40 Deeltijdse arbeid

Paritair (sub-)Comité nr.:
322.00.00-00.00

Bijwerking: 03/08/2001
Geldig vanaf: 01/02/1993

Minimale wekelijkse arbeidsduur: zie de geldende regels van toepassing bij de gebruiker

Minimale dagelijkse arbeidsduur/per prestatie: zie de geldende regels van toepassing bij de gebruiker

Krachtens artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 staat de gebruiker gedurende de periode waarin de uitzendkracht bij hem werkt in voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de arbeidsduur, welke gelden op de plaats van het werk.

Bij deeltijdse arbeid zijn de bepalingen inzake de arbeidsduur niet alleen deze die vervat zijn in de arbeidswet maar ook de bepalingen over de minimale wekelijkse arbeidsduur, die zijn opgenomen in artikel 11bis van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 en de op grond daarvan vastgestelde reglementaire en conventionele afwijkingen.

1. Minimale wekelijkse arbeidsduur

In het Paritaire Comité voor de uitzendarbeid werd op 31 januari 1994 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de toepassing van de wetgeving inzake deeltijdse arbeid in geval van uitzendarbeid. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd onder het nummer 35.306/CO/322. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 2 juni 1994.

Om elke verwarring daaromtrent te vermijden en in het belang van de rechtszekerheid, wordt in artikel 2 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst duidelijk bepaald dat de genoemde afwijkingen die bij de gebruikers van kracht zijn, ook gelden voor de bij die gebruikers tewerkgestelde deeltijdse uitzendkrachten: “Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst staat toe om voor de deeltijdse uitzendkrachten af te wijken van de grens van een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers, zoals bepaald bij artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De afwijkingen, toegestaan krachtens het eerste lid, zijn deze die gelden voor de vaste werknemers van de gebruiker die de uitzendkracht tewerkstelt”.

2. Minimale dagelijkse arbeidsduur/per prestatie

Voor de toepassing van de bij artikel 21 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 bepaalde grens van 3 uren per werkperiode en de afwijkingen daarop geldt het principe van het voornoemd artikel 19 van de wet van 24 juli 1987: toepassing van de geldende regels bij de gebruiker

 


Historiek
01/02/1993 31/12/2999 40 Deeltijdse arbeid