40 Deeltijdse arbeid in de erkende rijscholen

Paritair (sub-)Comité nr.:
200.00.00-00.00

Bijwerking: 06/08/2019
Geldig vanaf: 01/04/2015

Toepassingsgebied

Van toepassing op rijscholen die door de bevoegde regionale Ministers erkend zijn, met uitzondering van de erkende rijscholen die organisaties zijn die geen winstgevend doel nastreven, en op alle bedienden die in dienst zijn van deze werkgevers, of die laatste nu natuurlijke personen dan wel handelsvennootschappen zijn.

Een erkende rijschool opgericht onder de vorm van een vzw zal dus niet onder het toepassingsgebied van deze cao vallen.

Afwijking op de 1/3 norm voor deeltijdse werknemers

  • het is mogelijk om voor de deeltijdse en losse medewerkers een wekelijkse arbeidsduur overeen te komen die lager ligt dan een derde van de arbeidsduur van de voltijdse werknemers;
  • geldt voor de werknemers die met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid in dienst genomen werden en die hetzij:
    • lesgever theorie en/of praktijk zijn;
    • administratieve kracht zijn.
  • De werknemers moeten in dienst genomen zijn met een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde duur en bovendien dient er gemiddeld een weekprestatie van tenminste 6 uren voorzien te zijn.
  • Voor de losse medewerkers kan eveneens afgeweken worden van de 1/3 regel; voor hen geldt geen minimum aan gemiddelde weekprestaties.
  • Het totaal aantal gepresteerde uren mag niet meer bedragen dan 25 pct. van het totaal volume aan werkuren dat in totaliteit in de betrokken rijschool wordt verricht. Dit percentage moet berekend worden rekening houdende met alle uitbatingszetels waaruit de rijschool bestaat

Flexibele arbeidsregeling en variabel uurrooster

Voor de deeltijdse werknemers en de losse medewerkers wordt de referteperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidsduur bij variabele deeltijdse arbeidsovereenkomsten vastgelegd op een jaar. Voor wat het bereiken van dit gemiddelde betreft, neemt "het jaar" een aanvang op 1 oktober en loopt dit tot 30 september van het daaropvolgende jaar.

Meerurenkrediet in het kader van een flexibele deeltijdse arbeidsregeling

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers die prestaties leveren in het kader van een flexibele deeltijdse arbeidsregeling wordt een krediet aan meeruren voorzien en dit op de volgende wijze:

  • Er wordt een krediet aan meeruren voorzien van gemiddeld 3 uren per week. Dit krediet kan gebaseerd worden over dezelfde periode als deze waarin de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur moet gerespecteerd worden dit wil zeggen op jaarbasis. Het jaarlijks beschikbaar meeruren krediet bedraagt dan ook 156 uren.

  • Het jaar is de periode van 1 oktober tot 30 september.

  • Het krediet aan meeruren wordt aangewend wanneer ten minste vijf werkdagen vooraf bekend gemaakte uurroosters overschreden worden alsook bij overschrijding van de (in toepassing van de geldende flexibele deeltijdse arbeidsregeling) gehanteerde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur.

Meerurenkrediet in het kader van een vaste deeltijdse arbeidsregeling in het kader van een cyclus

Voor wat de werknemers betreft die deeltijdse prestaties leveren in het kader van een vaste deeltijdse arbeidsregeling (al dan niet gecombineerd met een vast dan wel een variabel uurrooster) of in het kader van een cyclus, wordt het krediet aan overschrijdingsuren van de bekendgemaakte uurroosters vastgesteld op 12 uren per periode van 4 weken.

Minimumduur van de werkperiodes

De beschikkingen aangaande de minimumnorm worden als volgt aangepast:

  • elke werkperiode mag niet korter zijn dan twee uren;
  • voor zover er voor dezelfde werknemer meerdere, niet aaneensluitende werkperiodes van twee uren voorzien worden, mag het tijdvak tussen twee opeenvolgende werkperiodes niet meer bedragen dan twee uren behalve indien deze onderbreking tenminste vier uren bedraagt.

Per kalenderdag mogen er maximum twee niet aaneensluitende werkperiodes worden verricht per werknemer.

In het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden werd op 13 juni 2019 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot regeling van sommige bepalingen inzake deeltijdse arbeid en van de loonsvoorwaarden in de erkende rijscholen.

Wij geven U hierna de integrale tekst van deze CAO.

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de rijscholen die door de bevoegde regionale Ministers erkend zijn, met uitzondering van de erkende rijscholen die organisaties zijn die geen winstgevend doel nastreven,  en op alle bedienden die in dienst zijn van deze werkgevers, of die laatste nu natuurlijke personen dan wel handelsvennootschappen zijn.

Een erkende rijschool opgericht onder de vorm van een vzw zal dus niet onder het toepassingsgebied van deze cao vallen.

Artikel 2

Binnen het kader van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • Lesgever theorie:
    De werknemer houder van een gehomologeerd brevet van beroepsbekwaamheid die theorielessen geeft aan leerlingen in een door de bevoegde regionale Minister erkende rijschool.
  • Lesgever praktijk:
    De werknemer houder van een gehomologeerd brevet van beroepsbekwaamheid die praktijklessen geeft aan leerlingen in een door de bevoegde regionale Minister erkende rijschool.
  • Administratieve kracht:
    De werknemer die instaat voor administratieve taken en/of het verstrekken van inlichtingen aan het publiek.
  • Voltijdse werknemer:
    De werknemer die in dienst genomen is naar rato van voltijdse prestaties zoals voorzien in de sector dit wil zeggen op basis van een contract voor 38 uren per week of minder indien in de onderneming van toepassing.
  • Deeltijdse werknemer:
    De werknemer die regelmatig en vrijwillig gedurende een kortere periode dan de normaal voor voltijdsen geldende periode, prestaties levert.
  • Losse medewerker:
    De werknemer die zijn betrekking in de rijschool combineert met een andere hoofdbetrekking of die prestaties levert in het kader van de voor gepensioneerden of werklozen in het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag toegelaten activiteiten, of de werknemer die vrijwillig en op eigen verzoek voor dit systeem opteert.

HOOFDSTUK II - Afwijking op de 1/3 norm voor deeltijdse werknemers

Artikel 3

In afwijking op de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is het mogelijk om voor de deeltijdse en losse medewerkers een wekelijkse arbeidsduur overeen te komen die lager ligt dan een derde van de arbeidsduur van de voltijdse werknemers. Deze afwijking is slechts mogelijk voor zover rekening wordt gehouden met de voorwaarden bepaald in artikel 4.

Artikel 4

a)  De onder artikel 3 vermelde afwijking geldt voor de werknemers die met een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid in dienst genomen werden en die hetzij:

  • lesgever theorie en/of praktijk zijn;
  • administratieve kracht zijn.

      De hierboven vermelde werknemers, moeten in dienst genomen zijn met een arbeidsovereenkomst voor een onbepaalde duur en bovendien dient er gemiddeld een weekprestatie van tenminste 6 uren voorzien te zijn.

b)  Voor de losse medewerkers kan eveneens afgeweken worden van de 1/3 regel; voor hen geldt geen minimum aan gemiddelde weekprestaties.

c)  Het totaal aantal door de onder a) en b) bedoelde werknemers en in toepassing van deze afwijking gepresteerde uren mag niet meer bedragen dan 25 pct. van het totaal volume aan werkuren dat in totaliteit in de betrokken rijschool wordt verricht. Dit percentage moet berekend worden rekening houdende met alle uitbatingszetels waaruit de rijschool bestaat.

HOOFDSTUK III - Flexibele arbeidsregeling en variabel uurrooster

Artikel 5

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt voor de deeltijdse werknemers en de losse medewerkers de referteperiode voor de berekening van de gemiddelde arbeidsduur bij variabele deeltijdse arbeidsovereenkomsten vastgelegd op een jaar. Voor wat het bereiken van dit gemiddelde betreft, neemt "het jaar" een aanvang op 1 oktober en loopt dit tot 30 september van het daaropvolgende jaar.

Artikel 6

a) Voor zover de flexibele deeltijdse arbeidsregeling gecombineerd wordt met een variabel uurrooster zal de werkgever in principe de deeltijdse tewerkgestelde werknemer vijf werkdagen op voorhand verwittigen van een wijziging in het toepasselijk uurrooster.

b) In de hierna vermelde uitzonderingssituaties en in afwijking van het principe vervat in a), zal de werkgever zo spoedig mogelijk in kennis stellen van de noodzaak tot aanpassing van de toepasselijke uurroosters:

  • een plotse wijziging van de examendagen en/of -uren door de examencentra;

  • bijkomende examens en hieraan voorafgaande lessen;

  • plotse ziekte, ongeval of onverwachte afwezigheden van een andere lesgever en/of van leerlingen;

  • dringende klusjes;

  • onbeschikbaarheid, wegens plotse technische storing van het lesvoertuig.

c) In afwijking van de termijn van 5 werkdagen vermeld in a) worden de losse medewerkers minstens één werkdag vooraf geïnformeerd over het toepasselijke uurrooster, opgesteld rekening houdend met de door hen aangereikte beschikbare uren.

d)  De dagelijkse ritbladen en aanwezigheidslijsten beantwoorden aan de voorwaarden van het systeem van tijdsopvolging zoals voorzien in artikel 164 van de Programmawet van 22 december 1989 houdende sociale bepalingen.

HOOFDSTUK IV - Meerurenkrediet in het kader van een flexibele deeltijdse arbeidsregeling

Artikel 7

Voor de deeltijds tewerkgestelde werknemers die prestaties leveren in het kader van een flexibele deeltijdse arbeidsregeling wordt in toepassing van artikel 6 van het koninklijk besluit van 25 juni 1990 betreffende de gelijkstelling van sommige prestaties met overwerk een krediet aan meeruren voorzien en dit op de volgende wijze:

  • Er wordt een krediet aan meeruren voorzien van gemiddeld 3 uren per week. Dit krediet kan gebaseerd worden over dezelfde periode als deze waarin de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur moet gerespecteerd worden dit wil zeggen op jaarbasis. Het jaarlijks beschikbaar meeruren krediet bedraagt dan ook 156 uren.

  • Het jaar is de periode van 1 oktober tot 30 september.

  • Het krediet aan meeruren wordt aangewend wanneer ten minste vijf werkdagen vooraf bekend gemaakte uurroosters overschreden worden alsook bij overschrijding van de (in toepassing van de geldende flexibele deeltijdse arbeidsregeling) gehanteerde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur.

HOOFDSTUK V - Meerurenkrediet in het kader van een vaste deeltijdse arbeidsregeling in het kader van een cyclus

Artikel 8

Voor wat de werknemers betreft die deeltijdse prestaties leveren in het kader van een vaste deeltijdse arbeidsregeling (al dan niet gecombineerd met een vast dan wel een variabel uurrooster) of in het kader van een cyclus, wordt het krediet aan overschrijdingsuren van de bekendgemaakte uurroosters vastgesteld op 12 uren per periode van 4 weken.

HOOFDSTUK VI - Minimumduur van de werkperiodes

Artikel 9

De beschikkingen aangaande de minimumnorm opgelegd door artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden als volgt aangepast:

  • elke werkperiode mag niet korter zijn dan twee uren;
  • voor zover er voor dezelfde werknemer meerdere, niet aaneensluitende werkperiodes van twee uren voorzien worden, mag het tijdvak tussen twee opeenvolgende werkperiodes niet meer bedragen dan twee uren behalve indien deze onderbreking tenminste vier uren bedraagt.

Per kalenderdag mogen er maximum twee niet aaneensluitende werkperiodes worden verricht per werknemer.

HOOFDSTUK VII - Classificatie regels

Artikel 10

Onverminderd eventueel gunstiger regelingen op het niveau van de ondernemingen worden de lesgevers theorie betaald volgens de schalen geldend voor klasse D van de weddeschalen van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, zonder dat dit loon lager kan zijn dan het loon vermeld in artikel 11 hieronder.

Artikel 11

Onverminderd eventueel gunstiger regelingen op het niveau van de ondernemingen, worden lesgevers praktijk minimaal betaald volgens de schaal geldend voor klasse C met 26 jaar beroepservaring van de weddeschalen van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden weddeschalen.

HOOFDSTUK VIII - Toepassingsregels

Artikel 12

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2015.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 2017, afgesloten in het Aanvullend Paritair Comité van de bedienden, betreffende de Regeling van sommige bepalingen inzake deeltijdse arbeid en van de loonsvoorwaarden in de erkende rijscholen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 oktober 2018, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 november 2018 (geregistreerd onder nummer 144389).

Zij is gesloten voor onbepaalde duur en is opzegbaar door elk van de ondertekenende partijen mits een aangetekende opzegging bij de voorzitter van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden en met respect van een opzeggingstermijn van 6 maanden.

Artikel 13

De ondertekenende partijen verbinden zich er toe, om gedurende de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomsten geen bijkomende eisen te stellen met betrekking tot de er in behandelde punten.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
13/06/2019
Registratienr
152380
Geldig van
01/04/2015
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
20/06/2019
Registratiedatum
28/06/2019
Onderwerp
regeling van sommige bepalingen inzake deeltijdse arbeid en loonvoorwaarden in de erkende rijscholen
BS Bericht van neerlegging
22/07/2019
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
17/08/2019
Gepubliceerd in het B.St. van
10/09/2019
Keywords
ARBEIDSDUUR IN UREN, ARBEIDSDUURMODALITEITEN, ARBEIDSDUURFLEXIBILITEIT, DEELTIJDSE ARBEID

Historiek
01/04/2015 31/12/2999 40 Deeltijdse arbeid in de erkende rijscholen
01/04/2015 31/03/2015 40 Deeltijdse arbeid in de erkende rijscholen
15/09/1992 31/03/2015 40 Deeltijdse arbeid in de erkende rijscholen