01 Sectorakkoord voor de jaren 2013-2014

Paritair (sub-)Comité nr.:
119.01.00-00.00, 119.02.00-00.00, 119.03.00-00.00

Bijwerking: 20/12/2013
Geldig vanaf: 01/07/2013
Geldig tot: 30/06/2015

In het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren werd op 19 december 2013 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het Sectorakkoord voor de jaren 2013-2014.

Wij geven u hierna de bepalingen van deze CAO.

Verschillende delen van deze collectieve arbeidsovereenkomst maken wellicht nog het voorwerp uit van afzonderlijke CAO's. In ieder geval behandelen wij de verschillende onderwerpen systematisch in het daartoe voorziene hoofdstuk.

Enkele belangrijke algemene regels inzake collectieve arbeidsovereenkomsten

Regels geldig voor alle collectieve arbeidsovereenkomsten

Een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een paritair orgaan (Nationale Arbeidsraad, paritair comité, paritair subcomité) evenals een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan zijn bindend voor:

  • de ondertekenende organisaties, de werkgevers die lid zijn van de ondertekenende werkgeversorganisaties en de ondertekenende werkgevers, vanaf de ondertekening;
  • de organisaties die tot de CAO toetreden, de werkgevers lid van een toetredende werkgeversorganisatie en de toetredende werkgevers, vanaf de toetreding;
  • de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie;
  • de werknemers van een gebonden werkgever.

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (loonvoorwaarden, arbeidsduur, eindejaarspremie, klein verlet, enz.) regelen, op een collectieve wijze, de individuele rechten van de  werknemers en wijzigen dus impliciet de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer een CAO ophoudt uitwerking te hebben, dan blijven de regels ervan bijgevolg van toepassing via de individuele arbeidsovereenkomsten t.a.v. de werknemers die in dienst waren vóór de einddatum van de CAO. De via de CAO verkregen voordelen blijven dus verworven.

Regels geldig voor collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in een paritair orgaan

De individueel normatieve bepalingen van een CAO (lonen, premies, arbeidsduur, ...) zijn bindend voor alle werkgevers die vallen onder het ressort van het paritair orgaan, voor zover zij geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, vanaf de vijftiende dag na publicatie van het bericht van neerlegging in het BS, behalve wanneer de partien in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een strijdig beding hebben opgenomen en de werkgever geen lid is van een ondertekenende organisatie.

De algemeen verbindend verklaarde CAO is retroactief bindend voor alle werkgevers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en die geviseerd zijn door het toepassingsgebied van de CAO, zonder enige uitzondering. Het koninklijk besluit heeft uitwerking vanaf de inwerkingtreding van de CAO, maar kan nooit meer dan één jaar terugwerken.

Wanneer de werkingssfeer van een paritair comité of paritair subcomité wordt gewijzigd, blijven de in die comités gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór de wijziging eronder vielen, totdat in het comité waaronder zij na de wijziging ressorteren, de toepassing van de in dit comité geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers is geregeld.

Sectorakkoord voor de jaren 2013-2014

Gelet op de Wet van 26 juli 1996 en gelet op het KB van 28 april 2013 wordt er voor de ondernemingen en de arbeiders die behoren tot het PC 119 voor de periode 2013-2014 volgend akkoord gesloten.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair comité voor de handel in voedingswaren.

Met arbeiders worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

A. PREMIES EN VERGOEDINGEN

  1.  De volgende premies worden vanaf 1 januari 2014 verhoogd (indexaties):

    • de ploegenpremie wordt verhoogd tot 0,23 EUR;
    • de namiddagpremie wordt verhoogd tot 0,23 EUR;
    • de werkkledijpremie (aankoop en onderhoud) wordt verhoogd tot 3,61 EUR;
    • de jaarlijkse premie betaalbaar in december wordt verhoogd tot 112,20 EUR*;
    • de jaarlijkse premie betaalbaar in januari wordt verhoogd tot 78,54 EUR*;
    • de jaarlijkse premie betaalbaar in januari wordt verhoogd tot 165,42 EUR*.
      (*niet van toepassing in de ondernemingen waar het voordeel werd omgezet.)
  2. Vanaf 1 februari 2014 zal de tussenkomst van de werkgever in het openbaar vervoer opgetrokken worden:

    • NMBS en MIVB: minimale werkgeversbijdrage met oog op derde-betalersregeling, en dus een volledige terugbetaling voor de werknemer;
    • De Lijn en TEC: 80%.

B. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT)

1. SWT op 58 jaar

De leeftijd voor het SWT wordt behouden op 58 jaar tot 31 december 2014, daarbij rekening houdend met de wettelijke voorwaarden.

2. SWT op 56 jaar

Een CAO zal gesloten worden waarbij de leeftijd voor het SWT voor werknemers met meer dan 40 jaren loondienst wordt vastgesteld op 56 jaar, daarbij rekening houdend met de wettelijke voorwaarden. Deze CAO zal dan gelden tot 31 december 2015.

3. SWT bij nachtarbeid

De leeftijd voor het SWT, voor arbeiders met minstens 33 jaar loondienst, waarvan minstens 20 jaar nachtwerk, wordt behouden op 56 jaar en verlengd tot 31 december 2014, daarbij rekening houdend met de wettelijke voorwaarden.

4. Wijziging van bepaling

De bepaling die voorziet dat “in de ondernemingen die 10 of meer arbeiders tewerkstellen, het ontslag door de werkgever zal betekend worden, hetzij op zijn eigen initiatief, hetzij op geschreven aanvraag van de arbeider” zal vervangen worden als volgt “in de ondernemingen die 10 of meer arbeiders tewerkstellen, het ontslag door de werkgever kan betekend worden, hetzij op zijn eigen initiatief, hetzij op geschreven aanvraag van de arbeider”.

C. TIJDSKREDIET

Overeenkomstig artikel 8 § 3 van de CAO nr. 103 wordt een recht op een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5 gecreëerd voor de arbeiders die 50 jaar of ouder zijn en die voorafgaand een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben, op voorwaarde dat de betrokken arbeiders voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 van de cao nr. 103 en een anciënniteit van minstens 5 jaar hebben in de onderneming.
In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en met 10 arbeiders of minder is bovendien het akkoord van de werkgever vereist.
Die arbeiders mogen hun voltijdse arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve dagen per week.
Deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 6 maanden.

D. SOCIAAL FONDS

1. Basisbijdrage

De basisbijdrage voor het sociaal fonds wordt vanaf 1 april 2014 vastgelegd op 0,35%. De sociale partners verbinden er zich toe om deze bijdrage te verhogen indien het noodzakelijk zou zijn om de lopende verbintenissen van het Sociaal Fonds na te komen.

2. Bestaanszekerheid (indexaties)

  • Het bedrag van de bestaanszekerheidsuitkering bij collectief ontslag wordt vanaf 1 januari 2014 op 3,80 EUR per dag gebracht.
  • Het bedrag van de bestaanszekerheidsuitkering bij langdurige ziekte wordt vanaf 1 januari 2014 op 3,80 EUR per dag gebracht.
  • Het bedrag van de bestaanszekerheidsuitkering bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht wordt vanaf 1 januari 2014 op 3,80 EUR per dag gebracht.
  • Het bedrag van de bestaanszekerheidsuitkering bij tijdelijke werkloosheid wordt vanaf 1 januari 2014 op 3,80 EUR per dag gebracht.
  • Het bedrag van de tewerkstellingspremie zal opgetrokken worden tot 784,73 EUR voor de indienstneming van een voltijds tewerkgestelde arbeider en tot 392,37 EUR voor de indienstneming van een deeltijdse arbeider vanaf 1 januari 2014.

3. Beroepsopleiding

  • De bijdrage van 0,10 % voor de risicogroepen wordt verlengd en gebruikt voor opleidingsinitiatieven en tewerkstellingspremies.
    Overeenkomstig het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (B.S. 8 april 2013), dient 0,05% van de loonmassa aan te rekenen op de voornoemde bijdrage van 0,10%, voorbehouden te worden ten gunste van één of meerdere groepen opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013. Van de 0,05 % van de loonmassa waarvan hiervoor bepaald, dient de helft besteed te worden aan de werknemers bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit.
  • Overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 verbinden de sociale partners er zich toe om de deelnemingsgraad aan de beroepsopleiding voor het geheel van de sector jaarlijks met 5% te verhogen.
  • Het maximaal budget voorzien voor de tussenkomst in de beroepsopleiding wordt voor de periode 2014-2015 vastgelegd op 1.400.000 euro, met een garantie voor de micro-ondernemingen van 300 euro per onderneming en per jaar (met een gegarandeerd budget van 150.000 euro binnen het bovenvermeld maximaal budget).
  • De onderneming die een tussenkomst van het Sociaal Fonds wenst te bekomen voor de financiering van de beroepsopleiding kan haar dossier rechtstreeks indienen bij het Sociaal Fonds of via een werkgeversfederatie.
    De onderneming kan vrij de leverancier van de opleiding kiezen.
    De opleidingsdossiers moeten voldoen aan de voorwaarden van de CAO beroepsopleiding.
    De ondernemingsraad (of bij gebreke daaraan de vakbondsafvaardiging) wordt geconsulteerd over de opleidingsplannen.
    De werkgever zal jaarlijks de ondernemingsraad informeren met betrekking tot de ontvangen tussenkomsten van het Sociaal Fonds 119 voor de beroepsopleiding.
  • Een bijkomend budget van 70.000 euro vanaf 2014 zal voorzien worden voor de tussenkomst in de beroepsopleiding voor de oudere werknemers.
  • Het Sociaal Fonds (Raad van Bestuur) zal gepaste opleidingen voor oudere arbeiders en voor arbeiders die werken in de koude opzoeken en oplijsten.

E. LANGER WERKEN

1. Eindeloopbaandagen

Recht op een welbepaald aantal eindeloopbaandagen voor de arbeiders die aan de voorwaarden voldoen voor SWT op 56 jaar, 58 jaar en 60 jaar, namelijk:

  • 2 eindeloopbaandagen voor de arbeiders die 56 jaar oud zijn en die voldoen aan de voorwaarden van SWT op 56 jaar zoals voorzien door de sectorCAO’s ondertekend overeenkomstig huidig akkoord;
  • 3 eindeloopbaandagen voor de arbeiders die 58 jaar oud zijn en die voldoen aan de voorwaarden van SWT op 58 jaar zoals voorzien door de sectorCAO ondertekend overeenkomstig huidig akkoord;
  • 4 eindeloopbaandagen voor de arbeiders die 60 jaar oud zijn en die voldoen aan de wettelijke voorwaarden van SWT op 60 jaar zoals voorzien door de CAO nr. 17.

Voor deeltijdse arbeiders wordt dit recht geproratiseerd.
Deze eindeloopbaandagen zijn onderling niet cumuleerbaar (het meest voordelige regime is van toepassing) en worden vastgelegd in onderling overleg tussen werkgever en arbeider. Het recht op deze eindeloopbaandagen tast het recht op eventueel conventioneel bepaalde anciënniteitsdagen op ondernemingsniveau niet aan.

Op 1 januari van het jaar X wordt gekeken of de arbeider aan de vereiste leeftijdsvoorwaarde voldoet, recht heeft op SWT en zich niet in opzeg bevindt. In dat geval heeft de arbeider recht op de eindeloopbaandagen zoals hierboven bepaald, ook al zou zijn arbeidsovereenkomst in de loop van het jaar X beëindigd worden door de werkgever met naleving van een opzeggingstermijn. Indien de betekende opzeggingstermijn over twee kalenderjaren loopt (X en X+1) dan heeft de arbeider geen recht op eindeloopbaandagen voor het jaar volgend op het jaar van de ingang van de opzeggingstermijn, t.t.z. voor het X+1.

3. Peter- en meterschap

De werkgeversorganisaties zullen het peter- en meterschap door oudere arbeiders (doch zonder exclusief voorbehouden te zijn voor oudere arbeiders) aanmoedigen bij de ondernemingen van PC 119.

4. Analyse “Langer werken”

Het Sociaal Fonds zal ook een diepgaander onderzoek wijden aan de problematiek “langer werken” rekening houdend met het feit dat langer werken maatwerk vereist op het niveau van de individuele organisatie en dat langer werken dus niet gerealiseerd kan worden door één specifieke maatregel.
Het Sociaal Fonds zal bedrijven ook aanmoedigen om oplossingen te zoeken.

5. Opleiding voor oudere werknemers

(zie punt D.3.)

Een budget van 70.000 euro vanaf 2014 zal voorzien worden voor de tussenkomst in de beroepsopleiding voor de oudere werknemers.
Het Sociaal Fonds (Raad van Bestuur) zal gepaste opleidingen voor oudere arbeiders opzoeken en op de website van het Sociaal Fonds 119 ter kennis stellen van de bedrijven. (www.sfonds119.be).

6. Regelingen eindeloopbaan

  • SWT:
    De verschillende stelsels van SWT worden verlengd (zie boven, punt B).
    De werkgevers- en werknemersorganisaties zullen samen de nodige stappen ondernemen bij de bevoegde minister voor de arbeiders die in de diepvriezers (zwaar beroep) werken om hen een mogelijkheid tot SWT 56 jaar – 33 jaar loopbaan – 20 jaar werk in dievriezers te bieden.
  • Tijdskrediet – lange loopbaan:
    Overeenkomstig artikel 8 § 3 van de CAO nr. 103 wordt een recht op een vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5 gecreëerd voor de arbeiders die 50 jaar of ouder zijn en die voorafgaand een beroepsloopbaan van ten minste 28 jaar hebben, op voorwaarde dat de betrokken arbeiders voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 van de cao nr. 103 en een anciënniteit van minstens 5 jaar hebben in de onderneming.
    In de ondernemingen met minder dan 50 werknemers en met 10 arbeiders of minder is bovendien het akkoord van de werkgever vereist.
    Die arbeiders mogen hun voltijdse arbeidsprestaties verminderen ten belope van een dag of 2 halve dagen per week.
    Deze periode moet worden opgenomen per minimumperiode van 6 maanden.

7. Overstap van zwaar naar lichter werk

De sociale partners zullen een aanbeveling doen om de bekendheid van de overstappremie betaald door de RVA te vergroten.

Binnen het kader van de CAO nr. 104 kunnen de modaliteiten voor de overstap van zwaar werk naar lichter werk op ondernemingsvlak besproken worden.

F. SYNDICALE VORMING EN SYNDICALE DELEGATIE

  • Termijn voor aanvraag syndicale vorming: een termijn van twee weken in plaats van drie weken
  • Een verhoging van de tussenkomst in de organisatiekosten van de opleidingen van 43,47 EUR naar 45,86 EUR per dag en per arbeider die deelneemt aan de opleiding (indexaties) vanaf 1 januari 2014.
  • Het aantal dagen opleiding van de verschillende afgevaardigde van eenzelfde onderneming zal geglobaliseerd kunnen worden per syndicale organisatie, onverminderd bestaande afspraken op ondernemingsvlak.
  • De arbeiders die een dag syndicale vorming volgen, mogen niet ingepland worden voor de nachtprestaties gedurende de nacht voorafgaand en volgend aan deze vorming. Deze vrijstelling van prestaties geeft geen recht op vergoeding, maar wel op de dag van syndicale vorming.
  • Het aantal effectieve afgevaardigden wordt vastgesteld als volgt, naar rata van het aantal arbeiders van de onderneming:
    van 20 tot 50 : 2 afgevaardigden
    van 51 tot 150 : 3 afgevaardigden
    van 151 tot 300 : 4 afgevaardigden
    van 301 tot 500 : 6 afgevaardigden
    van 501 tot 1000 : 8 afgevaardigden
    van 1001 tot 1500 : 10 afgevaardigden
    van 1501 tot 2000: 12 afgevaardigden
    van 2001 en meer: 14 afgevaardigden.
    De ondernemingsovereenkomsten, die een groter aantal afgevaardigden voorzien, blijven behouden.

G. THERMISCHE OMGEVINGSFACTOREN – BLOOTSTELLING AAN KOUDE

  1. De sociale partners benadrukken in een sectorale aanbeveling dat voor werk uitgevoerd in ruimtes die niet technisch gekoeld worden de werkgevers het koninklijk besluit van 4 juni 2012 met betrekking tot de thermische omgevingsfactoren en het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen moeten naleven. In die gevallen voorziet de regelgeving het uitvoeren van een risicoanalyse. In eerste instantie moeten de risico’s zo veel mogelijk vermeden worden. Indien dit niet mogelijk is, moeten de risico’s zo veel mogelijk beperkt worden. Indien ook dat niet kan, moet de werkgever optreden door gepaste collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen te voorzien en aan te bieden aan de arbeiders.
    Er zal een werkgroep worden opgericht ter opvolging van de sectorale aanbeveling en CAO koudepremie.
  2. Een aanbeveling zal opgesteld worden waarbij aan de werkgever gevraagd wordt een correcte risicoanalyse te maken van de gevaren die aanleiding kunnen geven tot het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hierbij zal er rekening moeten gehouden worden met het koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
  3. Het Sociaal Fonds (Raad van Bestuur) zal gepaste opleidingen opzoeken voor arbeiders die werken in de koude en die op de website van het Sociaal Fonds 119 ter kennis stellen van de bedrijven.

H. VERLENGING VAN AKKOORDEN

Verlenging van de lopende CAO’s

De verstreken collectieve arbeidsovereenkomsten, die voor bepaalde tijd werden gesloten, worden zonder onderbreking verlengd voor de periode 2013-2014:

  • Tewerkstelling en vorming (aanwervingspremies);
  • Akkoord werkkledij;
  • Overuren (91 uren);
  • Afwijkingen van de vijfdagenweek;
  • CAO en KB rusttijden;
  • CAO jaarlijkse premie;
  • CAO bestaanszekerheid;
  • Akkoord aanmoedigingspremies Vlaams Gewest.

Verlenging van de paritaire aanbevelingen

De volgende aanbevelingen blijven gelden voor de periode 2013-2014:

  • De aanbeveling van 10 april 1991 over het zondagwerk,
  • De aanbeveling van 29 juni 1995 inzake deeltijds werk,
  • De aanbevelingen van 29 juni 1995 betreffende de waarborg van tewerkstelling,
  • De aanbeveling van 29 juni 1995 inzake uitzendarbeid,
  • De aanbeveling van 13 juli 1978 inzake overuren.

I. SOCIALE VREDE

De werknemers- en werkgeversorganisaties verbinden zich ertoe om geen andere eisen te stellen, die verder gaan dan de toepassing van onderhavige CAO, en dit noch op nationaal niveau, regionaal niveau, of op het niveau van de ondernemingen en om geen conflict uit te lokken of te ontketenen.

J. INWERKINGTREDING EN DUUR VAN HET AKKOORD

Het akkoord is van toepassing van 1 juli 2013 tot en met 30 juni 2015, onder voorbehoud van voorafgaande bevestiging door de FOD Werk van de wettigheid van het akkoord en met uitzondering van de bepalingen inzake SWT op 56 jaar (40 jaar loondienst) die ophouden van kracht te zijn op 31 december 2015, en de bepalingen inzake SWT op 58 jaar en SWT op 56 jaar (20 jaar nachtwerk), die afgesloten worden tot en met 31 december 2014.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
19/12/2013
Registratienr
121208
Geldig van
01/07/2013
Geldig tot
31/12/2015
Neerleggingsdatum
03/03/2014
Registratiedatum
19/05/2014
Onderwerp
sectoraal akkoord 2013-2014
BS Bericht van neerlegging
27/05/2014
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
08/01/2015
Gepubliceerd in het B.St. van
06/02/2015
Keywords
PLOEGEN- EN NACHTARBEID, EINDEJAARSPREMIE, VERGOEDINGEN VOOR VERPLAATSINGSKOSTEN, KOSTENVERGOEDINGEN (EXCL. VERPLAATSINGSKOSTEN), FUNCTIECLASSIFICATIE, BETAALDE VERLOFDAG (GEEN ADV- OF COMPENSATIEDAG) EN FEESTDAG, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, LOOPBAANONDERBREKING, TIJDSKREDIET/LOOPBAANVERMINDERING, LANDINGSBANEN, AANWERVING, OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), OUDERE WERKNEMERS-EXCL.AANV. PENSIOEN, BRUGPENSIOEN(SWT),TIJDSKREDIET, RISICOGROEPEN, ZIEKTE/ONGEVAL/OVERLIJDEN, WERKLOOSHEID (ANDERE DAN ECONOMISCHE WERKLOOSHEID VOOR BEDIENDEN), BRUGPENSIOEN, STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT), OPZEGGING/ONTSLAG, SYNDICALE AFVAARDIGING, SYNDICALE VORMING, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID, WERKING ONDERNEMING/OVERLEGORGANEN, SOCIALE VREDE
Historiek
01/07/2023 30/06/2025 01 Sectoraal akkoord 2021-2022
01/07/2021 30/06/2023 01 Sectoraal akkoord 2021-2022
01/07/2019 30/06/2021 01 Sectoraal akkoord 2019-2020
01/07/2017 30/06/2019 01 Sectorakkoord voor de jaren 2017-2018
29/06/2015 30/06/2017 01 Sectorakkoord voor de jaren 2015-2016
01/07/2013 30/06/2015 01 Sectorakkoord voor de jaren 2013-2014
01/05/2011 30/06/2013 01 Sectorakkoord voor de jaren 2011-2012
01/04/2009 30/04/2011 01 Protocolakkoord voor 2009-2010