0401 Loonvoorwaarden

Paritair (sub-)Comité nr.:
307.00.00-00.00

Bijwerking: 14/01/2004
Geldig vanaf: 16/07/2003
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen werd op 27 april 2001 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 20 september 2003 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 november 2003.

 

In hetzelfde paritair comité werd op 20 oktober 2003 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de koopkracht.  Zij werd neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 21 november 2003 onder het nr. 68.567/CO/307; het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 11 december 2003.

 

Wij geven u de bepalingen die betrekking hebben op de loonvoorwaarden.

CAO 27 april 2001

HOOFDSTUK I ‑ Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1977 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij KB van 8 augustus 1977 (BS van 12 januari 1977), de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 2000, registratienummer 54.663/CO/307 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden, en de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 oktober 1997, registratienummer 46.467/CO/307, gesloten in aansluiting op het protocolakkoord van 30 juni 1997 tot wijziging van bepaalde bepalingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 1977.

De collectieve arbeidsovereenkomst van 16 november 1993, registratienummer 34.831/CO/307 betreffende de paritaire loonschalen wordt opgeheven.

HOOFDSTUK II – Functieclassificatie

Sectie 1 – Uitvoeringspersoneel

(...)

Artikel 6 – Werklieden en werksters

Indien de nachtwakers, liftjongens, loopjongens, boodschappers en bestellers de hoedanigheid van bediende niet bezitten, genieten zij op eenentwintig jarige leeftijd het minimumloon vastgesteld voor de bedienden van de eerste categorie.

Deze lijst is niet limitatief.

Voor arbeiders, jonger dan 21 jaar, geldt een verlaging van het loon van 2,5 % per leeftijdsjaar.

(...)

Artikel 9 – Werkwijze bij invoering

Bij hun indienstneming wordt aan de werknemers/-neemsters de categorie van de functie die zij uitoefenen toegekend.  Hun beloning wordt bepaald bij art. 27, 36 en 37 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 10 – Werknemers in dienst genomen voor aanvangsleeftijd loonschalen

De werknemers/-neemsters die in dienst werden genomen voor de aanvangsleeftijd van de loonschalen zullen geclassificeerd worden volgens de functie die zij werkelijk uitoefenen.  Hun beloning wordt bepaald bij artikels 34 en 35 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

(...)

Sectie 2 – Uitvoeringsstafpersoneel

(...)

Artikel 17

De opklimming in de loonschaal, voor al de categorieën, loopt over een periode van tien jaar.

Artikel 18

Voor de bedienden die voor de normale aanvangsleeftijd van de bedoelde categorie in een stafcategorie worden benoemd, is de verlaging per leeftijdsjaar gelijk aan 2,5 %.

Artikel 19

De verhogingen van de lonen “functie van de ouderdom” welke overeenstemmen met de loonschalen, gaan in de eerste maand welke op de verjaardag van de belanghebbende bediende volgt.

Artikel 20

De bedienden die tot een categorie “uitvoeringsstaf” worden bevorderd, genieten in deze categorie, vanaf hun bevordering, het maandelijks minimumloon dat met hun leeftijd overeenstemt.

Section 3 – Inspecteurs

(...)

Artikel 22

In de eerste categorie, tussen de leeftijden van eenentwintig jaar en van zevenentwintig jaar, wordt het minimum maandloon bekomen door zoveel maal 1 % van het minimum maandloon voorzien voor de leeftijd van zesentwintig jaar af te trekken als er jaren verschil tussen deze leeftijden zijn.

Artikel 23

Voor de bedienden die voor de normale aanvangsleeftijd van de tweede en derde categorie, welke op zesentwintig jaar is gesteld, worden benoemd, is de verlaging per leeftijdsjaar gelijk aan 2,5 %.

Artikel 24

De verhoging van de lonen “functie van de ouderdom”, welke overeenstemmen met de loonschalen gaan in de eerste maand welke op de verjaardag van de belanghebbende bediende volgt.

Artikel 25

De in de loonschalen voorziene bedragen zijn minima, vast loon en provisie inbegrepen, met dien verstande dat elke maand die minimum aan de inspecteur moet worden betaald, onder voorbehoud van regularisatie van zijn provisierekening op het einde van het jaar.

HOOFDSTUK III – Barema’s

Sectie 1 – Bedienden die na de normale aanvangsleeftijd in dienst treden

Artikel 26

In afwijking van de bepalingen van de hiernavolgende artikelen 27, 36 en 37, mag het loon van de bedienden die na de normale aanvangsleeftijd van hun categorie worden aangeworven, bij hun indiensttreding gelijk zijn aan het minimum maandloon vastgesteld voor de normale aanvangsleeftijd van de categorie verhoogd met 80 % van het verschil tussen dit loon en het loon dat overeenkomt met de leeftijd en de categorie van de belanghebbenden.

Deze berekeningsmethode mag voor deze bedienden worden toegepast gedurende een maximumduur van één jaar.

Na deze periode ontvangen deze bedienden het maandelijks minimumloon aan hun leeftijd en hun categorie verbonden.

Indien de werkelijke leeftijd van de bedienden de maximum leeftijd van de loonschaal van de categorie overschrijdt, wordt deze laatste in aanmerking genomen.

Sectie 2 – Uitvoeringspersoneel

Artikel 27

De minimummaandlonen per personeelscategorie worden als volgt vastgesteld in overeenstemming met de spilindex (...)

Commentaar: voor de evolutie van de minimumbezoldigingen verwijzen wij u naar onze omzendbrieven Hfdst. 4.2.

Artikel 28 – Inwerkingtreding

De nieuwe loonschalen en classificties treden in werking op 1 april 2000.  De verschuldigde loonsverhogingen kunnen worden beperkt tot 50 % op 1 april 2000; de helft van het saldo zal toegekend worden ten laatste op 1 april 2001 en de rest ten laatste op 1 april 2002.

Artikel 29 – Aanpassing van de reële lonen aan de nieuwe classificatie

Dit artikel betreft de werknemers/-neemsters die op datum van 1 april 2000, na de invoering van de nieuwe sectorale loonschalen en categorieën, een reël loon ontvangen dat hoger is dan het bedrag verschuldigd op die leeftijd.

In de nieuwe categorie zal hun loon behouden blijven en zullen zij recht hebben op een halve jaarlijkse verhoging tot op het moment dat hun reël loon zal bijgehaald worden door het verschuldigd loon op hun leeftijd en in de nieuwe categorie.

Artikel 30

In geval van forfaitaire verhoging van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, buiten die wegens indexering, worden deze loonschalen herzien teneinde een billijk evenwicht te behouden tussen de verschillende categorieën alsook de jaarlijkse procentuele progressie in categorie 1.

Artikel 31

In geen geval zal het minimummaandloon na de invoeringsdatum van de nieuwe loonschalen (1 april 2000) lager zijn dan het bruto minimummaandloon voor die datum.

Artikel 32

De loonschalen, categorieën en classificaties in de ondernemingen met een gunstigere overeenkomst blijven integraal van kracht.

Artikel 33

Bij hun indiensttreding zullen de werknemers/-neemsters beloond worden volgens de categorie van de functie die zij zullen uitoefenen.  Evenwel, gedurende de proef- en/of vormingsperiode (max. 12 maanden), kan het minimummaandloon berekend worden aan 90 %.

Artikel 34

De werknemers/-neemsters, in dienst genomen voor 21 jaar, zullen betaald worden aan een percentage, afnemend met 5 % per afgetrokken jaar, van het minimum aanvangsmaandloon van de met hun functie overeenstemmende categorie.

Artikel 35

Tussen de leeftijd van 21 jaar en de normale aanvangsleeftijd van bedoelde categorie wordt het minimummaandloon bekomen door zoveel maal 1 % van het minimummaandloon voorzien voor de aanvangsleeftijd, af te trekken als er jaren verschil tussen deze leeftijden zijn.

Sectie 3 – Uitvoeringsstafpersoneel

Artikel 36

De minimum maandlonen per categorie van het uitvoeringsstafpersoneel worden als volgt vastgesteld in overeenstemming met de spilindex (...)

Commentaar: voor de evolutie van de minimumbezoldigingen verwijzen wij u naar onze omzendbrieven Hfdst. 4.2.

Sectie 4 – Inspecteurs

Artikel 37

De minimum maandlonen per categorie van het inspectiepersoneel, worden als volgt vastgesteld, in overeenstemming met de spilindex (...)

Commentaar: voor de evolutie van de minimumbezoldigingen verwijzen wij u naar onze omzendbrieven Hfdst. 4.2.

HOOFDSTUK IV – Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

(...)

HOOFDSTUK X – Slotbepalingen

Artikel 51 – Overgangsbepaling

Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de art. 27, 36 en 37 gelden vanaf de dag van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in onderstaande tabellen (...)

Artikel 52

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 april 2000 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.

Iedere ondertekenende partijen mag deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen mits een opzegging van drie maanden.

Deze opzegging wordt gericht, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen.

Addendum bij wijze van inlichting

Uittreksel uit de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1975, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 september 1975

Artikel 4

Bij ontstentenis van een andersluidende collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het paritair comité heeft het in artikel 3 bepaalde gemiddeld minimum maandinkomen betrekking op alle elementen van het loon die verband houden met de normale arbeidsprestaties waarop de werknemer recht heeft ten laste van zijn werkgever.

Deze elementen omvatten onder meer het loon in geld of in natura, het vast of veranderlijk loon alsmede de premies en voordelen waarop de werknemer recht heeft ten laste van de werkgever uit hoofde van zijn normale arbeidsprestaties, dit wil zeggen de prestaties vermeld in de arbeidswet van 16 maart 1971 en per onderneming gepreciseerd in het arbeidsreglement.

Zij omvatten onder meer niet de overlonen voor overwerk, de voordelen bedoeld bij artikel 19, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969, genomen ter uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; zij omvatten evenmin de sociale uitkeringen die toegekend worden naar aanleiding van schorsingsperioden van de arbeidsovereenkomst.

Commentaar bij artikel 4

1)     Het criterium voor de inschakeling van premies of andere voordelen in het gemiddeld minimum maandinkomen is het recht dat de werknemer erop kan laten gelden, rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de werkgever, krachtens de normale arbeidsprestaties die hij heeft geleverd.

2)     Het criterium “normale arbeidsprestaties” betekent dat geen rekening wordt gehouden met:

a)  overlonen die worden betaald als vergoeding van prestaties die als bijkomende prestaties moeten aangezien worden ten overstaan van de arbeidswet van 16 maart 1971, de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsduur evenals het arbeidsreglement

b)  de voordelen bedoeld bij artikel 19, par. 2 van genoemd koninklijk besluit van 28 november 1969 dit wil zeggen:

1° de vergoeding toegekend in geval van sluiting van ondernemingen;

2° de vergeodingen aan de werknemers verschuldigd wanneer de werkgever zijn wettelijke, contractuele of statutaire verplichtingen niet nakomt, daarin is begrepen, in afwijking van bovenvermeld artikel 19, § 2, de vergoeding wegens onrechtmatige beëindiging hetzij van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd wegens niet eerbiediging van de opzeggingstermijn of van het nog te lopen gedeelte van deze termijn, hetzij van de dienstbetrekking voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk wegens beëindiging voor het verstrijken van de termijn of de beëindiging van het werk;

3° de vergeoding wegens uitwinning, bedoeld in artikel 15 van de wet van 30 juli 1963 tot instelling van het statuut der handelsvertegenwoordigers;

4° de bedragen die gelden als terugbetaling van de kosten die de werknemer heeft verricht om zich van zijn woonplaats naar zijn werkplaats te begeven, alsook de kosten die ten laste van zijn werkgever vallen;

5° de voordelen toegekend in de vorm van arbeidsgereedschap of werkkleding;

6° de bedragen die de werkgever aan de werknemer betaalt ten einde zich te kwijten van zijn verplichting om arbeidsgereedschap of werkkleding te bezorgen of om te zorgen voor kost en inwoning wanneer de werknemer ver van zijn woning tewerkgesteld is;

7° de bedragen die aan de werknemers worden toegekend wegens hun aansluiting bij een vakorganisatie ten belope van het bedrag door de Minister van Sociale Voorzorg bepaald;

8° de voordelen die door een Fonds voor bestaanszekerheid aan de werknemers worden toegekend in de vorm van zegels en die bepaald zijn bij regelingen welke voor 1 januari 1970 werden ingevoerd;

c)  men houdt evenmin rekening met de wettelijke en aanvullende sociale prestaties die worden toegekend naar aanleiding van schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst zoals: ziekteuitkeringen, werkloosheidsuitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid, enkel en dubbel vakantiegeld.

3)     De premies die betrekking hebben op een periode van meer dan één maand, komen in aanmerking in zover de werknemer het recht op deze premies heeft verworven, in zover die premies binnen een maximum termijn van twaalf maanden worden uitbetaald.  Wanneer de werknemer op het ogenblik dat hij zijn werkgever verlaat de voorwaarden tot toekenning van de premie niet vervult en hij daardoor het gemiddeld minimum maandinkomen niet bereikt, dient het bedrag van het inkomen tot het verschuldigde bedrag te worden aangevuld.

4)     Voor de werknemer die niet gedurende de ganse maand in kwestie heeft gewerkt, wordt het gemiddeld minimum maandinkomen berekend tot de duur van zijn normale arbeidsprestaties.

 

CAO 20 oktober 2003

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op alle werknemers van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen.

Artikel 2

Voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2004 zal een globale verhoging worden doorgevoerd van de loonsom van de ondernemingen met 2,5 % buiten toepassing van de jaarlijkse verhogingen en buiten indexering van de lonen.

Artikel 3

De globale verhoging zal echter verplicht een verhoging van de sectorale loonschalen met 1 % moeten omvatten op 1/08/2003, op de reeds geïndexeerde loonschalen.

Artikel 4

Over de toepassingsmodaliteiten van het saldo van de globale verhoging, beschikbaar op datum van 16/07/2003 zal moeten worden onderhandeld met de sociale gesprekspartners van de onderneming.

Bij ontstentenis van een akkoord met de sociale gesprekspartners van de onderneming of bij ontstentenis van sociale gesprekspartners aangewezen in de onderneming, zal het saldo dat beschikbaar is op datum van 16/07/2003 verplicht bij voorrang moeten worden gebruikt voor de invoering van een dertiende maand of voor de verhoging van de eindejaarspremie als deze het volledig maandloon niet bereikt.

Artikel 5

Er wordt vanuit gegaan dat de verhoging van de loonsom van 2,5 % moet worden berekend ten opzichte van een onveranderde personeelsbezetting, waarbij alles gelijk blijft.

Artikel 6

Wanneer et geen syndicale afvaardiging is in de onderneming zal de werkgever een verklaring in de vereiste vorm doen aan de voorzitter van het paritair comité over het beschikbare saldo van de verhoging van de loonsom op 16/07/2003.

Artikel 7

De indexering van de lonen zoals bepaald volgens de huidige formule en parameters zal worden uitgevoerd op de werkelijk betaalde lonen en niet meer enkel op de loonschalen.

Artikel 8

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 16 juli 2003.  Zij wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan worden opgezegd door elke ondertekenende partij, mits een aangetekende brief wordt gericht aan de voorzitter van het paritair comité, met een opzeggingstermijn van 6 maanden.

 

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
27/04/2001
Registratienr
60643
Geldig van
-
Geldig tot
30/06/2008
Neerleggingsdatum
31/05/2001
Registratiedatum
23/01/2002
Onderwerp
loon- en arbeidsvoorwaarden
BS Bericht van neerlegging
06/02/2002
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
20/09/2003
Gepubliceerd in het B.St. van
25/11/2003
Keywords
LONEN, JONGE WERKNEMERS: LONEN, ARBEID TIJDENS WEEKENDS EN OP FEESTDAGEN, FUNCTIECLASSIFICATIE, ARBEIDSDUUR IN UREN, BETAALDE VERLOFDAG (GEEN ADV- OF COMPENSATIEDAG) EN FEESTDAG, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, KLEIN VERLET, OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET

Historiek
01/01/2018 31/12/2999 0401 Loonvoorwaarden
01/01/2017 31/12/2017 0401 Loonvoorwaarden
01/01/2016 31/12/2016 0401 Loonvoorwaarden
01/07/2008 31/12/2015 0401 Loonvoorwaarden
01/01/2005 30/06/2008 0401 Loonvoorwaarden
01/07/2008 30/06/2008 0401 Loonvoorwaarden
16/07/2003 31/12/2004 0401 Loonvoorwaarden
01/04/2000 15/07/2003 0401 Loonvoorwaarden
01/04/2000 31/03/2000 0401 Loonvoorwaarden
01/01/1987 31/03/2000 0401 Loonvoorwaarden