1903 4802 Het peterschap voor restauratieberoepen in de bouw

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 24/06/1999
Geldig vanaf: 01/06/1999
Geldig tot: 30/06/2001

 

 

In het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf werd op 18 juli 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten ter uitvoering van de peterschapsregeling, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 mei 1999 tot organisatie van opleidings- en tewerkstellingsakkoorden in de bouw voor de jaren 1999 en 2000.

 

De peterschapsregeling kadert in de CAO van 15 mei 1997, afgesloten tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998 (zie Hfdst. 43.3, CAO 15/05/97, art. 24 tot 33).

 

Zij treedt in werking op 1 juli 1997 en loopt af op 31 december 2000.  Deze overeenkomst blijft echter van toepassing tijdens de gehele peterschapsperiode, die werd vastgesteld in de arbeidsovereenkomst in dat kader afgesloten.

 

Hieronder vindt U eerst de tekst van de CAO van 18 juli 1997, zoals gewijzigd door een CAO van 27 mei 1999.

 

Voor de ondernemingen die deelnemen aan het Jores-project, werd een specifiek document opgesteld door het VCAR.  Dit document is verkrijgbaar bij:

 

Vlaams Centrum voor Ambacht en Restauratie

Eikstraat 27

1000 Brussel

Tel.: 02/549.07.35 - Fax 02/502.43.30

 

*   *   *

 

TEKST VAN DE CAO VAN 18/07/1997

AFDELING 1 - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf ressorteren.

Onder arbeiders wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters.

Artikel 2

Deze overeenkomst wordt gesloten ter uitvoering van titel II - hoofdstuk I - afdeling 2 - peterschapsregeling - van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997-1998, hierna kader-C.A.O. genoemd.

Artikel 3

De jonge afgestudeerde van het bouwonderwijs bedoeld in artikel 25 van de kader-C.A.O., hierna de jonge arbeider genoemd:

1°)    moet in het bezit zijn van één van de volgende kwalificatiegetuigschriften uit het voltijds dagonderwijs:

-      een kwalificatiegetuigschrift van een kwalificatietechniek van het Buitengewoon Onderwijs, erkend door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid;

-      een kwalificatiegetuigschrift van een studierichting van het Beroepssecundair Onderwijs, erkend door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid;

-      een diploma van een studierichting van het Technisch Secundair Onderwijs, erkend door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid.

2°)    mag niet als arbeider tewerkgesteld zijn geweest in een onderneming bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst gedurende een periode van meer dan 6 maanden;

3°)    mag niet ouder zijn dan 23 jaar bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 25 van de kader-C.A.O.

De Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid kan voor jonge arbeiders die niet ouder dan 25 jaar zijn, afwijken van de in lid 1, 3° vastgestelde leeftijdsgrens.

Artikel 4

De jongere die met succes een leertijd heeft beëindigd in een onderneming bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst wordt gelijkgesteld met de jonge arbeider bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst voorzover hij voldoet aan de door de Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid vastgestelde voorwaarden.

AFDELING 2 -   BIJZONDERE TOEPASSINGSVOORWAARDEN VAN DE REGELING

Artikel 5

Bij toepassing van artikel 28 van de kader-C.A.O. bevat het peterschapsbeding, dat moet opgenomen zijn in de bij artikel 25 van dezelfde kader-C.A.O. bedoelde arbeidsovereenkomst:

1°)    de vermelding dat de arbeidsovereenkomst gedurende de eerste 12 maanden van zijn uitvoering onderworpen is aan de toepassing van de peterschapsregeling, bepaald door de kader-C.A.O. en door deze collectieve arbeidsovereenkomst;

2°)    de verbintenis van de ondertekenaars van de arbeidsovereenkomst de regels en verplichtingen, bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomsten vermeld in het 1° hierboven en in de bijlagen bij de arbeidsovereenkomst, in acht te nemen;

3°)    de vermelding van het uurloon van de jonge arbeider, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 31, 1° van de kader-C.A.O.

Artikel 6

De bijlage bij de arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 28 lid 2 en 3 van de kader-C.A.O. bevat ten minste volgende vermeldingen:

-      de identiteit van de werkgever en de jonge arbeider die de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 25 van de kader-C.A.O., ondertekenen;

-      de identiteit van de peter van de jonge arbeider;

-      de verplichtingen van de werkgever en van de jonge arbeider, bepaald in artikel 29 van de kader-C.A.O.;

-      de verplichtingen van de peter bepaald in artikel 27 van de kader-C.A.O. en in artikel 10 van deze overeenkomst;

-      de belangrijkste toepassingsmodaliteiten van de peterschapsregeling, met inbegrip van de opdrachten van het Fonds voor Vakopleiding;

-      de modaliteiten voor de toekenning en de betaling van de peterschapspremie bepaald in afdeling 5 van deze overeenkomst.

De Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid stelt het model op van de in lid 1 bedoelde bijlage.

Dit model is bij de tekst van deze overeenkomst gevoegd (zie bijlage 3).

Artikel 7

Naar analogie van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, raadpleegt de werkgever de vakbondsafvaardiging over de toepassingsmodaliteiten van de peterschapsregeling in de onderneming.

AFDELING 3 -   VOORWAARDEN EN MODALITEITEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE FUNCTIE VAN PETER

Artikel 8

Ter uitvoering van artikel 27, lid 2 van de kader-C.A.O. moet de geschoolde arbeider van de onderneming die optreedt als peter van de jonge arbeider voldoen aan de volgende voorwaarden:

-          ten minste 25 jaar oud zijn;

-          ten minste 7 jaar beroepservaring hebben;

-          erkend zijn door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, op voorlegging van een inlichtingenblad waarvan de inhoud door het Fonds wordt vastgesteld;

De Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding spreekt zich uit over de gemotiveerde aanvragen om vrijstelling van de toepassing van de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden bepaald in lid 1.

Artikel 9

De bij artikel 1 van deze overeenkomst bedoelde werkgever, die voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 8, kan de functie van peter van de jonge arbeider op zich nemen ingeval:

-          de onderneming geen geschoolde arbeider heeft die voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 of die de functie van peter op zich wenst te nemen;

-          de jonge arbeider de eerste werknemer van de onderneming is.

Artikel 10

Bij toepassing van artikel 27 van de kader-C.A.O. is de in artikel 8 van deze overeenkomst bedoelde peter verplicht alle noodzakelijke initiatieven te nemen voor de praktische opleiding van de jonge arbeider waarvoor hij instaat.

De initiatieven die de peter neemt, moeten de jonge arbeider in staat stellen na afloop van de peterschapsperiode zijn beroep autonoom uit te oefenen met dezelfde bekwaamheid en hetzelfde rendement als een geschoolde arbeider van de eerste graad.

Artikel 11

De werkgever ziet erop toe dat de peter op dezelfde arbeidsplaats wordt tewerkgesteld als de jonge arbeider waarvoor hij instaat.

AFDELING 4 -   ORGANISATIE VAN DE AANVULLENDE THEORETI­SCHE OPLEIDING

Artikel 12

De aanvullende theoretische opleiding bedoeld in artikel 29 van de kader-C.A.O. wordt verstrekt in een opleidingscentrum dat is erkend door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid. Binnen de grenzen, bepaald in artikel 30 van de kader-C.A.O., wordt de duur van de aanvullende theoretische opleiding bij overeenkomst tussen het Fonds voor Vakopleiding en de werkgever vastgesteld.

Artikel 13

Uiterlijk op het einde van de 7de maand van de peterschapsperiode stuurt de werkgever het Fonds voor Vakopleiding een voorstel van opleidingsprogramma dat is opgesteld op basis van de theoretische kennis die de jonge arbeider moet verwerven of vergroten voor de uitoefening van zijn beroep in de onderneming.

Het Fonds voor Vakopleiding spreekt zich uit over de voorstellen bedoeld in lid 1, stelt het definitieve opleidingsprogramma vast en coördineert de activiteiten met betrekking tot de organisatie van de theoretische opleiding.

De theoretische opleiding wordt verstrekt uiterlijk in de 10de maand van de peterschapsperiode.

Artikel 14

Het Fonds voor Vakopleiding betaalt de werkgever het loon en de daarop berekende sociale lasten terug die overeenstemmen met de uren waarop de jonge arbeider de aanvullende theoretische opleiding heeft gevolgd die werd georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de artikels 12 en 13 van deze overeenkomst.

De in lid 1 bedoelde terugbetaling leidt tot een indeplaatsstelling van het Fonds voor Vakopleiding voor de uitoefening van de rechten die de werkgever kan doen gelden ten aanzien van het stelsel van het betaald educatief verlof.

De werkgevers die schuldenaar zijn van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf, met inbegrip van het stelsel van de weerverlet- en getrouwheidszegels, komen niet in aanmerking voor de regeling van terugbetaling-indeplaatsstelling bepaald in dit artikel.

AFDELING 5 - TOEKENNING VAN DE PETERSCHAPSPREMIE

Artikel 15

In deze afdeling worden de bedragen en de modaliteiten bepaald voor de toekenning en de betaling van de peterschapspremie bedoeld in artikel 31 van de kader-C.A.O.

Artikel 16

Voor de vaststelling van het bedrag van de peterschapspremie gaat men ervan uit dat de jonge arbeiders, ongeacht het aantal in de onderneming aangeduide peters, onder de verantwoordelijkheid van één enkele peter worden geplaatst per groep van drie jonge arbeiders.

De Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding kan afwijken van de regel in lid 1 indien de werkgever bewijst dat de aanstelling van meer peters dan de verhouding bepaald in lid 1 verantwoord is, hetzij:

-          door de uiteenlopende beroepen die de jonge arbeiders uitoefenen;

-          door de verschillende arbeidsplaatsen waar jonge arbeiders met hetzelfde beroep worden tewerkgesteld.

Artikel 17

Wanneer één peter instaat voor de begeleiding en de opleiding van verschillende jonge arbeiders in de onderneming, wordt het bedrag van de jaarlijkse peterschapspremie als volgt vastgesteld:

-          100.000 BEF voor de eerste jonge arbeider;

-            80.000 BEF voor de tweede jonge arbeider;

-            60.000 BEF vanaf de derde jonge arbeider.

Artikel 18

Het maximum aantal peterschapspremies waarop de werkgever tijdens eenzelfde peterschapsperiode aanspraak kan maken, is vastgesteld op:

-          2 premies in ondernemingen met minder dan 10 werknemers;

-          3 premies in ondernemingen met 10 tot 20 werknemers;

-          15 % van het totaal aantal arbeiders in ondernemingen met meer dan 20 werknemers, met een maximum van 15 premies.

Voor de toepassing van lid 1 wordt het aantal werknemers vastgesteld op basis van het aantal in het personeelsregister ingeschreven werknemers bij de indiensttreding van de eerste jonge arbeider.

Artikel 19

De jaarlijkse peterschapspremie wordt in vier keer uitbetaald op de tijdstippen bepaald in de bijlage bij de arbeidsovereenkomst die wordt omschreven in artikel 6 van deze overeenkomst.

Bij voortijdig vertrek van de jonge arbeider, wordt het bedrag van de jaarlijkse premie berekend op basis van het aantal maanden aanwezigheid van de jonge arbeider in de onderneming.

Indien de begeleiding van de jonge arbeider in de onderneming negatief wordt geëvalueerd, kan de Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid de betaling van de jaarlijkse peterschapspremie opschorten.

Artikel 20

Deze afdeling is niet van toepassing op de peterschapsregeling die wordt georganiseerd in het kader van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de jonge arbeider bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst.

AFDELING 6 -   SPECIFIEKE REGELS VOOR HET PETERSCHAP IN HET KADER VAN DE BEROEPSOPLEIDING VAN JONGEREN VOOR RESTAURATIEBEROEPEN IN DE BOUW

Artikel 21

De regeling voor beroepsopleiding die door deze afdeling wordt ingesteld, hierna regeling peterschap-restauratie genoemd, heeft tot doel de jonge arbeiders bedoeld in artikel 24 van deze overeenkomst instaat te stellen de specifieke kennis te verwerven voor de uitoefening van een restauratieberoep in een onderneming die voldoet aan de in artikel 23 van deze overeenkomst bepaalde eisen.

Artikel 22

Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder restauratiewerken, de werken van instandhouding of herstel aan een beschermd monument of een waardevol gebouw, die nodig zijn om de artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, industrieel-archeologische of sociaal-culturele waarde ervan te bewaren.

De bij lid 1 bedoelde restauratiewerken moeten één van volgende kenmerken vertonen:

-          het herstellen, restaureren of consolideren, volgens ambachtelijke restauratietechnieken, van de nog aanwezige waardevolle elementen van het monument of het bouwwerk;

-          het opnieuw aanbrengen in het monument of het bouwwerk van niet meer aanwezige waardevolle elementen, voor zover voldoende materiële gegevens of iconografisch materiaal aanwezig zijn om een wetenschappelijk verantwoorde reconstructie, volgens ambachtelijke uitvoeringstechnieken, mogelijk te maken en voor zover de reconstructie vereist is om een storende leemte op te vullen;

-          het behandelen van waardevolle elementen van het monument of het bouwwerk onder meer door reiniging, hydrofuge, verharding, houtworm- en zwambestrijding.

Artikel 23

Om de regeling peterschap-restauratie te mogen toepassen, moet de werkgever voldoen aan de volgende eisen:

-          houder zijn van een erkenning in minstens één van de subcategorieën D21, D23 of D24;

-          aan de hand van bewijskrachtige documenten aantonen dat tijdens de in artikel 26 van de kader-CAO bedoelde periode, de onderneming minstens één restauratiewerk bedoeld in artikel 22 van deze overeenkomst zal uitvoeren;

-          de bij artikel 24 van deze overeenkomst bedoelde jonge arbeiders tewerkstellen bij de uitvoering van de in artikel 22 van deze overeenkomst bedoelde restauratiewerken tijdens de gehele periode bedoeld in artikel 26 van de kader-CAO.

Artikel 24

De jonge afgestudeerde van het bouwonderwijs bedoeld in artikel 25 van de kader-CAO:

1°)    moet in het bezit zijn van één van de volgende kwalificatiegetuigschriften uit het voltijds dagonderwijs:

-          een kwalificatiegetuigschrift van een kwalificatietechniek van het Buitengewoon Onderwijs, erkend door het FVB;

-          een kwalificatiegetuigschrift van een studierichting van het Beroepssecundair Onderwijs, erkend door het FVB;

-          een diploma van een studierichting van het Technisch Secundair Onderwijs, erkend door het FVB;

-          een diploma van het kunstonderwijs.

2°)    mag niet als arbeider tewerkgesteld zijn geweest in een onderneming bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst gedurende een periode van meer dan 6 maanden;

3°)    mag niet ouder zijn dan 23 jaar.

Artikel 25

In afwijking van artikel 9 mag de werkgever niet optreden als peter van de jonge werknemer.

Artikel 26

In afwijking van artikel 30 van de kader-CAO, heeft de aanvullende theoretische opleiding een maximaal duur van 180 uren.

AFDELING 7 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

(geschrapt)

Artikel 28

Teneinde het stelsel van betaald educatief verlof van toepassing te maken, gaat het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, onder voorbehoud van bekrachtiging door het Paritair Comité, over de erkenning van de theoretische opleidingen die worden georganiseerd ter uitvoering van de afdelingen 4 en 6 van deze overeenkomst.

Artikel 29

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1997 en loopt af op 31 december 2000.

Deze overeenkomst blijft echter van toepassing tijdens de gehele peterschapsperiode die werd vastgesteld in de in artikel 25 van de kader-CAO bedoelde arbeidsovereenkomsten die voor 31 december 2000 werden gesloten.

 

N.B.:   De wijzigingen van onderhavige C.A.O. door de C.A.O. van 27 mei 1999 zijn van toepassing op de arbeidsovereenkomsten met een peterschapsbeding gesloten vanaf 1 juni 1999.

 

 

 


Historiek
01/01/2023 31/12/2024 1903 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
01/01/2021 31/12/2022 1903 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
01/01/2019 31/12/2020 1903 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
01/09/2017 31/12/2018 1903 4802 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
01/01/2017 31/08/2017 1903 4802 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen
01/01/2016 31/12/2016 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2015 31/12/2015 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2013 31/12/2014 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2011 31/12/2012 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2009 31/12/2010 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2007 31/12/2008 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2005 31/12/2006 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/09/2003 31/12/2004 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2003 31/08/2003 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/01/2001 31/12/2002 1903 4802 Maatregelen voor de inschakeling van de specifieke risicogroepen
01/06/1999 30/06/2001 1903 4802 Het peterschap voor restauratieberoepen in de bouw