040101 Loonvoorwaarden van de uitzendkrachten

Paritair (sub-)Comité nr.:
322.00.00-00.00

Bijwerking: 12/06/2002
Geldig vanaf: 01/12/1981

In de Nationale Arbeidsraad werd op 27 november 1981 de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36 afgesloten houdende conservatoire maatregelen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 9 december 1981 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982.

 

Zij werd achtereenvolgens gewijzigd : zie Alg.Doc. Hfdst. 217

 

Voor de loonvoorwaarden van de uitzendkrachten inzake invoeginterim voor de periodes gedurende dewelke deze uitzendkrachten niet ter beschikking worden gesteld van een gebruiker : zie Hfdst. 4.1.2

 

Wij geven u hierna de bepaling van artikel 9, die betrekking heeft op het loon van de uitzendkrachten.

 

 

Artikel 9

Het loon van de uitzendkracht mag niet lager zijn dan datgene waarop hij recht zou hebben gehad, indien hij onder dezelfde voorwaarden als vast werknemer door de gebruiker was in dienst genomen.

Het loon van de uitzendkracht omvast niet de voordelen of vergoedingen onder welke vorm of benaming ook, die ongeacht de betaaldatum als eindejaarspremie aan het vast personeel  van de gebruiker wordt toegekend.

 

Commentaar

De aan het vast personeel van de gebruiker toegekende voordelen of vergoedingen worden voor de uitzendkrachten vervangen door een forfaitair berekende premie overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36decies van 4 maart 1986. Volgens artikel 1 van die overeenkomst zal door de Raad van Beheer van het Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36 bis van 27 november 1981, een lijst worden opgesteld van de door overeenkomst nr. 36 decies niet beoogde voordelen; die lijst zal aan de uitzendbureaus worden toegezonden.".

 

Artikel 10

Voor de toepassing van de bepalingen van de wetten en overeenkomsten die steunen op de anciënniteit van de werknemer in de onderneming, dient rekening te worden gehouden met de periodes van activiteit van de uitzendkracht bij het uitzendbu­reau die alleen zijn onderbroken:

1°     ofwel door periodes van schorsing van de uitvoering der overeenkomst waarvoor de uitzendkracht onderworpen bleef aan de sociale zekerheid, voor zover hij tijdens die perioden niet bij een andere werkgever tewerkgesteld is geweest;

2°     ofwel door perioden van inactiviteit van één week of minder.

 

(..)

Artikel 21

Onderhavige overeenkomst treedt in werking op 1 december 1981. Deze overeenkomst wordt gesloten voor een periode van zes maanden. Zij wordt telkens stilzwijgend verlengd met een periode van drie maanden.

Zij kan herzien of beëindigd worden op verzoek van de meest gerede ondertekenende organisatie, mits een opzeggingstermijn van één maand wordt in acht genomen.".

 


Historiek
01/12/1981 31/12/2999 040101 Loonvoorwaarden van de uitzendkrachten