24 Syndicale vorming

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 01/08/2013
Geldig vanaf: 01/01/1979

In het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking werd op 11 december 1974 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffen de syndicale vorming. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 9 februari 1976 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 april 1976.

Zij werd gewijzigd door een CAO van 27 september 1978 (koninklijk besluit van 11 mei 1979;Belgisch Staatsblad van 29 juni 1979).

De nieuwe bepalingen treden in werking op 1 januari 1979.

Wij geven u hierna de tekst van deze CAO.

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna werkilieden genoemd, van de ondernemingen welke onder het Paritair Comité van de stoffering en de houtbewerking ressorteren. 

Artikel 2

Deze overeenkomst  regelt de toepassing van punt 7 van het Nationaal Interprofessioneel Akkoord van 15 juni 1971, betreffende syndicale vorming. 

Artikel 3

De syndicale vorming heeft tot doel van de werkman een bekwaam afgevaardigde te maken die als volwaardige gesprekspartner een juist inzicht heeft over alles wat zich op sociaal-economisch gebied afspeelt. De cursussen beperken zich te dien einde tot economische, sociale, technische en syndicale vorming. De vorming heeft tevens tot doel de werkman in te lichten omtrent de rol en de taak welke hij als afgevaardigde heeft te vervullen.

Artikel 4

De cursussen mogen geen revendicatief karakter hebben en moeten zich beperken tot een objectieve vorming. 

Artikel 5

De vormingscyclussen hebben in principe plaats tussen 1 september en 30 april. 

Artikel 6

Teneinde de goede gang van de onderneming niet te storen worden de werkgevers, die werklieden tewerkstellen die voor de vorming in aanmerking komen, minstens één maand op voorhand door de werknemersorganisatie waarvan de belanghebbende werkman lid is, verwittigd. Iedere werknemersorganisatie deelt vooraf het programma en de kalander van de cursussen aan het fonds voor bestaandzekerheid mede. 

Artikel 7

Op het einde van de vormingscyclus wordt een opstandig verslag opgemaakt en aan het fonds voor bestaanszekerheid overgemaakt. Dit verslag bevat onder meer: het programma, de naam van de lesgevers, de lijst van de deelnemers en de naam van de werkgevers, de finalciële uitgaven en besluiten. 

Artikel 8

De Vormingscyclussen mogen per persoon zes werkdagen per jaar in beslag nemen. (C.A.O. 27/09/1978)

Artikel 9

Het loonverlies, verhoogd met coëfficiënt voor de getrouwheidspremie, wordt gecompenseerd door een vergoeding uitgekeerd door de werknemersorganisatie waarbij de deelnemers zijn aangesloten. 

Artikel 10

De andere kosten verbonden aan de vorming, worden gedragen door de werknemersorganisatie. Deze zijn: 

Artikel 11

Om de in de artikelen 9 en 10 voorziene kosten te dekken wordt aan de werknemersorganisatie door het fonds voor bestaanszekerheid een toelage teogekend. 

Artikel 12

De dagen van de afwezigheid van de deelnemers worden door de ondernemingen aan de Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid aangegeven als " gerechtvaardigde afwezigheden voor het volgen van de syndicale cursussen", overeenkomstig artikel 16, 12° van het Koninklijk Besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. 

Artikel 13

De werknemersorganisatie moeten zelf uitmaken wie van hun leden in aanmerking komt voor deze vorming. De verdeling van het aantal begunstigden per organisatie zal aan het fonds voor bestaanszekerheidd worden medegedeeld. Teneinde de loonlast niet stelselmatig te doen stijgen wordt het gezamelijk aantal toegestane uren voor syndicale vorming beperkt tot 8000 uren perjaar.

Teneinde de weerslag van de afwezigheid van de te vormen werklieden op de productie van de ondernemingen te verminderen; wordt het aantal deelnemers per onderneming beperkt.

Artikel 14

De aan de werknemersorganisatie toegekende toelage wordt verdeeld volgens onderling akkoord in het raam van het Paritair beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid.

De betaling wordt in twee schijven per jaar verricht, d.w.z de helft om de zes maanden. 

Artikel 15

Elke betwisting waartoe de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst aanleiding zou kunnen geven, kan in eerste aanleg worden voorgelegd aan de in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtsbewerking vertegenwoordigde werkgeversorganisatie. 

Artikel 16

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1974 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.

Elk van de contacterende partijen kan ze opzeggen mits een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief te betekenen aan de voorzitter van het Paritair comité voor stoffering en de houtbewerking. 


Historiek
01/01/1979 31/12/2999 24 Syndicale vorming