In het paritair comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid werd op 4 april 1985 een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid in het Land van Waas. Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd algemeen verbindend verklaard door het Koninklijk Besluit van 3 februari 1986 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 maart 1986. Wij geven U hierna de bepalingen inzake de versoepeling van de arbeidsorganisatie.

A. Tekst van de CAO

1. Toepassingsgebied

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de onder­nemingen welke ressorteren onder het paritair comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid en gevestigd in het Land van Waas. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de onder­nemingen welke bruggen en metalen gebinten monteren.

2. Tekst van artikel 6

1.     De partijen aanvaarden, in de optiek van een maximale benutting van het productie-apparaat, het beginsel van de ontkoppeling van de individuele arbeidstijd en de bedrijfstijd.

2.     De partijen zullen de problemen die eventueel zouden rijzen naar aanleiding van het invoeren van een soepeler arbeidsorganisatie onderzoeken.

3.     In uitvoering van de sociale herstelwet en mits afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst overeen­komstig de wet van 5 december 1968, heeft de werkgever de mogelijkheid een variabele werkweek in te voeren.

4.     De partijen verklaren zich akkoord het Koninklijk Besluit dat voor de sector het urenkrediet van 65 uren tot 130 uren zal verhogen, toe te passen. Voor de prestaties die de overschrijding van de normale arbeidsduur met zich brengen, bij buitengewone vermeerdering van werk of onvoorziene noodzakelijkheid, dient de gemiddelde conventionele arbeidsduur te worden gerespecteerd over een periode van zes maanden.

In geval van buitengewone vermeerdering van werk en in geval van onvoorziene noodzakelijkheid, wordt de recuperatietermijn op negen maanden gebracht, na het verstrijken van voornoemde periode van zes maanden.

De termijn binnen welke de compensatierust voor zondagwerk moet worden toegekend zal bij Koninklijk Besluit op 13 weken worden gebracht.

3. Geldigheidsduur

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1985 en is geldig tot en met 31 december 1986

B. Commentaar

a)   Krachtens artikel 25 van de arbeidswet van 6 maart 1971 kunnen overuren gepresteerd worden om het hoofd te bieden aan een buitengewone vermeerdering van werk, op voorwaarde dat toelating bekomen wordt van de sociale inspectie en mits akkoord van de vakbondsafvaardiging van de onderneming wanneer er een bestaat.

Zo ook kunnen krachtens artikel 26 §1, 3° van dezelfde wet overuren gepresteerd worden voor het verrichten van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist, mits het voorafgaandelijk akkoord van de vakbondsafvaardiging van de onderneming of indien men in de onmogelijkheid is om het akkoord te vragen, mits mededeling achteraf. Men dient ook de sociale inspectie op de hoogte te brengen.

In uitvoering van artikel 26bis §1 en §3 van de arbeidswet werden in de bovenstaande CAO-bepalingen enkele uitvoeringsmodaliteiten vastgesteld die afwijken van de algemene wettelijke regeling. Zo dient nor­maal de gemiddelde conventionele wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd te worden over een periode van zes maanden. Op geen enkel ogenblik binnen deze periode mag de toegelaten gemiddelde duur over­schreden worden met meer dan 65 uren.

b)   Voor de prestatie van overuren in geval van buitengewone vermeerdering van werk en op voorwaarde dat geen gelijktijdig gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid van flexibele arbeidstijd (art. 20bis), wordt door de Koning vastgesteld dat op geen enkel ogenblik binnen die periode de toegelaten gemiddelde duur overschreden mag worden met meer dan 130 uren (KB 21 augustus 1985 ; BS 13 september 1985 ; zie onze omzendbrief Hfdst.7.4.).

Uit het Koninklijk Besluit van 21 augustus 1985 blijkt overigens dat de recuperatietermijn van 9 maanden niet mag toegepast worden maar integendeel beperkt blijft tot 6 maanden.

c)   Wanneer men de tekst in A, 2 leest, zou men kunnen denken dat de regeling vermeld onder b) eveneens van toepassing is voor arbeid die voor een onvoorziene noodzakelijkheid wordt verricht. Gelet op de tekst van art. 26bis §3 van de arbeidswet, ontbreekt hiervoor echter een wettelijke basis.

d)   Voor de inhaalrust in geval van tewerkstelling op zondag : zie onze omzendbrief Hfdst.8 van 13.9.1985.