1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid
Paritair (sub-)Comité nr.:
317.00.00-00.00
Bijwerking: 23/07/2012
Geldig vanaf: 24/04/2012
Geldig tot: 11/11/2015
In het Paritair comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten werd op 24 april 2012 een CAO gesloten betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de bewakingsdiensten.
Tekst van de CAO
Titel I - Doel
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van de toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten vallen, ongeacht of de werking ervan al dan niet is toegestaan door het Ministrerie van Binnenlandse Zaken, en op hun werkliedenpersoneel, en voor bepaalde opdrachten op het bediendepersoneel.
Artikel 2
De statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid van de bewakingsdiensten", opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1974, en voor het laatst gecoördineerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2009, geregistreerd op 2 april 2010 onder het nummer 98688/CO/317, worden gecoördineerd zoals opgenomen in titel II van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 3
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking vanaf 24 april 2012.
Artikel 4
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 november 2009, geregistreerd op 2 april 2010 onder nummer 98688/CO/317.
Artikel 5
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een vooropzegtermijn van drie maanden, betekend bij aangetekende brief gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
Titel II - Statuten
Hoofdstuk I - Benaming, zetel, doel en duur
Artikel 1
Krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid is een Fonds voor Bestaanszekerheid van de Bewakingsdiensten "F.B.Z.B." opgericht, hierna "het Fonds" genoemd.
Artikel 2
De maatschappelijke en administratieve zetel is gevestigd te 1080 BRUSSEL, Jean Baptiste Janssensstraat 43-45.
Artikel 3
Het Fonds heeft tot doel:
1. diverse sociale voordelen toe te kennen;
2. de brugpensioenen te beheren;
3. Het organiseren van het sectoraal pensioenplan Arbeiders-bedienden
4. de verdeling en de uitkering van deze voordelen te verzekeren;
5. Een onroerend goed verwerven om het maatschappelijk doel te verwezenlijken;
6. rechtstreeks, de werkgeversbijdragen te innen bestemd voor de financiering van de voordelen toegekend door het Fonds;
7. alle verplichte aanvullende bijdragen te innen die het Fonds toestaan bepaalde sociale voordelen uit te keren;
8. elke opdracht te vervullen die het door de sociale partners zou worden toevertrouwd.
Artikel 4
Het Fonds wordt opgericht voor onbepaalde duur.
Hoofdstuk II - Toepassingsgebied
Artikel 5
Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten vallen, ongeacht of de werking ervan al dan niet is toegestaan door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en op hun werkliedenpersoneel, en voor bepaalde opdrachten op het bediendepersoneel.
Hoofdstuk III - Voordelen en begunstigden
a. Vakbondspremie
Artikel 6
De mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité voor de bewaking- en/of toezichtsdiensten.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
Artikel 6bis
De mannelijke en vrouwelijke bedienden die lid zijn van een vakbondsorganisatie hebben recht op een jaarlijkse vakbondspremie die wordt vastgelegd door een collectieve arbeidsovereenkomst, die wordt gesloten binnen het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
b. Brugpensioen
Artikel 7
Indien hij/zij de toekenningsvoorwaarden vervult die zijn vastgelegd in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de brugpensioenen kan een mannelijk of vrouwelijk lid van het werkliedenpersoneel vragen de voordelen te mogen genieten die verbonden zijn aan het brugpensioen.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement H.R.".
c. Buitengewone vakantie-uitkeringen
Artikel 8
Een buitengewone vakantie-uitkering wordt jaarlijks toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel.
Zij is gelijk aan 8,33 pct. van het brutojaarinkomen à 100 pct. en is gebaseerd op een referentieperiode, gelegen tussen de 1ste oktober van het vorige jaar en de 30ste september van het lopende jaar. Een buitengewone vakantie-uitkering van minder dan 12,39€ netto wordt niet uitbetaald.
Behalve wat de bedrijfsvoorheffing betreft die verschuldigd is op het geheel van de buitengewone vakantie-uitkeringen, is slechts 5,33 pct. van de buitengewone vakantie-uitkering onderworpen aan de bijdragen voor de sociale zekerheid.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
d. Aanvullende werkloosheidsuitkering
Artikel 9
Een aanvullende uitkering wordt toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel die economisch werkloos zijn.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement H.R.
e. Sectoraal Pensioenplan
Artikel 10
Een werknemer(ster) arbeider(ster) - bediende wordt opgenomen in het sectoraal pensioenplan indien hij(zij) voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking op het sectoraal pensioenplan.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het sectoraal Pensioenreglement.
Hoofdstuk IV - Uitkering van de voordelen en administratie
Artikel 11
Behalve de vergoedingen van het brugpensioen en van het sectoraal pensioenplan, economische werkloosheid, de diverse voordelen die rechtstreeks door het Fonds worden toegekend aan de mannelijke en vrouwelijke leden van het werklieden die niet zijn aangesloten bij een vakbond, zijn de nationale vakbondsorganisaties belast met de uitkering van de voordelen waarin de bovenstaande artikelen voorzien.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
Artikel 12
Het Fonds neemt alle vereiste administratieve maatregelen opdat de sommen die nodig zijn om de diverse voordelen te kunnen uitkeren op de voorziene datum die elk jaar door de Raad van bestuur van het Fonds wordt vastgelegd ter beschikking worden gesteld van de nationale vakbondscentrales voor werklieden.
Artikel 13
Daartoe doen de betrokken nationale vakbondscentrales uiterlijk tegen 15 november aan het Fonds een schriftelijke aanvraag toekomen met opgave van het voorschot dat zij wensen te ontvangen met het oog op de uitkering van de diverse voordelen aan hun aangeslotenen.
Desnoods kunnen de nationale vakbondscentrales voor werklieden om een bijkomende voorschot verzoeken.
Uiterlijk tegen 1 maart van het jaar daarop wordt door de nationale vakbondscentrales aan het Fonds een eindafrekening gericht.
Artikel 14
Aan de representatieve vakbondsorganisaties wordt een vergoeding toegekend, bepaald door het Huishoudelijk Reglement "H.R.", teneinde de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen.
Artikel 15
Volgende jaar en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties voor werklieden luik 1 heeft teruggekregen van alle formulieren, stelt het Fonds een belastingfiche op met betrekking tot de buitengewone vakantie-uitkeringen.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
Artikel 16
Het jaar na de datum van uitgifte van het formulier en nadat het van de nationale vakbondsorganisaties luik 1 heeft teruggekregen van alle formulieren voor de uitkering van de vakbondspremie aan het bediendepersoneel gaat het Fonds over tot de terugbetaling aan de vakorganisaties van de bedragen van de vakbondspremie voor het bediendepersoneel. Een factuur van de bedragen van de vakbondspremie zal gestuurd worden naar de werkgevers.
Aan de representatieve vakbondsorganisaties voor de bedienden wordt een vergoeding toegekend bepaald door het Huishoudelijk Reglement "H.R.", om de kosten te dekken die worden veroorzaakt door de uitkering aan hun aangeslotenen van de diverse voordelen waarin het artikel 66bis voorziet.
De toepassingsvoorwaarden worden bepaald door het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R.".
Hoofdstuk V - Bedragen van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn aan het Fonds en de inning ervan door het Fonds
Artikel 17
De werkgevers, bedoeld in artikel 5 zijn ertoe gehouden werkgeversbijdragen te betalen die speciaal bestemd zijn voor de financiering van de voordelen toegekend door het Fonds.
Deze bijdragen moeten rechtstreeks aan het Fonds worden betaald.
Artikel 18
Het totale bedrag van de werkgeversbijdragen die door de werkgevers, bedoeld in artikel 5, verschuldigd zijn aan het Fonds is een percentage berekend op het bedrag van de totale loonsom à 100 pct. van de mannelijke en vrouwelijke leden van het werkliedenpersoneel, door de Raad van bestuur van het Fonds eenparig bepaald en bekrachtigd door het Paritair Comité nr. 317.
De werkgeversbijdrage voorzien voor het sectoraal pensioenplan worden bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking op het sectoraal pensioenreglement.
Artikel 19
Elke wijziging van de werkgeversbijdragen die bestemd zijn voor het Fonds, moet het voorwerp zijn van een beslissing van de raad van Bestuur van het Fonds en worden bekrachtigd door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité.
Elke wijziging van de werkgeversbijdragen die bestemd zijn voor het sectoraal pensioenplan wordt bepaald door de sectoriele overeenkomsten.
Artikel 20
Krachtens artikel 6, §1 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid moeten de werkgevers maandelijkse aanbetalingen doen.
Artikel 21
Vanaf het begin van het tweede kwartaal 1996, les dates ultimes auxquelles le Fonds doit être en possession des provisions des cotisations patronales sont:
- pour le 1er trimestre: les 5 février, 5 mars, 5 avril et 30 avril (solde);
- pour le 2ème trimestre: les 5 mai, 5 juin, 5 juillet et 31 juillet (solde non prorogeable);
- pour le 3ème trimestre: les 5 août, 5 septembre, 5 octobre et 31 octobre (solde);
- pour le 4ème trimestre: les 5 novembre, 5 décembre, 5 janvier et 31 janvier (solde).
De maandelijkse aanbetalingen zijn gelijk aan 30 pct. van de bijdragen die verschuldigd zijn voor het voorlaatste kwartaal.
Wat de werkgevers betreft waarvan de totale bijdragen die voor het voorlaatste kwartaal verschuldigd zijn aan het Fonds niet meer bedroegen dan 6197,34 EUR blijven de kwartaalbetalingen echter van toepassing en de bijdragen die aan het Fonds zijn verschuldigd moeten uiterlijk voor 30 april, 31 juli (niet uitstelbaar), 31 oktober en 31 januari bij het Fonds toekomen.
Indien de werkgever voor het voorlaatste kwartaal geen enkele werkgeversbijdrage verschuldigd was, is het bedrag van de maandelijkse aanbetalingen het tarief dat door het Fonds wordt toegepast op grond van een forfaitair bedrag van 421,42 EUR per werkne(e)m(st)er die door de betrokken werkgever tijdens de vorige maand werd tewerkgesteld.
Hoofdstuk VI - Verhoging en boete wegens laattijdige betaling, invordering
Artikel 22
Zodra de data worden overschreden die zijn vastgelegd voor de betaling van de aanbetalingen en saldo van de sociale bijdragen die verschuldigd zijn aan het Fonds, alsook de debetnota's met betrekking tot de syndicale premies voor bedienden wordt aan de betrokken werkgever automatisch een boete opgelegd.
Ingeval laatstgenoemde binnen de acht kalenderdagen vanaf de kennisgeving die door het Fonds wordt verzonden, het totale verschuldigde bedrag niet betaalt, is van ambtswege een boete opeisbaar die in eenmaal moet worden betaald en die wordt berekend "per schijf" van de loonsom die tijdens het betrokken kwartaal zijn aangegeven. Deze sanctie wordt als volgt toegepast:
Bedrag van de aangegeven loonsom | Boetes in EUR |
0 tot 18 592,02 EUR | 123,95 |
18 592,02 EUR tot 24 789,36 EUR | 185,92 |
24 789,36 EUR tot 37 184,03 EUR | 247,90 |
37 184,03 EUR tot 49 578,71 EUR | 371,84 |
49 578,71 EUR tot 61 973,39 EUR | 495,79 |
61 973,39 EUR tot 74 368,06 EUR | 619,74 |
74 368,06 EUR tot 99 157,41 EUR | 743,68 |
99 157,41 EUR tot 123 946,77 EUR | 991,58 |
123 946,77 EUR tot 198 314,82 EUR | 1 239,47 |
198 314,82 EUR tot 247 893,53 EUR | 1 983,15 |
247 893,53 EUR tot 495 787,05 EUR | 2 478,94 |
495 787,05 EUR tot 743 680,58 EUR | 4 957,87 |
743 680,58 EUR tot 991 574,10 EUR | 7 436,81 |
991 574,10 EUR tot 1 239 467,63 EUR | 9 915,74 |
+ 1 239 467,63 EUR | 12 394,68 |
Overeenkomstig artikel 6 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid is op de onbetaalde sommen en op de verschuldigde boete eveneens een niet-terugbetaalbare verhoging verschuldigd die gelijk is aan het maandtarief dat door de R.S.Z. wordt toegepast.
Artikel 23
Een werkgever kan per aangetekende brief, ter attentie van de algemeen secretaris van het Fonds, minimum 15 dagen voor een van de voorziene vervaldagen het Fonds verzoeken om een behoorlijk met redenen omklede extra termijn.
In dit geval en mits het Fonds akkoord gaat, zal de voorziene boete door de werkgever niet verschuldigd zijn; de verhogingen blijven echter wel verschuldigd.
Door de betrokken werkgever kan worden verzocht om een plan tot aflossing van de schulden aan het Fonds.
Tegen de beslissing van het Fonds een plan tot aflossing van de schulden al dan niet toe te staan, is geen beroep mogelijk.
Indien het Fonds heeft ingestemd met een plan tot aflossing van de schulden en de betrokken werkgever een van de overeengekomen vervaldagen niet naleeft, zal het Fonds het totaal van de verschuldigde sommen onmiddellijk kunnen opeisen.
In dat geval zal door de betrokken werkgever gedurende een periode van een jaar om geen ander aflossingsplan kunnen worden verzocht.
Artikel 24
Tegen de beslissing van het Fonds al dan niet een uitstel van betaling toe te staan is geen beroep mogelijk.
Artikel 25
De betalingsfaciliteiten en het uitstel van betaling die door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de werkgevers of aan de sociale secretariaten worden toegestaan, worden in geval aanvaard voor de betaling van het gedeelte van de werkgeversbijdragen dat rechtstreeks bestemd is voor het Fonds.
Artikel 26
Ingeval het Fonds instemt met de opstelling van een plan tot aflossing van de schulden blijven de boete en de verhogingen verschuldigd.
Artikel 27
Ingeval een werkgever ondanks alles aan het Fonds werkgeversbijdragen verschuldigd blijft, zullen de schulden worden ingevorderd via de bevoegde Arbeidsrechtbank.
In dit geval zullen de boete en de verhogingen altijd door het Fonds worden geëist.
Artikel 28
Krachtens artikel 2 van de wet van 7 januari 1958 bezitten de fondsen voor bestaanszekerheid rechtspersoonlijkheid.
Artikel 29
De bedragen die door het Fonds worden geïnd en die het totaal vormen van de bijdragen die door de werkgevers aan het Fonds zijn verschuldigd, worden door het Fonds als een goede huisvader beheerd.
Deze sommen zullen bij de bank worden belegd op rekeningen op korte, middellange of langere termijn, volgens de uitgaven die het Fonds voorziet.
Door het Fonds kan geen enkele andere belegging worden gedaan, met uitzondering van toestemming van de raad van bestuur.
Artikel 30
Aan de bestuurders zal op elke vergadering van de Raad van bestuur een voorspelling betreffende de diverse termijnrekeningen worden bezorgd.
Hoofdstuk VII - Uitkering van de prestaties, verjaring en uitsluiting
Artikel 31
Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid mag de uitkering van de prestaties in geen geval afhankelijk gesteld worden van de betaling, door één of meer werkgevers, van de bij artikel 4, 5° van genoemde wet bepaalde bijdragen.
Artikel 32
Overeenkomstig artikel 21, 1° en 2° van dezelfde wet van 7 januari 1958 verjaart na drie jaar:
1° vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, de vordering tegen een werkgever wegens het niet-betalen van deze bijdrage;
2° vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het Fonds.
Artikel 33
Overeenkomstig artikel 20 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid kan onverminderd de eventuele strafvervolging van het voordeel der prestaties, uitgekeerd door het Fonds voor bestaanszekerheid, worden uitgesloten voor ten hoogste dertien weken, of zesentwintig weken in geval van herhaling, ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen, hetzij op grond van een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen.
Hoofdstuk VIII - Loonbeslagen
Artikel 34
Het bijgevoegde Huishoudelijk Reglement "H.R." bepaalt de toepassingsvoorwaarden betreffende de loonbeslagen.
Hoofdstuk IX - Beheer
Artikel 35
Het Fonds wordt beheerd door een raad van bestuur die paritair is samengesteld uit 4 werkgeversafgevaardigden en 4 afgevaardigden van de representatieve organisaties voor werklieden ("ACV Voeding en Diensten" en "De algemene centrale ABVV") waarvan de mandaten door elke groep worden voorgedragen aan de Raad van bestuur en die door de Algemene Vergadering worden bekrachtigd.
Een afgevaardigde van de representatieve organisaties voor bedienden ("ACV Voeding en Diensten" "ACLVB" en "De BBTK") wordt door elk van de vakbondsorganisaties voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds worden uitgevoerd voor het bediendenpersoneel.
Drie werkgeversafgevaardigden worden door de Beroepsvereniging der bewakingsondernemingen voorgedragen als buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds worden uitgevoerd voor het bediendenpersoneel.
In afwachting van de bekrachtiging van de mandaten door de Algemene Vergadering worden laatstgenoemde voorlopig uitgeoefend.
Artikel 36
Behalve wat de buitengewone bestuurders betreft, vervangen plaatsvervangers, vier bij de representatieve werknemersorganisaties en vier aan werkgeverskant, de bestuurders die verhinderd zijn.
Een zelfs tijdelijk verhinderd effectief lid kan worden vervangen door om het even welke plaatsvervanger van zijn groep.
Artikel 37
De werkgeversafgevaardigden en de afgevaardigden van de representatieve vakbondsorganisaties voor de werknemers in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten worden uitsluitend en respectievelijk voorgedragen aan de Raad van bestuur en afgezet door de groep waartoe zij behoren.
Artikel 38
De effectieve bestuurders en de plaatsvervangers, alsmede de buitengewone bestuurders oefenen hun mandaat kosteloos uit en voor een duur van drie jaar.
Dit mandaat kan worden vernieuwd. Voor de normale afloopdatum wordt het slechts beëindigd door het overlijden, het ontslag of de afzetting.
Een bestuurder kan op ieder ogenblik zijn ontslag aanbieden; dit dient te gebeuren per aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van de Raad van bestuur.
Het mandaat neemt een einde vanaf de ontvangst van de aangetekende brief door de Voorzitter.
Wanneer het mandaat van een bestuurder voortijdig een einde heeft genomen, wordt hij voorlopig vervangen door de plaatsvervanger van zijn groep tot op het ogenblik dat in zijn vervanging wordt voorzien.
Artikel 39
De Raad van bestuur van het Fonds kiest een Voorzitter onder de effectieve bestuurders die de groep vertegenwoordigen van de representatieve vakbondsorganisaties voor het werkliedenpersoneel.
Een Ondervoorzitter wordt gekozen onder de bestuurders die de werkgeversgroep vertegenwoordigen.
De mandaten van de Voorzitter en van de Ondervoorzitter hebben een looptijd van drie jaar; achteraf kunnen zij eenmaal worden vernieuwd.
Artikel 40
Ingeval de Voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering van de Raad van bestuur voorgezeten door de Ondervoorzitter en in geval laatstgenoemde afwezig is, door de oudste bestuurder.
Artikel 41
De Raad van bestuur komt samen in de loop van de maanden maart, juni en oktober van ieder jaar. Een verruimde Raad van bestuur, samengesteld uit de effectieve bestuurders van het Fonds, alsmede uit de buitengewone bestuurders die enkel bevoegd zijn in het kader van de opdrachten die door het Fonds voor het bediendenpersoneel worden uitgevoerd komt samen in de loop van de maand september van ieder jaar.
Artikel 42
De raad van bestuur van het Fonds kan slechts rechtsgeldig vergaderen indien ten minste twee leden van elke groep aanwezig zijn.
Artikel 43
De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste 15 dagen vooraf verzonden.
Artikel 44
Een zitting van de Raad van bestuur kan altijd worden gehouden op andere data dan die welke hierboven zijn voorzien, op voorwaarde dat de aanvraag daartoe door de Voorzitter wordt gedaan of aan laatstgenoemde door twee effectieve bestuurders, ongeacht de groep waartoe zij behoren.
Artikel 45
Binnen de Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering worden de beslissingen genomen met eenparigheid van stemmen van de Bestuurders die bij de stemming aanwezig zijn.
Artikel 46
Een stemming is slechts geldig indien zij betrekking heeft op een punt dat op de agenda is geplaatst.
Artikel 47
Ingeval tijdens gelijk welke vergadering het quorum niet wordt gehaald, moet een tweede vergadering met dezelfde agenda worden gehouden in de loop van de volgende maand. Tijdens deze tweede vergadering kunnen de aanwezige leden dan rechtsgeldig stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Artikel 48
De Raad van bestuur die wordt vertegenwoordigd door de effectieve leden, bezit de meest ruime bevoegdheden om alle daden van beheer, bestuur en beschikking te stellen waarbij het Fonds is betrokken en om alle maatregelen te nemen om de goede werking van het Fonds te verzekeren.
Artikel 49
Alles wat niet is voorbehouden aan het Paritair Comité valt onder bevoegdheid van de Raad van bestuur.
Artikel 50
De Raad van bestuur wijst een Algemeen secretaris aan met een mandaat van onbepaalde duur.
Artikel 51
De Algemeen secretaris kan niet worden bekleed met een mandaat van bestuurder van het Fonds.
Artikel 52
De Algemeen secretaris van het Fonds neemt alle taken waar van het dagelijks beheer van het Fonds. De algemeen secretaris heeft tot taad de bestuurders op te roepen voor de vergaderingen van de Raad van bestuur en voor de jaarlijkse Algemene Vergadering, de verslagen van de vergaderingen op te stellen, laatstgenoemde voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de vergaderingen wordt ondertekend door de Voorzitter en door de bestuurders die aanwezig waren op de vergadering.
Ingeval de Algemeen secretaris op een vergadering afwezig zou zijn, zal de Voorzitter voorlopig een vervanger aanwijzen onder de bestuurders die op de vergadering aanwezig zijn.
In deze zin en in het kader van deze statuten kan hij dus rechtstreeks alle initiatieven nemen die hij nodig acht om het complete beheer van de Algemeen secretaris tot een goed einde te brengen.
Artikel 53
De Algemeen secretaris staat uitsluitend onder het gezag van de Voorzitter van de Raad van bestuur.
Tegenover de Raad van bestuur is hij echter slechts aansprakelijk voor de goede werking van het Fonds binnen het kader van de middelen die te zijner beschikking worden gesteld en van de richtlijnen die hem worden gegeven door de Raad van bestuur van het Fonds en door deze Statuten.
Artikel 54
De Raad van bestuur bekleedt de Algemeen secretaris met alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het beheer van het Fonds, binnen de perken waarin deze statuten voorzien.
Artikel 55
Voor alle andere handelingen dan die waarvoor de Raad van bestuur de Algemeen secretaris een mandaat heeft verleend, volstaat het opdat het Fonds tegenover derden rechtsgeldig vertegenwoordigd zou zijn, de gezamenlijke handtekeningen aan te brengen van de Voorzitter en van de Ondervoorzitter, zonder dat deze bestuurders tegenover derden een beslissing of een machtiging dienen aan te tonen.
Alle akten van het dagelijkse beheer worden ondertekend door de Algemeen secretaris.
Artikel 56
De documenten betreffende het beheer van het Fonds worden door de Algemeen secretaris aan de Raad van bestuur bezorgd op elke vergadering of op eenvoudig verzoek vanwege de Voorzitter.
Alle opdrachten tot betaling via de bank zijn slechts geldig indien zij gezamenlijk zijn ondertekend door de Voorzitter of bij diens afwezigheid door de Ondervoorzitter of bij diens afwezigheid door een van de bestuurders en de Algemeen secretaris.
Laatstgenoemde mag de betaalopdrachten van minder dan 1 500 EUR echter alleen ondertekenen.
Indien door het Fonds kosten moeten worden gemaakt inzake extern personeel, de huur van kantoren of diverse kosten zullen die door het Fonds aan de leveranciers enkel worden terugbetaald op grond van naar behoren verantwoorde facturen.
Artikel 57
De bestuurders en de Algemeen secretaris zijn slechts aansprakelijk voor hun mandaat en wat de verbintenissen van het Fonds betreft, dragen zijn geen enkele persoonlijke aansprakelijkeheid uit hoofde van hun mandaat.
Artikel 58
De Algemene Vergadering is samengesteld uit de effectieve leden van de Raad van bestuur, verruimd met de commissarissen en voor het gedeelte dat is voorbehouden aan het bediendepersoneel met de buitengewone bestuurders.
Hoofdstuk X - Budget en jaarrekening
Artikel 59
Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
Artikel 60
Elk jaar, in de loop van de maand maart, moet de Algemene Vergadering worden bijeengeroepen om de rekeningen en de balans van het Fonds van het vorige jaar te controleren.
Artikel 61
De oproepingen, vergezeld van de agenda, worden ten minste 15 dagen vooraf verzonden.
Artikel 62
Door het Paritair Comité nr. 317 voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten zullen vooraf een bedrijfsrevisor en een accountant die niet bij het Fonds in dienst zijn, aangesteld worden om de juitstheid van de rekeningen te controleren en daarover verslag uit te brengen aan de leden van de Algemene Vergadering.
Artikel 63
De Algemene Vergadering belast de Algemeen secretaris van het Fonds ermee de bestuurders op te roepen voor elke jaarlijkse zitting van de Algemene Vergadering, het verslag van de zitting op te stellen, die zitting voor te bereiden en erop toe te zien dat het verslag van de zitting wordt ondertekend door alle leden die op genoemde zitting aanwezig waren.
Artikel 64
Ingeval de Algemene secretaris op de zitting van de Algemene Vergadering afwezig is, zal laatsgenoemde voorlopig een vervanger aanstellen onder de leden die op genoemde zitting aanwezig zijn.
Artikel 65
De persoon belast met de boekhouding van het Fonds, alsmede de revisor worden uitgenodigd op de zitting van de Algemene Vergadering teneinde de passende antwoorden te geven op de vragen die eventueel worden gesteld door de leden van laatsgenoemde.
Artikel 66
Het budget voor het volgende jaar zal worden opgesteld door de persoon belast met de boekhouding van het Fonds en zal na akkoord van de Algemeen secretaris aan deze Algemene Vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd.
Artikel 67
De rekeningen en de balans moeten voor einde maart van ieder jaar worden ingediend bij het Paritair Comité.
Hoofdstuk XI - Ontbinding en vereffening
Artikel 68
Het Fonds kan slechts worden ontbonden ten gevolge van een collectieve arbeidsovereenkomst die in het Paritair Comité is goedgekeurd.
Genoemde collectieve arbeidsovereenkomst heeft pas uitwerking op de eerste dag van het kwartaal na de periode van zes maanden na sluiting ervan.
Artikel 69
Wanneer de Raad van bestuur van het Fonds in de onmogelijkheid verkeert om zijn mandaat te vervullen, onder meer ten gevolge van een onoplosbaar meningsverschil, wordt hij binnen de drie maanden door de Voorzitter van het Paritair Comité nr. 317 in gebreke gesteld, nadat die daarvan naar behoren en onmiddellijk door de Voorzitter van het Fonds per aangetekende brief in kennis is gesteld.
Artikel 70
Indien binnen een termijn van drie maanden na de ingebrekestelling, de Raad van bestuur nog altijd in dezelfde onmogelijkheid verkeert, wordt het Fonds automatisch als ontbonden beschouwd.
Artikel 71
Deze ontbinding wordt bevestigd door de Voorzitter van het Paritair Comité en heeft uitwerking vanaf de 1ste dag van het kalenderkwartaal na de periode van negen maanden na de ingebrekestelling.
Artikel 72
Het Paritair Comité nr. 317 voor de bewaking- en/of toezichtsdiensten wijst de vereffenaars aan, bepaalt hun bevoegdheid en bezoldiging, alsmede de toewijzing van het vermogen.
Artikel 73
Ingeval het Fonds voor bestaanszekerheid wordt ontbonden, blijven de gekapitaliseerde bedragen die geplaatst zijn op een afzonderlijke bankrekening en die uitsluitend bestemd zijn voor de betalingen van de maandelijkse brugpensioenvergoedingen eigendom van de bruggepensioneerde werknemers waarvan de dossiers door het Fonds voor de ontbinding werden aanvaard.
Deze maandelijkse brugpensioenvergoedingen zullen door de Algemeen secretaris verder worden berekend en maandelijks worden uitgekeerd aan de werknemers die al met brugpensioen waren op de datum van de ontbinding en volgens de richtlijnen en op verantwoordelijkheid van de vereffenaars.
Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.
Datum CAO
24/04/2012 |
Registratienr
109567 |
Geldig van
24/04/2012 |
Geldig tot
12/11/2015 |
Neerleggingsdatum
25/04/2012 |
Registratiedatum
11/05/2012 |
||
Onderwerp
oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten |
|||
BS Bericht van neerlegging
19/06/2012 |
Algemeen verbindend verklaring
- |
||
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
03/04/2013 |
Gepubliceerd in het B.St. van
10/09/2013 |
||
Keywords
FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID |
Historiek | ||
---|---|---|
15/09/2016 | 31/12/2999 | 1901 Fonds voor bestaanszekerheid: statuten |
12/11/2015 | 14/09/2016 | 1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid |
24/04/2012 | 11/11/2015 | 1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid |
17/11/2009 | 23/04/2012 | 1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid |
01/10/2003 | 16/11/2009 | 1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid |
01/07/2002 | 30/09/2003 | 1901 19 Fonds voor bestaanszekerheid |