2201 Brugpensioen vanaf 58 jaar en vanaf 56 jaar (33 jaar beroepsloopbaan en 10 jaar werkzaam in de bouwsector) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 16/03/2007
Geldig vanaf: 01/01/2007
Geldig tot: 31/12/2008

In het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf werd op 14 juli 2005 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het Bouwbedrijf. Deze CAO werd neergelegd op 29 juli 2005 bij de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 2 september 2005 onder het nummer 76.251/CO/124. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 13 september 2005. Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur: ze treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006.

Deze CAO werd verlengd tot 30 juni 2007 door een CAO van 9 november 2006 (Registratienr.: 81.285/CO/124 - Bericht van neerlegging: 6 februari 2007). Deze verlenging betreft niet de bepalingen van hoofdstuk 3 betreffende het conventioneel brugpensioen op een lagere leeftijd dan 58 jaar. Die bepalingen verstrijken op 31 december 2006.

De CAO van 9 november 2006 werd op zijn beurt vervangen door een collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 (Registratienr.: 85.042/CO/124 - Bericht van neerlegging: 15 oktober 2007). Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur: ze treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2009 (verlenging bij CAO van 5 februari 2009, neergelegd op 16 februari 2009 en geregistreerd op 24 februari 2009 onder het nr. 91012/CO/124).

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men ook rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen (verschenen in het Belgisch Staatsblad van 11 december 1992). Wij verwijzen hiervoor naar onze brochure bugpensioen.

Wij geven U hierna de tekst van de CAO van 21 juni 2007 betreffende het brugpensioen, gevolgd door een commentaar.

A. CAO van 21 juni 2007

HOOFDSTUK 1 - TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Deze CAO is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

In deze CAO verstaat men onder:

-      arbeiders: de arbeiders en arbeidsters;

-      Fonds voor Bestaanszekerheid: het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf.

HOOFDSTUK 2 - HET CONVENTIONEEL BRUGPENSIOEN VANAF 58 JAAR

Artikel 2

Het Fonds voor Bestaanszekerheid kent een maandelijkse aanvullende vergoeding toe aan de arbeiders die tussen de leeftijd van 58 en 65 jaar door een in artikel 1 bedoelde werkgever ontslagen zijn, behoudens omwille van dringende redenen.

Artikel 3

Om recht te hebben op de aanvullende vergoeding, moeten de in artikel 2 bedoelde arbeiders aan de volgende voorwaarden voldoen:

1°  de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de overeenkomst;

2°  elke door de terzake toepasselijk reglementering niet toegelaten beroepsactiviteit hebben stopgezet;

3°  werkloosheidsuitkeringen genieten;

4°  ten minste 10 jaar van hun beroepsloopbaan doorgebracht hebben in dienst van één of meerdere van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen;

5°  ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor de op inactiviteitsstelling of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar;

6°  voldoen aan de criteria, bepaald in het KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.

In afwijking op het vorige lid, 6°, moet de arbeider, wanneer zijn brugpensioen onder toepassing valt van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact, voldoen aan de criteria die dit KB bepaalt voor de brugpensioenregeling vanaf 58 jaar voor werknemers die 35 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen.

Artikel 4

Voor de toepassing van artikel 3, 4° wordt als beroepsloopbaan beschouwd de prestaties en de gelijkgestelde periodes welke in aanmerking worden genomen voor het toekennen van een legitimatiekaart.

Artikel 5

De arbeidsovereenkomst van de in artikel 2 bedoelde arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze CAO.

De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 2, mag evenwel een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze CAO, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van 58 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze CAO.

HOOFDSTUK 3 - HET CONVENTIONEEL BRUGPENSIOEN VANAF 56 JAAR

Artikel 6

Dit hoofdstuk bepaalt de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de regeling van het conventioneel brugpensioen voor de arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 en die 56 jaar en ouder zijn op het ogenblik dat zij ontslagen worden door hun werkgever, behoudens omwille van dringende reden, en die beschikken over een attest dat hun ongeschiktheid tot voortzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt, afgegeven door een arbeidsgeneesheer.

De Raad van Bestuur van het Fonds voor Bestaanszekerheid bepaalt de gevallen waarin voor de toepassing van het eerste lid, de schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld kan worden met een tewerkstelling.

Commentaar:

Aan dit artikel werd door die Raad van Bestuur uitvoering gegeven.

De Raad van Bestuur van het FBZ maakt effectief een onderscheid tussen arbeiders die minder dan één jaar en zij die één jaar of langer arbeidsongeschikt waren.  Het blijkt dat het fonds een arbeidsongeschiktheid van minder dan één jaar (= primaire arbeidsongeschiktheid) automatisch gelijkstelt met een tewerkstelling.

Bij arbeidsongeschiktheid van meer dan één jaar zijn er twee mogelijkheden.

1)   de werknemer presteert zijn opzeggingstermijn toch, ondanks zijn lange arbeidsongeschiktheidsperiode (bv. een minder belastende taak die hij tijdelijk uitvoert).  In dat geval zal het brugpensioen gewoon toegekend worden.

2)     de werknemer wordt afgedankt mits het betalen door zijn werkgever van een verbrekingsvergoeding.  In dit laatste geval zal de commissie "Individuele Gevallen" van het F.B.Z. de zaak onderzoeken en zich erover uitspreken of al dan niet het brugpensioen kan toegekend worden.

Artikel 7

De in artikel 6 bedoelde arbeiders genieten van een maandelijkse aanvullende vergoeding ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid, voor zover ze aan alle volgende voorwaarden voldoen:

-  aan hun werkgever een attest van de arbeidsgeneesheer hebben overgemaakt dat de ongeschiktheid tot verderzetting van hun beroepsactiviteit bevestigt. Deze attestatie moet gebeuren vóór iedere andere stap in de procedure;

Commentaar:

Arbeiders die door hun behandelende geneesheer definitief arbeidsongeschikt worden verklaard voor het werk waarvoor zij werden aangeworven en waarvan de arbeidsovereenkomst een einde neemt wegens overmacht, kunnen geen aanspraak maken op de aanvullende vergoeding van het fonds voor bestaanszekerheid.  De CAO van het bouwbedrijf werd bewust in die zin opgesteld, omdat die arbeiders nooit het statuut van bruggepensioneerde kunnen genieten.  De RVA stelt zich immers op het strikte standpunt dat het statuut van de bruggepensioneerde enkel mogelijk is wanneer de werkgever de werknemer ontslaat.  Een einde van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht wordt daarmee niet gelijkgesteld.

-  de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

-  op het einde van de arbeidsovereenkomst volgende loopbaan kunnen bewijzen:

-  een beroepsloopbaan van minstens 33 jaar als loontrekkende werknemer;

-  een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

-  ten minste 5 legitimatiekaarten "rechthebbende" hebben ontvangen tijdens de laatste 10 jaar voor het einde van de arbeidsovereenkomst of 7 kaarten in de loop van de laatste 15 jaar; de legitimatiekaarten door gelijkstelling mogen niet in aanmerking worden genomen;

-  werkloosheidsuitkeringen genieten;

-  elke door de terzake toepasselijke reglementering niet toegelaten beroepactiviteit hebben stopgezet.

Artikel 8

De beroepsloopbaan als loontrekkende werknemer wordt berekend overeenkomstig artikel 110 van de Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

Artikel 9

De arbeidsovereenkomst van de in artikel 6 bedoelde arbeiders moet een einde nemen tijdens de geldigheidsduur van deze CAO.

De opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode van de ontslagen arbeiders, bedoeld in artikel 6, mag evenwel een einde nemen buiten de geldigheidsduur van deze CAO, voor zover deze arbeiders de minimumleeftijd van 56 jaar hebben bereikt tijdens de geldigheidsduur van deze CAO.

HOOFDSTUK 4 - BEDRAG VAN DE AANVULLENDE VERGOEDING

Artikel 10

§ 1. De maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid, bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3, worden vastgesteld op:

-      152, 11 EUR als het uurloon van de arbeider lager is dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA;

-      159,42 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IA, maar lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II;

-      180,42 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie II, maar lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA;

-      189,14 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IIA, maar lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III;

-      212,84 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie III, maar lager dan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV;

-      240,11 EUR als het uurloon van de arbeider minstens gelijk is aan het conventioneel uurloon van de arbeider van categorie IV.

In afwijking op het vorige lid, laatste streepje, zijn de maandbedragen van de aanvullende vergoeding ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid vastgesteld op:

-      273,51 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken ten minste de kwalificatie ploegbaas B heeft genoten;

-      306,91 EUR voor de arbeider die gedurende 10 jaar ononderbroken de kwalificatie meestergast heeft genoten.

§ 2.   Voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers die samenwonen met een echtgenoot of echtgenote die niet over een beroepsinkomen beschikt", zoals gedefinieerd in artikel 110, §1, 1° van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, worden de bedragen vermeld in §1 vermeerderd met 55,50 EUR.

§ 3.   Onverminderd de verhoging bedoeld in §2, wordt het bedrag van de aanvullende vergoeding die uitgekeerd wordt in de maand december verhoogd met:

-  122,50 EUR voor de arbeiders die behoren tot de categorie "werknemers met gezinslast", zoals gedefinieerd in artikel 110, §1 van het KB van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

-   61,25 EUR voor de overige arbeiders.

Artikel 11

Het Fonds voor Bestaanszekerheid neemt, naast de aanvullende vergoeding, ook de bijzondere werkgevers­bijdragen ten laste, met name:

- de bijzondere compenserende maandelijkse werkgeversbijdrage, bedoeld in artikel 111 van de Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;

- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de pensioenen, bedoeld in artikel 268 van de Programmawet van 22 december 1989;

- de bijzondere werkgeversbijdrage voor de werkloosheidsverzekering, bedoeld in artikel 141 van de Wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.

Bij opheffing van de in het 1ste lid bedoelde bepalingen door de inwerkingtreding van het Hoofdstuk VI van Titel XI van de Wet houdende diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, neemt het Fonds voor Bestaanszekerheid vanaf dat ogenblik de bijzondere werkgeversbijdragen op het conventioneel brugpensioen ten laste die in het voormelde Hoofdstuk van de Wet van 27 december 2006 zijn bepaald. 

HOOFDSTUK 5 - HALFTIJDS BRUGPENSIOEN

Zie hoofdstuk 22.

HOOFDSTUK 6 - PROCEDURE EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

De aanvraag tot toekenning van de aanvullende vergoeding moet worden ingediend bij het Fonds voor Bestaanszekerheid door toedoen van een vakbondsafvaardiging die deze CAO heeft ondertekend of door de betrokkene rechtstreeks bij middel van een bijzonder formulier.

De aanvraag moet vergezeld gaan van de documenten tot staving van het recht op de aanvullende vergoeding.

Artikel 19

De raad van bestuur van het Fonds voor Bestaanszekerheid bepaalt de praktische modaliteiten en de procedure die moet worden gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen tot toekenning.

Artikel 20

De Patronale Dienst bedoeld in artikel 23 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid is belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze CAO.

Artikel 21

De aanvullende vergoeding brugpensioen kan niet gecumuleerd worden met andere voordelen van bestaanszekerheid, met uitzondering van de promotievergoeding.

Artikel 22

De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze CAO kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur van het Fonds voor Bestaanszekerheid.

Bij enige moeilijkheid rond de toegang in het regime "brugpensioen", kan de meest gerede partij deze problematiek bij het verzoeningsbureau van het paritair comité aanhangig maken nadat de lokale verzoeningsprocedure werd uitgeput.

HOOFDSTUK 7 - FINANCIERING

Artikel 23

De aanvullende vergoeding wordt gefinancierd door de forfaitaire bijdrage verschuldigd aan het Fonds voor Bestaanszekerheid (CAO van 3 juni 2004 tot vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid).

HOOFDSTUK 8 - SPECIFIEKE MAATREGELEN

Artikel 24

Aan de werkgever die, in toepassing van het KB van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsvergoedingen in geval van conventioneel brugpensioen, overgaat tot de vervanging van een bruggepensioneerde arbeider, wordt aanbevolen behoudens geldige reden een jongere van minder dan 26 jaar aan te werven.

Commentaar :  Hieronder volgen in het kort de bepalingen inzake vervanging van dat KB :

- De bruggepensioneerde dient te worden vervangen door één of twee volledig uitkeringsgerechtigde werklozen of hiermee gelijkgestelde werknemers. De plaatsvervanger mag in de betrokken onderneming niet in dienst zijn geweest in de loop van de zes maanden die zijn indienstneming voorafgaan, op enkele uitzonderingen na.

- Dat de vervanger een jongere van minder dan 26 jaar moet zijn is een aanbeveling en geen verplichting.

- De vervangingsplicht is niet van toepassing op werknemers die 60 jaar en ouder zijn op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst.

- Er bestaat een vrijstelling van de vervangingsverplichting wegens gebrek aan vervanger op de arbeidsmarkt.

- Individuele afwijkingen op de vervangingsplicht zijn mogelijk wegens inkrimping van het personeelsbestand.

Voor meer details over deze vervangingsplicht verwijzen wij naar onze brochure brugpensioen.

Artikel 25

Het is verboden arbeiders die een voltijds brugpensioen genieten tewerk te stellen in de ondernemingen bedoeld in artikel 1 of hen als uitzendkracht ter beschikking te stellen van deze ondernemingen.

Artikel 26

In afwijking op de toekenningsvoorwaarden bepaald in de hoofdstukken 2 en 3, betaalt het Fonds voor Bestaanszekerheind de aanvullende vergoeding verder uit in geval van werkhervatting door de in de artikelen 2 en 6 bedoelde arbeiders tijdens hun brugpensioen.

Dit geldt tevens voor de bruggepensioneerde die tijdelijk zijn brugpensioen schorst om in een opleindingscentrum (erkend door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid) bijkomende vorming te geven aan werkzoekenden en werknemers.

De uitbetaling neemt in ieder geval een einde op het ogenblik dat de in de artikelen 2 en 6 bedoelde arbeiders de wettelijke pensioenleeftijd bereiken.

In geval er, in strijd met het verbod, toch werkhervatting zou zijn bij dezelfde werkgever die de arbeider heeft ontslagen om reden van brugpensioen, vordert het Fonds voor Bestaanszekerheid van die werkgever de terugbetaling van de werkgeversbijdragen die op de doorbetaalde aanvullende vergoeding verschuldigd zijn.

HOOFDSTUK 9 – GELDIGHEIDSDUUR

Artikel 27

Deze CAO wordt gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2009 (CAO 05/02/2009).

Ze vervangt de CAO van 9 november 2006 tot verlenging van de CAO van 14 juli 2005 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf.

B. Commentaar

1. Leeftijdsvoorwaarde

Wanneer een werknemer ontslagen wordt door zijn werkgever kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de leeftijd van minstens 58 jaar of 56 jaar bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd. Bovendien moet hij deze leeftijd bereiken uiterlijk op 30 juni 2009. Voor zover deze dubbele voorwaarde vervuld is, mag de opzeggingstermijn een einde nemen na 30 juni 2009

2. Anciënniteitsvoorwaarden

Brugpensioen vanaf 58 jaar

oud stelsel van brugpensioen

Dit stelsel is van toepassing op de werknemers die werden ontslagen vóór 31 maart 2007 of waarvan het brugpensioen is ingegaan vóór 1 januari 2008.

Dit stelsel is ook van toepassing indien het ontslag werd betekend na 31 maart 2007 maar vóór 1 januari 2008 enerzijds, en indien de leeftijd en de anciënniteit die vereist zijn door het betrokken stelsel, bereikt zijn op uiterlijk 31 december 2007 anderzijds.

De vereiste anciënniteit is 25 jaar en moet bereikt worden op het ogenblik van de aanvang van het brugpensioen.

nieuw stelsel van brugpensioen

Dit stelsel is van toepassing op de werknemers die na 31 maart 2007 werden ontslagen en waarvan het brugpensioen ingaat na 31 december 2007.

De vereiste anciënniteit is :

- Voor de mannen : 35 jaar (2008) (37 jaar vanaf 2010 en 38 jaar vanaf 2012) ;

- Voor de vrouwen : 30 jaar (2008) (33 jaar vanaf 2010, 35 jaar vanaf 2012 en 38 jaar vanaf 2014).

De vereiste anciënniteit moet bereikt worden op het ogenblik van de aanvang van het brugpensioen.

Brugpensioen vanaf 56 jaar

Ingevolge het KB van 7 december 1992 en de bovenstaande CAO dient de werknemer die het brugpensioen wil genieten het bewijs te leveren van minstens 33 jaar loondienst en een beroepsloopbaan van minstens 10 jaar in één of meerdere ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. 

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers. De vervanging moet plaatsvinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvang neemt.

De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming. Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangings- plicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze brochure.

4. Aanvullende vergoeding en hoofdelijke bijdragen

Naaste de aanvullende vergoeding worden ook de bijzondere hoofdelijke bijdragen die door de werkgevers, die een arbeider afdanken die recht heeft op brugpensioen, verschuldigd zijn, door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf ten laste genomen.

 

 

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
05/02/2009
Registratienr
91012
Geldig van
01/01/2009
Geldig tot
30/12/2008
Neerleggingsdatum
16/02/2009
Registratiedatum
24/02/2009
Onderwerp
brugpensioen op 56 jaar, op 58 jaar of haltijds brugpensioen op 57 jaar
BS Bericht van neerlegging
09/03/2009
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
10/09/2010
Gepubliceerd in het B.St. van
08/11/2010
Keywords
BRUGPENSIOEN

Datum CAO
21/06/2007
Registratienr
85042
Geldig van
01/01/2007
Geldig tot
30/06/2009
Neerleggingsdatum
25/07/2007
Registratiedatum
02/10/2007
Onderwerp
brugpensioen op 56 jaar of op 58 jaar of halftijds brugpensioen op 57 jaar
BS Bericht van neerlegging
15/10/2007
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
02/06/2008
Gepubliceerd in het B.St. van
13/08/2008
Keywords
BRUGPENSIOEN

Historiek
01/01/2014 31/12/2014 2201 Historiek SWT 58 jaar – Kliksysteem
01/01/2011 31/12/2012 2201 Brugpensioen vanaf 58 jaar en vanaf 56 jaar (33 jaar beroepsloopbaan en 10 jaar werkzaam in de bouwsector) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2009 31/12/2010 2201 Brugpensioen vanaf 58 jaar en vanaf 56 jaar (33 jaar beroepsloopbaan en 10 jaar werkzaam in de bouwsector) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2007 31/12/2008 2201 Brugpensioen vanaf 58 jaar en vanaf 56 jaar (33 jaar beroepsloopbaan en 10 jaar werkzaam in de bouwsector) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2005 31/12/2006 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2005 31/12/2004 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2004 31/12/2004 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2003 30/06/2004 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2003 31/12/2002 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2003 31/12/2002 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2002 31/12/2002 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2001 31/12/2001 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2001 31/12/2000 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2001 31/12/2000 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/1999 31/12/2000 2201 2101 Brugpensioen ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid