekst CAO van 30 juni 2005

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het gasen elektriciteitsbedrijf ressorteren en op de gebaremiseerde werknemers op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 2004 betreffende de waarborg van rechten van werknemers van de bedrijfstak gas en elektriciteit in dienst op 31 december 2001 van toepassing is.
Onder "werknemers" wordt verstaan: de mannelijke en vrouwelijke werknemers aangeworven met een overeenkomst voor onbepaalde duur, voltijds of deeltijds.
Onder "gebaremiseerde werknemers" wordt verstaan : de werknemers die de voorwaarden volgen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 2004 betreffende de waarborg van de rechten van de werknemers in dienst op 31 december 2001.
Onder "onderneming" wordt verstaan: de juridische entiteit.

HOOFDSTUK II - Koopkracht en geldelijke bepalingen

Artikel 2 

Recurrente verhoging

Vanaf 1 mei 2006 wordt het barema verhoogd met 0,75%.

(...)

HOOFDSTUK X - Geldigheidsduur

Artikel 20

Behoudens uitdrukkelijk tegenstrijdig beding in de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur en heeft zij uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan, mits het naleven van een opzegtermijn van 6 maanden, door één van de ondertekenende partijen, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd bij aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het gas- en elektriciteitsbedrijf.

(...)