2001 Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
128.06.00-00.00

Bijwerking: 15/05/2002
Geldig vanaf: 01/04/2001
Geldig tot: 31/12/2002

In het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels werd op 6 mei 1982 een collectieve arbeidsovereen-komst gesloten betreffende de bestaanszekerheid van de werklieden en werksters. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 4 augustus 1982 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 26 oktober 1982.

Zij werd gewijzigd door de volgende CAO's :

-      CAO van 20 maart 1989      (KB 14 augustus 1989; BS 20 september 1989);

-      CAO van 28 juni 1993         (KB 15 september 1994; BS 24 november 1994);

-      CAO van 9 september 1997 (KB 11 april 1999; BS 28 augustus 1999);

-      CAO van 22 juni 1999 (KB 2 april 2001; BS 3 mei 2001);

-      CAO van 19 juni 2001 (neergelegd op de Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 28 september 2001 onder het nr. 58.919/CO/128.06; het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2001).  De wijziging betreft artikel 5 en artikel 22.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO en vervolgens enige commentaar en praktische schikkingen.

A) Tekst CAO

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters, evenals op de huis-arbeiders en -arbeidsters, die zijn tewerkgesteld in de orthopedische schoeiselindustrie.

Zij is evenwel niet van toepassing op de werklieden en werksters die zijn verbonden door een arbeidsovereen-komst op proef of voor een bepaalde duur welke geen zes maanden te boven gaat of door een arbeidsovereen-komst ter vervanging, bijvoorbeeld, van een zieke werkman of werkster of van een onder de wapens zijnde werkman.

 

HOOFDSTUK II - Vergoedingen voor bestaanszekerheid

Artikel 2

De werkgevers verbinden zich ertoe alle maatregelen te treffen om, zoveel mogelijk, werkloosheid te vermijden.

 

Artikel 3

Wanneer het niet mogelijk is werkloosheid te vermijden, voeren de werkgevers een regeling van werkloosheid met beurtwisseling in (per groep).

 

Artikel 4

De werkloos gestelde werklieden en werksters hebben recht op een bestaanszekerheidsvergoeding per dag werkloosheid. Deze is nochtans niet verschuldigd wanneer de werkloosheid aan de werkman of werkster of aan een geval van overmacht is te wijten.

 

Artikel 5

Het dagelijks bedrag van deze bestaanszekerheidsvergoeding wordt vastgesteld op 11,1552 EUR per dag vanaf 1 april 2001.

Commentaar :      Voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 geldt in de plaats van het bedrag van 11,1552 EUR het bedrag van 450 BEF.

                                Voor de evolutie van het bovenvermelde bedrag zie onze omzendbrief Hfdst.20.2.

 

Artikel 6

De in artikel 5 vastgestelde vergoedingen dienen door de werkgever te worden betaald.

 

Artikel 7

Individueel beschikt iedere werkman over 75 kredietdagen per kalenderjaar. Nochtans wordt per jaar en per onderneming een "pool" van kredietdagen gevormd door het aantal werklieden op 1 januari te vermenig-vuldigen met 75. Deze "pool" kan uitgeput worden door de werklieden die meer dan 75 dagen per kalenderjaar tijdelijk werkloos zijn. Het saldo van de kredietdagen wordt niet overgedragen naar een volgend kalenderjaar.

 

Artikel 8

Voor de werkman en werkster die in dienst zijn getreden bij een werkgever in de loop van de in artikel 7 vermelde referentieperiode, zijn de bestaanszekerheidsvergoedingen verschuldigd ten belope van het aantal dagen werkloosheid in verhouding tot het aantal volledige maanden tewerkstelling bij deze werkgever in de loop van de referentieperiode.

 

Artikel 9

De vergoedingen voor bestaanszekerheid worden betaald, op de in de onderneming van kracht zijnde gebrui-kelijke betaaldag, op voorlegging van de stempelkaart van de werkloos gestelde werkman of werkster.

 

HOOFDSTUK III - Ontslag in geval van voortdurende werkloosheid

Artikel 10

De werkgevers verbinden zich ertoe zoveel mogelijk het ontslag te vermijden.

 

Artikel 11

Wanneer blijkt dat er in een groep voortdurende werkloosheid heerst, wat erop wijst dat in die groep teveel arbeidskrachten zijn en voor zover de werkgever ze niet in een andere groep kan tewerkstellen, mogen de overtollige werklieden en werksters worden ontslagen.

Alvorens tot deze ontslagen over te gaan, laat de werkgever dit aan de ondernemingsraad weten of, bij ontsten-tenis ervan, aan de syndicale afvaardiging of, wanneer er geen bestaat, aan de afgevaardigden van de repre-sentatieve werknemersorganisaties.

Er wordt in principe rekening gehouden met de verschillende sociale en economische factoren zoals de leeftijd van de werklieden en werksters, hun diensttijd, hun technische bekwaamheid.

Gedurende de in artikel 7 beoogde periode en tijdens de opzeggingstermijnen mogen geen werklieden en werksters worden in dienst genomen om de opgezegde werklieden en werksters of degenen die aan de beurt-wisseling deelnemen te vervangen.

 

Artikel 12

Na het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn betekend door de werkgever, hebben de ontslagen werk-man en werkster, als afscheidsvergoeding, recht op vergoedingen voor bestaanszekerheid waarvan het bedrag is bepaald bij artikel 5 en dit voor een aantal gecontroleerde werkloosheidsdagen, waarvan de duur is vastgesteld volgens het aantal jaren ononderbroken dienst in de onderneming, zijnde :

-      vijftig dagen voor een dienstanciënniteit van één tot en met vijf jaar ;

-      vijfenzeventig dagen voor een dienstanciënniteit van zes tot en met 10 jaar ;

-      drie dagen voor elk jaar dienst boven het tiende.

De vergoedingen zijn nochtans enkel verschuldigd voor de dagen waarvoor de werkman of werkster bewijzen dat zij volledig werkloos waren en welke gelegen zijn in een periode van drie of van zes maanden naargelang de werkman of werkster minder of meer dan vijf jaar dienst tellen. Deze dagen kunnen al dan niet door werk-perioden gescheiden zijn.

Nochtans moet bij het verstrijken van de wettelijke opzeggingstermijn, de afscheidsvergoeding, zoals bepaald in het eerste lid van dit artikel, volledig en onmiddellijk worden uitbetaald aan de werklieden en werksters die ten minste vijf jaar dienst tellen in de onderneming, zonder rekening te houden met het aantal dagen dat deze werklieden en werksters na hun ontslag werkloos zijn gebleven.

 

Artikel 13

De ontslagen werkman en werkster met minder dan één jaar ononderbroken dienst in de onderneming hebben geen recht op de vergoedingen voorzien in artikel 12.

 

Artikel 14

Wanneer het de werkgever niet mogelijk is een werkman of een werkster in hun oorspronkelijke groep tewerk te stellen, mag hij ze hun overplaatsing naar een andere groep voorstellen met behoud van hun loon gedurende zes maanden, waarna enkel het bedongen loon van de nieuwe functie is verschuldigd. Ingeval dergelijke over-plaatsing wordt geweigerd, mag de betrokken werkman of werkster worden ontslagen met inachtneming van enkel de wettelijke opzeggingstermijn.

 

Artikel 15

Het ontslag van een werkman of werkster dat wegens dringende redenen is gerechtvaardigd valt niet onder de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

 

HOOFDSTUK IV - Huisarbeiders

Artikel 16

De huisarbeiders en -arbeidsters hebben recht op de in de artikel 5 tot 12 bepaalde vergoedingen voor bestaanszekerheid, op voorwaarde dat zij regelmatige huisarbeiders zijn.

 

Artikel 17

Onder "regelmatige huisarbeider" wordt verstaan een huisarbeider die, tijdens de betrokken toepassings-periode, een loon verdiende, de vergoeding voor het gebruik van zijn eigen machine of zijn eigen materiaal en de vergoeding voor de levering van bijhorigheden niet inbegrepen, dan ten minste gelijk is aan 90 % van het referentieloon van een fabrieksarbeider, tewerkgesteld in dezelfde klasse van functies als de betrokkene.

Het hierboven beoogde referentieloon wordt vastgesteld door het overeengekomen minimumuurloon te ver-menigvuldigen met het aantal uren (werkdagen x 8) gebeurlijk verminderd met het aantal verloren uren (werkdagen x 8) wegens ziekte, bevalling, legerdienst, betaalde vakantie, ongeval van de betrokkene, evenals met zijn gecontroleerde werkloosheidsdagen voor de betrokken periode.

 

HOOFDSTUK V - Algemene bepalingen

Artikel 18

Indien een wet of een interprofessionele nationale collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit, houdende instelling van een stelsel voor bestaanszekerheid van dezelfde aard als deze van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, in werking treedt gedurende de geldigheidsperiode van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt zij ambtshalve door de nieuwe wettelijke of reglementaire bepalingen vervangen.

Nochtans blijven de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, welke voor de werklieden en werksters gunstiger zijn, van toepassing.

In geen geval zal de last, voorkomend uit de samenvoeging van de voordelen, toegekend door deze collectieve arbeidsovereenkomst en door de nieuwe wet, deze voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst mogen te boven gaan.

 

Artikel 19

De bestaanszekerheidsvergoedingen bepaald bij de artikelen 5 en 12 zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de formule welke van toepassing is op de lonen.

 

Artikel 20

In geval van betwisting nopens de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de werkgever het geval onderzoeken met de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis ervan, met de vakbondsafvaardiging, of, wanneer deze laatste niet bestaat, met de afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties.

 

HOOFDSTUK VI - Feestdagen

Artikel 21

Wanneer een feestdag op een gewone werkloosheidsdag valt en mits de normale voorwaarden van geregelde aanwezigheid zijn vervuld, is de dagelijkse bestaanszekerheidsvergoeding binnen de perken van deze collec-tieve arbeidsovereenkomst verschuldigd.

 

HOOFDSTUK VII - Slotbepalingen

Artikel 22

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

 

Zij kan worden opgezegd door één van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, mits voorafgaandelijk overleg met de betrokken partijen, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de orthopedische schoeisels.

 

De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt gestuurd.  De opzeggingstermijn mag evenwel ten vroegste een aanvang nemen op 1 oktober 2002.

 

B) Commentaar en praktische schikkingen

Op de bovenstaande bestaanszekerheidsvergoeding zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd. Er dient wel bedrijfsvoorheffing te worden ingehouden.

Om te weten welke codes er moeten gebruikt worden op de prestatieopgaven, worden de aangeslotenen van Groep S – Sociaal Secretariaat vzw verzocht hun dossierbeheerder te contacteren.

 


Historiek
01/01/2011 31/12/2999 2001 Bestaanszekerheidsuitkeringen (volledige werkloosheid)
01/01/2005 31/12/2010 2001 Bestaanszekerheid
01/01/2003 31/12/2004 2001 Bestaanszekerheid
01/04/2001 31/12/2002 2001 Bestaanszekerheid
01/01/1999 31/03/2001 2001 Bestaanszekerheid