01 Protocol van akkoord 2005-2006

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 27/06/2005
Geldig vanaf: 01/01/2005
Geldig tot: 31/12/2006

 

In het Paritair Comité voor de Stoffering en houtbewerking werd op 27 april 2005 een protocol van akkoord 2005-2006 gesloten. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 17 juni 2005 onder het nummer 75213/CO/126. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 4 juli 2005.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

 

Verschillende delen van deze CAO maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO ’s. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Enkele belangrijke algemene regels inzake collectieve arbeidsovereenkomsten

 

·       Regels geldig voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten :

 

Een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan (Nationale Arbeidsraad, paritair comité, paritair subcomité) evenals een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan zijn bindend voor :

–      de ondertekenende organisaties, de werkgevers die lid zijn van de ondertekenende werkgeversorganisaties en de ondertekenende werkgevers, vanaf de ondertekening ;

–         de organisaties die tot de CAO toetreden, de werkgevers lid van een toetredende werkgeversorganisatie en de toetredende werkgevers, vanaf de toetreding ;

–      de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie ;

–      de werknemers van een gebonden werkgever.

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (loonvoorwaarden, arbeidsduur, eindejaarspremie, klein verlet, enz.) regelen, op een collectieve wijze, de individuele rechten van de  werknemers en wijzigen dus impliciet de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer een CAO ophoudt uitwerking te hebben, dan blijven de regels ervan bijgevolg van toepassing via de individuele arbeidsovereenkomsten t.a.v. de werknemers die in dienst waren vóór de einddatum van de CAO. De via de CAO verkregen voordelen blijven dus verworven.

 

·       Regels geldig voor collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan :

 

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (lonen, premies, arbeidsduur, ...) zijn bindend voor alle werkgevers die vallen onder het ressort van het paritair orgaan, voor zover zij geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, vanaf de vijftiende dag na publicatie van het bericht van neerlegging in het BS, behalve wanneer de partijen in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een strijdig beding hebben opgenomen en de werkgever geen lid is van een ondertekenende organisatie.

 

De algemeen verbindend verklaarde CAO is retroactief bindend voor alle werkgevers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en die geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, zonder enige uitzondering. Het koninklijk besluit heeft uitwerking vanaf de inwerkingtreding van de CAO, maar kan nooit meer dan één jaar terugwerken.

 

Wanneer de werkingssfeer van een paritair comité of paritair subcomité wordt gewijzigd, blijven de in die comités gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór de wijziging eronder vielen, tot dat in het comité waaronder zij na de wijziging ressorteren, de toepassing van de in dit comité geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers is geregeld.

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekst van de CAO van 27 april 2005

1. Koopkracht

1.1.    Loonsverhogingen

§1. Het indexmechanisme bepaald in hoofdstuk IV van de sector cao “loon- en arbeidsvoorwaarden” treedt opnieuw in voege vanaf 1 januari 2005, met dien verstande dat de eerste aanpassing van de lonen aan de index op 1 april 2005 plaatsvindt met een coëfficiënt van 1,007. Volgende indexaanpassingen vinden eventueel plaats op 1 juli 2005, 1 oktober 2005, 1 januari 2006, 1 april 2006, 1 juli 2006 en 1 oktober 2006, volgens de modaliteiten vastgelegd in bedoeld hoofdstuk.

§2. Deze indexaanpassingen zullen er evenwel niet toe leiden dat de minimumuurlonen die in voege zijn op 1 januari 2005, voor 31.12.2006 met meer dan 4%  zouden toenemen.

§3. Indien op 1 oktober 2006, door de toepassing van het indexmechanisme, de stijging van 4% niet werd bereikt, wordt er op die datum een conventionele loonsverhoging toegekend. Deze is gelijk aan het vershil tussen de minimumuurlonen in voege op 1 januari 2005 verhoogd met 4% enerzijds en het door toepassing van het indexmechanisme bereikte niveau van de minimumlonen op 1 oktober 2006 anderzijds.

§4. Deze conventionele loonsverhoging blijft evenwel in ieder geval beperkt tot maximaal 1% van de minimumuurlonen op 1 januari 2005.

§5. Partijen verklaren uitdrukkelijk dat de indexverhoging die eventueel in voege treedt op 1 januari 2007 volledig zal worden verrekend binnen de loonmarge van een CAO voor de periode 2007-2008.

1.2.       Werkgeverstussenkomst in het woon-werkverkeer

 

De bestaande regelingen en voorwaarden ivm de werkgeverstussenkomst in het woon-werkverkeer worden ongewijzigd behouden, uitgenomen wat het bedrag van de fietsvergoeding betreft.

 

Dit bedrag wordt, met ingang van 1 april 2005 van 0,10 Euro per afgelegde km gebracht op 0,15 Euro.

 

Partijen zijn bereid om in een aantal pilootgevallen van geïntereseerde (groepen van) bedrijven gesprekken aan te vatten met de organisatoren van het openbaar vervoer in de betrokken regio, ten einde de toegankelijkheid van de werkplaats met het openbaar vervoer te vergroten en dit aldus te promoten.

 

2. Fonds voor Bestaanszekerheid

2.1.    Tweede pensioenpijler

 

Partijen engageren zich om de studie die werd gestart over de invoering van een tweede pensioenpijler voor de arbeiders uit de sector voort te zetten en zo snel mogelijk af te ronden. Partijen bevestigen de principes van de sectorale tweede pensioenpijler met een vast bijdragestelsel.

Hierbij moet het financiële evenwicht van het Fonds voor Bestaanszekerheid worden gegarandeerd.

 

2.2. Aanvullende vergoedingen

 

De aanvullende vergoedingen blijven ongewijzigd, inbegrepen de aanvullende vergoeding voor tijdelijke werkloosheid zoals die in de CAO 2003-2004 werd overeengekomen.

 

2.3. Syndicale premie

 

De syndicale premie wordt verhoogd tot maximum 128 EURO.

2.4.      Bijkomende aanvullende vergoeding voor (brug)pensioen voor de arbeiders die de voorwaarden vervullen om het sectoraal brugpensioen te genieten, doch die na hun 58ste verjaardag in dienst zijn gebleven.

 

2.4.1. Komen in aanmerking voor de bijkomende aanvullende vergoeding (brug)pensioen,  de arbeiders die alle voorwaarden vervullen om het brugpensioen na ontslag te genieten, doch in de periode tussen 1 januari 2001 en 31 december 2006 in dienst zijn gebleven.

 

2.4.2. Op het ogenblik dat de betrokkenen met (brug)pensioen gaan ontvangen zij boven op de aanvullende vergoeding brugpensioen die ten laste is van de werkgever, een bijkomende aanvullende vergoeding ten belope van 94,20 Euro per maand gedurende een aantal maanden, gelijk aan het aantal maanden dat ze na hun 58e verjaardag, langer in dienst zijn gebleven.

 

2.4.3. De op 26 maart 2003 gesloten CAO met betrekking tot deze materie wordt voor de duur van 2 jaar verlengd.

2.5. Hospitalisatieverzekering

 

Partijen zullen de besprekingen met verzekeraar DVV afronden om de individuele premies voor de aangeslotenen ongewijzigd te laten tot 1.4.2006.

3.   Versoepeling van de arbeidsorganisatie

 

3.1.  Ten einde de ondernemingen het groots mogelijke concurrentievoordeel te bezorgen en de tewerkstelling te bevorderen verbinden de ondertekende organisaties zich ertoe de sector CAO inzake de versoepeling van de arbeidsduur nauwgezet te doen naleven in de ondernemingen.

3.2.  De CAO versoepeling van de arbeidsorganisatie zal worden gewijzigd in deze zin dat de interne grens waarbinnen meeruren kunnen worden verricht, wordt vastgelegd op 130 uur per jaar.

3.3.  Binnen de mogelijkheden die door de wetgever zullen worden voorzien als uitvoering van de afspraken die met de nationale sociale partners in januari 2005 werden gemaakt, kunnen de eerste 65 meeruren in akkoord tussen de arbeider en werkgever worden uitbetaald. Indien er wordt gekozen voor de formule van de uitbetaling, dan worden deze uren vergoed aan 120% van het normale bruto-uurloon. Indien er wordt gekozen voor inhaalrust, dan worden de inhaalrusturen vergoed aan het normale bruto-uurloon. De modaliteiten voor de toepassing van deze regeling zijn deze, die reeds vastgelegd werden in de CAO van 26 maart 2003 mbt de “versoepeling van de arbeidsorganisatie”.

3.4.  De regelingen bedoeld onder 3.2. en 3.3. treden in voege vanaf de datum waarop de wet de toepassing ervan toestaat.

3.5.  Deze regeling wordt beschouwd als uitvoering van de principes van de “IPAwet” en kaderen in de besluiten van de regering in verband met de fiscale gunstmaatregelen voor de prestatie van overuren. Dit standpunt zal in een gemeenschapelijke verklaring aan de bevoegde Ministers worden meegedeeld.

4. Einde loopbaan

4.1. Brugpensioen vanaf 58 jaar

De werknemer die ontslagen werd en de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt bij het einde der arbeidsovereenkomst zal het brugpensioen kunnen genieten indien hij een loopbaan kan bewijzen van ten minste 15 jaar bij de werkgever die hem ontslaat.  Deze loopbaan dient te worden berekend van datum tot datum.

De arbeider die deze loopbaan niet kan bewijzen, doch wel een loopbaan van minimum 20 jaar in de sector en minimum 8 jaar bij de laatste werkgever in dienst was, kan na ontslag eveneens het brugpensioen genieten. Uitzondering wordt gemaakt op deze laatste anciëniteitvoorwaarde (8 jaar bij de laatste werkgever) voor werknemers, slachtoffers van een faillissement of herstructurering van een onderneming van de sector die na hun vijftigste verjaardag werden aangeworven door een werkgever van de sector.

Voor werknemers die na hun vijftigste verjaardag gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden tot loopbaanvermindering geboden door CAO 77 (NAR) wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen berekend op hun voltijds loon.

De CAO brugpensioen wordt verlengd voor de duur van deze overeenkomst, behalve indien de resultaten die de sociale partners en regering zullen bereiken tijdens het einde loopbaan debat er toeleiden dat het systeem van brugpensioen op 58 niet langer wordt gedragen.

4.2. Anciënniteitverlof

Zodra de arbeiders sedert ten minste 20 jaar in dienst zijn van hun werkgever, kunnen zij één dag anciëniteitverlof opnemen per kalenderjaar. Voor deeltijdse werknemers wordt het recht geproratiseerd. Deze CAO wordt gesloten voor onbepaalde duur.

4.3. Opzeggingstermijnen

De ondertekenende werkgevers- en werknemersorganisaties verklaren dat de financiële begeleiding bij ontslag toegekend door het Fonds voor Bestaanszekerheid een met de in CAO 75 van de Nationale Arbeidsraad voorziene opzeggingstermijnen gelijkwaardige inkomensbescherming biedt.

De opzeggingstermijnen van arbeiders die meer dan 20 jaar in dienst zijn van de onderneming, blijven behouden op 112 dagen. In 2 gevallen wordt van deze opzeggingstermijn afgeweken:

-     voor de arbeiders die worden ontslagen met het oog op brugpensioen. Hier blijft de wettelijke termijn van 56 kalenderdagen behouden;

-     voor de arbeiders die moeten worden ontslagen in het raam van een herstructureringsplan na collectief ontslag of bij een vereffening van de onderneming.

Deze regeling geldt voor onbepaalde duur.

Indien de opzeggingstermijnen bedoeld in CAO 75 voor de sector van toepassing zou worden binnen de looptijd van deze CAO, wordt vanaf dezelfde datum de periode gedurende dewelke de aanvullende vergoedingen voor volledige werkloosheid worden toegekend door het Fonds voor Bestaanszekerheid, beperkt tot maximum 30 uitkeringsdagen.

5. Tijdskrediet

De CAO tijdskrediet, gesloten op 25 juni 2002 wordt ongewijzigd omgezet in een overeenkomst van onbepaalde duur.

6. Vorming

6.1 Risicogroepen en startbanen

 

De CAO “vorming en opleiding” wordt verlengd.

 

De bijdrage van 0,15% van de loonmassa wordt eveneens behouden. Deze zou met 0,05% worden verminderd, mocht de Minister weigeren de sector vrij te stellen van de “aanwervingsplicht” voor startbaanjongeren. De sociale partners wensen te werken aan de promotie van een model van sectorale opleidingsplannen en aan de meting van de opleidingsinspanningen.

Ook wordt afgesproken projecten voor jongeren uit te werken en aldus meer instroom in alle technische richtingen te bevorderen. Zij plaatsen tegenover het individuele recht van opleiding, ook de verplichting te worden opgeleid voor een passende functie of meer polyvalentie. De sector zal, via de regionale activiteiten, inspelen op elke financiële steun geboden door de regionale instanties bevoegd voor Werk en Onderwijs. Er zal een plan worden uitgewerkt voor het opleidingsaanbod nodig op de middenlange termijn (“scenario’s 2010”).

 

De ondertekende werkgevers- en werknemersorganisaties verklaren dat zij het protocolakkoord met de Vlaamse Minister van Werk nauwgezet zullen uitvoeren.

6.2 Outplacement

 

Partijen behouden voor de periode 2005-2006 de op 26 maart 2003 gesloten sectorale CAO Outplacement voor 40 plussers in uitvoering van CAO 82 van de Nationale arbeidsraad.

 

Van de leeftijdsvoorwaarden kan worden afgeweken in het raam van een herstructureringsplan of bij sluiting en/of faling van de onderneming. De werkgevers dienen de ontslagen werknemer te informeren over het bestaan van het sectoraal aanbod.

 

De werknemersorganisaties zullen de kandidaten voor outplacement wijzen op hun plichten om daadwerkelijk op zoek te gaan naar een nieuwe job.

 

De partijen verklaren te willen werken aan een aantal proefprojecten, type “tewerkstellingscel”. Er zal hiervoor gezamenlijk om overheidssteun worden gevraagd, zeker om toe te laten de werkzoekenden grondig te screenen op hun competenties, relevant voor de sector.

7. Welzijn

 

Het Tchn krijgt de opdracht om, mits bespreking in het Vast Comité en de “werkgroep veiligheid”, initiatieven te nemen rond de problematiek “stof”, “lawaai” en “gevaarlijke producten op de arbeidsplaats”. De partijen zullen onderzoeken of het mogelijk is gezamenlijke voorlichting te verzorgen rond deze thema’s.

 

De sociale partners zullen bij het Ervaringsfonds een project indienen om de arbeidsomstandigheden of de arbeidsorganisatie voor oudere werknemers aan te passen.

 

De arbeiders die hiertoe een individuele aanvraag indienen bij de werkgever, kunnen éénmaal per jaar een medisch onderzoek bij de arbeidsgeneesheer ondergaan.

8. HR Beleid

 

Indien op ondernemingsvlak wordt overwogen een functiebeschrijving in te voeren of te actualiseren, bevelen partijen aan zich te baseren op de methodologie die door Berenschot voor de sector wordt ontwikkeld.

9. Werkzekerheid

 

Partijen verbinden zich ertoe, bij herstructurering van een onderneming alle mogelijke middelen aan te wenden om naakte ontslagen te vermijden.

 

Zij verbinden zich ertoe, de verlenging te vragen van het KB ivm de afwijking op art. 51 in het raam van de tijdelijke werkloosheid om economische reden. Dit KB zal de modaliteiten van uitvoering van dit regime omvatten.

10. Sociale vrede

De ondertekenaars zijn het eens dat zij op sectoraal vlak, voor de duur van dit akkoord, hebben voldaan aan de eisen die zij tegenover elkaar hebben gesteld.

De werknemers- en werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe, gedurende de looptijd van deze overeenkomst m.b.t. de punten die het voorwerp hebben uitgemaakt van deze onderhandeling noch rechtstreeks noch onrechtstreeks eisen te stellen in de ondernemingen.

Zij verbinden zich er tevens toe, hun leden aan te sporen tot het respect van deze CAO ten einde de sociale vrede in de sector te bewaren.

11. Duur van de CAO

Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2006.

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
27/04/2005
Registratienr
75213
Geldig van
01/01/2005
Geldig tot
31/12/2006
Neerleggingsdatum
03/06/2005
Registratiedatum
17/06/2005
Onderwerp
protocolakkoord 2005-2006
BS Bericht van neerlegging
04/07/2005
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
-
Gepubliceerd in het B.St. van
-
Keywords
LONEN, ALTERNATIEF VOORDEEL/BELONINGSWIJZE (EXCL. PREMIE, CHEQUE, BONUS), AANVULLENDE PENSIOENEN EN GROEPSVERZEKERINGEN, VERGOEDINGEN VOOR VERPLAATSINGSKOSTEN, BETAALDE VERLOFDAG (GEEN ADV- OF COMPENSATIEDAG) EN FEESTDAG, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, OVERUREN, TIJDSKREDIET/LOOPBAANVERMINDERING, LANDINGSBANEN, MAATREGEL VOOR ONDERNEMING IN MOEILIJKHEDEN/HERSTRUCTURERING-NIET SWT, OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET, RISICOGROEPEN, WERKLOOSHEID (ANDERE DAN ECONOMISCHE WERKLOOSHEID VOOR BEDIENDEN), BRUGPENSIOEN, OPZEGGING/ONTSLAG, SYNDICALE PREMIE, SOCIALE VREDE

Historiek
01/01/2013 31/12/2014 01 Protocol van akkoord 2013-2014
01/01/2005 31/12/2006 01 Protocol van akkoord 2005-2006
01/01/2001 31/12/2002 01 Protocol van akkoord 2001-2002