1504 Travail intérimaire

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 21/02/2002
Geldig vanaf: 01/01/2002
Geldig tot: 30/06/2005

 

 

Op 22 november 2001 werd er een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair comité van het bouwbedrijf. Deze CAO die de voorwaarden en de modaliteiten van de uitzendarbeid in de bouw regelt, werd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen neergelegd op 4 december 2001 en geregistreerd op 15 januari 2002 onder het nummer 60570/CO/124. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch staatsblad van 29 januari 2002.

 

 

Deze CAO maakt dus een einde aan het algemeen verbod uitzendarbeiders tewerk te stellen in de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegheid van het paritair comité van het bouwbedrijf (deze regel was sedert 30 juni1977 van kracht voor onbepaalde duur).

 

Er is ook nog de mogelijkheid van terbeschikkingstelling van personeel  die toegelaten is tussen ondernemingen van de bouwsector maar dan alleen in geval van een tijdelijke overvloed aan werk of voor de uitvoering van een gespecialiseerd werk waarvoor technische bijstand is vereist. 

Zie ons hoofdstuk 15.1

 

Met het oog op de invoering van uitzendarbeid in het bouwbedrijf werden er verschillende collectieve arbeidsovereenkomsten gewijzigd door een andere arbeidsovereenkomst van 22 november 2001.

Deze CAO werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen op 4 december 2001 en geregistreerd op 23 januari 2002 onder het nummer 60653/CO/124. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch staatsblad van 6 februari 2002.

 

De wijzigingen breiden  het toepassingsgebied van deze CAO's uit : ze zijn ook van toepassing op de "uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven. "

 

 

Hieronder volgen de teksten van die twee collectieve arbeidsovereenkomsten met eventuele verwijzing naar de betreffende hoofdstukken.

Voor het reglementering inzake de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers : zie onze algemene documentatie, Hfdst.217.

CAO van 22 november 2001 (60570/CO/124)

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" verstaat men, de werklieden en de werksters.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden met werknemers gelijkgesteld de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon. Worden met werkgevers gelijkgesteld, de personen die de hierboven genoemde met werknemers gelijkgestelde personen tewerkstellen.

HOOFDSTUK II -  Gevallen waarin uitzendarbeid toegelaten is in het bouwbedrijf

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst stelt de voorwaarden  en  de  modaliteiten vast waarbij uitzendarbeid in het bouwbedrijf toegelaten is en bepaalt de voorwaarden waaraan de gebruikers moeten voldoen.

Artikel 3

Uitzendarbeid is in het bouwbedrijf enkel toegelaten in de volgende twee gevallen:

-      bij vervanging van een werkonbekwame vaste arbeider die met een arbeidsovereenkomst verbonden is met een onderneming bedoeld in artikel 1 van deze CAO;

-      bij tijdelijke vermeerdering van het werkvolume.

In ieder geval dient de gebruiker ervoor te waken dat de uitzendkracht een attest (veiligheidspas) kan voorleggen waaruit blijkt dat hij een veiligheidsopleiding heeft genoten van ten minste 16 uren.

Het programma voor deze veiligheidsopleidingen wordt opgesteld en het attest wordt afgeleverd door het Nationaal Actiecomité voor de Veiligheid en Hygiëne in het Bouwbedrijf (NAVB).

Dit attest is niet vereist voor de uitzendkrachten die reeds in het bezit zijn van een attest afgeleverd door of door het NAVB conform verklaard, dat afgeleverd werd bij het einde van hun leertijd of die ten minste vijf jaren ervaring hebben in de bouwsector in de laatste 15 jaar of die het bewijs kunnen voorleggen dat zij reeds een veiligheidsopleiding "bouw" hebben genoten.

Daarenboven moet de uitzendkracht in het bezit zijn van een C.3.2. A werkloosheidsdocument dat afgeleverd werd door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf op naam van het uitzendkantoor en door hen vervolledigd wordt met de naam en het adres van de uitzendkracht.

§1            De vervanging van een werkonbekwame vaste arbeider:

Artikel 4

Wanneer een vaste arbeider arbeidsongeschikt is, wegens ziekte of ongeval, zwangerschap, een arbeidsongeval of een beroepsziekte, kan hij vervangen worden, binnen de twaalf maanden na aanvang van de werkonbekwaamheid, voor de duur van deze werkonbekwaamheid door een uitzendkracht.

De werkgever dient deze vervanging mee te delen aan de syndicale afvaardiging van de onderneming.

Wanneer de arbeidsongeschiktheid van de vaste arbeider een einde heeft genomen en de betrokkene het werk hervat op basis van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst, deelt de werkgever dit mede aan de syndicale afvaardiging. In dit geval neemt de overeenkomst met de uitzendkracht een einde.

§2            Uitzendarbeid bij een tijdelijke vermeerdering van werkvolume.

Artikel 5

Bij tijdelijke vermeerdering van het werkvolume, kan de werkgever een beroep doen op uitzendarbeid indien hij daaromtrent de toestemming heeft van de meerderheid van de syndicale afvaardiging van de onderneming. Bij ontstentenis van een syndicale afvaardiging, dient het uitzendkantoor aan het Sociaal Fonds van de uitzendarbeid met een kopie aan het provinciaal bouwplatform te melden dat er een beroep wordt gedaan op uitzendarbeid.

De toestemming van de syndicale afvaardiging heeft betrekking zowel op het aantal betrokken werknemers als op de periode gedurende welke de uitzendarbeid zal worden uitgeoefend, rekening houdend met de bepalingen van artikel 8.

HOOFDSTUK III - Voorwaarden waaraan de onderneming moet voldoen

Artikel 6

Opdat een werkgever van een onderneming een beroep kan doen op uitzendkrachten ter beschikking gesteld door een bouwuitzendkantoor, dient hij te ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Uitgezonderd de bouwondernemingen die niet vallen onder het toepassingsgebied van artikel 30bis §2 van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en het artikel 400 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992, dient deze onderneming bovendien geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 30bis §2 van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en het artikel 400 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992.

Deze onderneming mag ook niet het voorwerp uitmaken van een inhoudingplicht zoals bepaald door het artikel 30bis §4 1ste lid van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en het artikel 403 §1 van het Wetboek van inkomstenbelasting 1992.

De bouwondernemingen die niet vallen onder het toepassingsgebied van artikel 30bis §2 van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en het artikel 400 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992 dienen voorafgaandelijk de machtiging te vragen aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf om een beroep te doen op uitzendarbeid.

Artikel 7

Uitzendarbeid is slechts mogelijk in de normale functies van de normale activiteit van de bouwonderneming en volgens de bepalingen van het arbeidsreglement met inbegrip van de daarin vermelde uurregelingen, eventueel impliciet gewijzigd door een overeenkomst inzake de arbeidstijdorganisatie, gesloten overeenkomstig de bepalingen van de CAO nr. 42 van de Nationale Arbeidsraad of via de toetreding tot het sectoraal stelsel van de flexibele arbeidsweek.

De normale activiteit van de onderneming wordt o.a. bepaald door statuten van de onderneming, de inschrijving in het handelsregister, de categorie(ën) toegekend door de registratiecommissie.

In ieder geval, een functie die kadert in de gereglementeerde beroepen kan enkel ter beschikking gesteld worden van een gebruiker die de voorwaarden van toegang tot het beroep bezit.

Controle op de bepaling inzake de normale activiteit wordt uitgevoerd door de lokale werkgeversorganisaties volgens de modaliteiten uitgewerkt door de Raad van Bestuur van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.

Artikel 8

Het aantal dagprestaties dat uitzendkrachten, in het kader van de tijdelijke vermeerdering van werkvolume, kan worden gepresteerd is beperkt.

Voor de ondernemingen die tot 10 arbeiders tewerkstellen op het ogenblik van de aanvraag voor uitzendkrachten, bedraagt het maximale aantal toegelaten dagprestaties 15 % van de totale werkbare mandagen van het voorafgaande kalenderjaar.

Voor de ondernemingen die meer dan 10 arbeiders tewerkstellen op het ogenblik van de aanvraag voor uitzendkrachten, bedraagt het maximale aantal toegelaten dagprestaties 10 % van de totale werkbare mandagen van het voorafgaande kalenderjaar.

Het aantal werkbare mandagen is het resultaat van de formule:

(aantal arbeiders x het aantal maanden ingeschreven in de onderneming) gedeeld door 12 en  vermenigvuldigd met 219.  Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.

Artikel 9

De arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid die wordt gesloten tussen een bouwbedrijf en het bouwuitzendkantoor kan geen prestaties omvatten voor slechts één dag.

In het kader van de tijdelijke vermeerdering van het werkvolume mag een uitzendkracht maximaal zes maanden tewerkgesteld worden als uitzendkracht in dezelfde onderneming.

Artikel 10

Overeenkomstig de bepalingen van de CAO nr. 53 van de Nationale Arbeidsraad van 23 februari 1993 kan in geval van tijdelijke werkloosheid in de onderneming geen beroep gedaan worden op uitzendkrachten voor het werk dat normaal verricht worden door de werknemers die tijdelijk werkloos gesteld zijn.

Bij collectief ontslag in de onderneming kan deze geen beroep doen op uitzendkrachten binnen een termijn van zes maanden volgend op dit collectief ontslag.

Artikel 11

Een bouwonderneming kan een arbeider niet als uitzendkracht tewerkstellen indien hij in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag, door deze onderneming werd ontslagen.

Artikel 12

De bepalingen van het Koninklijk Besluit van 19 februari 1997 tot vaststelling van de maatregelen betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten zijn onverkort van toepassing.

Meer bepaald, moet de gebruiker vóór de terbeschikkingsstelling van een uitzendkracht, aan het uitzendkantoor bouw een nauwkeurige omschrijving geven van de verlangde beroepskwalificatie en de specifieke kenmerken van de in te nemen werkpost, evenals van het resultaat van de aan het uit te voeren werk verbonden risico-evaluatie, bedoeld in artikel 28bis, §3, a) van het ARAB.

Meer bepaald dienen de uitzendkrachten over dezelfde werkkleding en de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen te beschikken als de andere werknemers die aan dezelfde gevaren blootgesteld zijn, zodanig dat de uitzendkracht hetzelfde niveau van bescherming geniet als de andere werknemers van de onderneming.

De verantwoordelijkheid voor het leveren en het behoud in gebruiksklare staat van de werkkleding en de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen ligt bij de gebruiker bij wie de uitzendkracht ter beschikking wordt gesteld.

De gebruiker die uitzendkrachten tewerkstelt zal bij een arbeidsongeval van de uitzendkracht deze opnemen in haar statistieken.

HOOFDSTUK IV - Het provinciaal bouwplatform

§1            Samenstelling

Artikel 13

In elke FVB-regio provinciaal en in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, wordt een paritair bouwplatform opgericht door de sociale partners van de organisaties die vertegenwoordigd zijn in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.  Elk bouwplatform telt 12 leden waarvan de helft wordt aangeduid door de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de andere helft door de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. Onder de leden wordt een voorzitter aangeduid, twee ondervoorzitters en een zittingssecretaris.

Van elke vergadering wordt een verslag opgemaakt, dat bijgehouden wordt.

Van zodra het provinciaal bouwplatform is samengesteld, wordt dit medegedeeld aan de voorzitter van het paritair comité.  Het correspondentieadres van het provinciaal bouwplatform is het adres van het FVB-regio provinciaal.

§2            Opdrachten

Artikel 14

In overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, ontvangt het provinciaal bouwplatform de kopieën van de meldingen aan het Sociaal Fonds van de uitzendarbeid, wanneer een bouwbedrijf in het kader van de tijdelijke vermeerdering van het werkvolume een beroep doet op uitzendarbeid en er geen syndicale afvaardiging aanwezig is.

In het kader van de instroom van nieuwe arbeidskrachten, verzamelt het provinciaal bouwplatform alle nuttige inlichtingen inzake de provinciale sectorale arbeidsmarkt.

De provinciale bouwplatforms kunnen steeds een beroep doen op de gegevens afkomstig van en opdrachten geven aan hel Fonds voor vakopleiding.

Deze informatie moet het mogelijk maken de acties van de FVB-regio's van het Fonds voor vakopleiding inzake de opleiding van werkzoekenden en werknemers bij te sturen. Meer bepaald dient het provinciaal bouwplatform regelmatig de lijst op te stellen van de vraag naar bouwcompetenties die niet konden beantwoord worden op de arbeidsmarkt.

Artikel 15

Het provinciaal bouwplatform houdt op basis van het document bedoeld in artikel 5 een provinciaal register bij.  Dit register wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 16

Het provinciaal bouwplatform houdt in samenwerking met de erkende bemiddelingsinstellingen een lijst bij van vacante betrekkingen in de bouwbedrijven.  Aan een uitzendkracht die reeds twee jaar als uitzendkracht tewerkgesteld is in de bouwsector wordt deze lijst met de bemiddelingsinstellingen op zijn verzoek bekendgemaakt. In voorkomend geval kan op verzoek van de uitzendkracht, het bouwplatform aandringen bij de bemiddelingsinstelling dat die kandidatuur prioritair wordt behandeld.

Het bouwplatform volgt het resultaat op van de bepalingen van dit artikel.

HOOFDSTUK V - Sancties

Artikel 17

De arbeidsovereenkomst tussen het uitzendkantoor bouw en de uitzendkracht is beëindigd en deze laatste en de gebruiker zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in de navolgende gevallen:

-      in de gevallen bedoeld in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 gesloten n Nationale Arbeidsraad betreffende de na te leven procedure en de duur van tijdelijke arbeid;

-      indien de gebruiker, in strijd met de bepalingen van art. 3, 5, 6, 9 en 10 van onderhavige CAO een uitzendkracht tewerkstelt.

In deze gevallen kan een gebruiker geen beroep meer doen op uitzendarbeid gedurende een periode van 12 maanden.

HOOFDSTUK VI - Diverse bepalingen

Artikel 18

Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf dient jaarlijks het activiteitenverslag opgesteld door de uitzendkantoren te ontvangen.  Deze verslagen dienen  als basis voor de  evaluatie van de bouwuitzendarbeid.

Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zal na negen maanden na de inwerkingtreding van deze CAO de uitzendarbeid in de bouwsector evalueren met inbegrip van de bepalingen inzake het provinciaal bouwplatform.

HOOFDSTUK VII – Geldigheidsduur

Artikel 19

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2002 en wordt gesloten voor een onbepaalde duur. Zij kan door elk van de ondertekende partijen worden opgezegd mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 12 maanden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

 

CAO van 22 november 2001 (60653/CO/124)

 

HOOFDSTUK I - Inleidende bepaling

Artikel 1

Met het oog op de invoering van uitzendarbeid in de bouwsector, wijzigt deze collectieve arbeidsovereenkomst de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf en van het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid, alsook de volgende collectieve arbeidsovereenkomsten;

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf;

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels;

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde   arbeiders van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf;

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001 betreffende de arbeidsduurvermindering;

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid

-      de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen.

 

Commentaar :

De wijzigingen breiden het toepassingsgebied van deze CAO's uit : ze zijn nu ook van toepassing op de "uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven. "

 

HOOFDSTUK II -  Statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf

Artikel 2

Aan de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, zoals ze gecoördineerd zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 november 1996  en  laatst  gewijzigd  bij  de  collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht;

1°    De huidige bepaling van artikel 14 wordt §1 van dit artikel.

2°    Artikel 14 wordt aangevuld met een §2, die als volgt luidt;

“§2      Overeenkomstig artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn de erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking  stellen  van  bouwbedrijven  ertoe gehouden voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen, de bijdragen te betalen die geldig zijn voor die  bouwbedrijven,  overeenkomstig  de  regel vastgelegd onder §1”.

 

HOOFDSTUK III - Bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf

Artikel 3

Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, wordt vervangen door de volgende bepalingen;

"§1      In uitvoering van artikel 14, §1 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf worden de werkgevers, die overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 4 maart 1975 onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, met het oog op de vaststelling van het bedrag der algemene bijdrage, verschuldigd aan het  voornoemde Fonds, in vier categorieën gerangschikt, naargelang de aard van hun activiteit.

§2        In uitvoering van artikel 14, §2 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf en overeenkomstig de bepaling van artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, wordt de bijdrage door de uitzendkantoren verschuldigd aan het Fonds voor Bestaanszekerheid bepaald door de categorie die vastgelegd is voor de gebruiker van de uitzendkrachten".

Artikel 4

Artikel 8 van de in artikel 3 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, wordt aangevuld met het volgende lid;

“De bijkomende bijdrage van 1,5 % is eveneens verschuldigd door de erkende uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven die op 30 juni van het vorige jaar minder dan tien werknemers tewerkstelden”.

 

Zie ook Hfdst.19

HOOFDSTUK IV - Getrouwheids- en weerverletzegels

Artikel 5

Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels, wordt aangevuld met het volgende lid;

"Overeenkomstig de bepaling van artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is deze overeenkomst eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1e lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt”.

Artikel 6

Artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988, wordt vervangen door de volgende bepalingen;

“De ondernemingen die bedoeld zijn onder artikel 1, 1e lid, en die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, zijn aan dit Fonds bovendien een bijdrage verschuldigd van 2,10 %, waarvan 2 % bestemd is voor de toekenning van de weerverletzegels aan hun werklieden en 0,10 % om de beheerskosten te dekken.

Deze bijdrage is ook verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van gebruikers die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf”.

Artikel 7

In de artikelen 14 en 15 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 worden de woorden “de werkgever” telkens vervangen door de woorden “de werkgever of het uitzendkantoor”.

 

Zie ook Hfdst. 20.3

HOOFDSTUK V - Bijdrage brugpensioen

Artikel 8

Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde arbeiders van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf. wordt aangevuld met het volgende lid;

"Het hoofdstuk IV - Financiering, is overeenkomstig het artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ook van toepassing op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven”.

Artikel 9

In artikel 16, 1e lid, van de in artikel 8 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001, wordt het woord "werkgevers" vervangen door de woorden "werkgevers en uitzendkantoren".

 

Zie ook Hfdst.21

HOOFDSTUK VI - Arbeidsduurvermindering

Artikel 10

Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001 betreffende de arbeidsduurvermindering, wordt aangevuld met het volgende lid;

"Deze overeenkomst is eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1e lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt".

Artikel 11

In de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 2001, wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat als volgt luidt:

“Overeenkomstig het artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, vastgesteld in artikel 6 van het voormeld Koninklijk Besluit nr. 213, eveneens verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwondernemingen”.

 

HOOFDSTUK VII - Statuten Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid

Artikel 12

Artikel 3 van de statuten van het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid, zoals ze laatst gewijzigd en gecoördineerd zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993, wordt vervangen door de volgende bepalingen:

"Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Onder arbeiders wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters.

Titel IV - Financiering is overeenkomstig het artikel 12 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, ook van toepassing op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven".

 

HOOFDSTUK VIII -  Bijdrage aan het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid

Artikel 13

Artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid, wordt vervangen door de volgende bepaling;

"Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in toepassing van artikel 6 van de statuten van het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid, zoals laatst gewijzigd en gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1993, is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen, alsook op de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwbedrijven."

 

Zie ook Hfdst.19

HOOFDSTUK IX - Statuut van de syndicale afvaardigingen

Artikel 14

Artikel 4, 2e lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen, wordt vervangen door de volgende bepaling:

“Worden beschouwd als zijnde “tewerkgesteld” in de zin die daaraan in vorig lid wordt gegeven, de personen die met een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst verbonden zijn met de werkgever alsook de uitzendkrachten uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tewerkgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst  van 22/11/2001 tot vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten van de uitzendarbeid in het bouwbedrijf”.

Artikel 15

Artikel 12, 1e lid, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1998, wordt aangevuld met de  volgende bepalingen:

-      “in het kader van de uitzendarbeid wegens tijdelijke vermeerdering van het werkvolume, toestemming te geven;

-      in het kader van uitzendarbeid bij vervanging van een werkonbekwame werknemer, de melding ervan te ontvangen van de werkgever en de controle uit te oefenen bij het einde van de werkonbekwaamheid van de vaste werknemer;

-      de uitzendkracht tewerkgesteld in de onderneming desgewenst bij te staan met het oog op de naleving van de arbeidsvoorwaarden en de collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing in de bouwnijverheid”.

 

Zie ook Hfdst. 23

HOOFDSTUK X - Inwerkingtreding

Artikel 16

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002.

De bepalingen van deze overeenkomst hebben dezelfde geldigheidsduur en (in voorkomend geval) dezelfde opzeggingsmodaliteiten als de collectieve arbeidsovereenkomsten die zij wijzigen.

 


Historiek
01/10/2014 31/12/2999 1504 Uitzendarbeid
01/01/2012 30/09/2014 1504 Uitzendarbeid
01/01/2012 01/01/2012 1504 Uitzendarbeid
01/07/2005 31/12/2011 1504 Uitzendarbeid
01/01/2002 30/06/2005 1504 Travail intérimaire