190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 03/05/2012
Geldig vanaf: 01/07/2012
Geldig tot: 30/06/2013

De bijdragen worden door de RSZ geïnd.

In het Paritair Comité voor het bouwbedrijf werd op 12 april 2012 een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf - fbz-fse Constructiv".

Tekst van de CAO

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het Bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" wordt verstaan de arbeiders e arbeidsters.

Artikel 2

Aan de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf - fbz-fse Constructiv", zoals ze gewijzigd en gecoördineerd zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2010 (registratienummer: 103902/CO/1240000), worden de wijzigingen aangebracht die opgenomen zijn als bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 3

De als bijlage opgenomen wijziging van de statuten treedt in werking op 1 juli 2012.

Artikel 4

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en kan slechts opgezegd worden volgens de modaliteiten bepaald in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2010.

Statuten van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit heb bouwbedrijf

Hoofdstuk I - Benaming en zetel

Artikel 1

§1. In de bouwnijverheid wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf - fbz-fse Constructiv", afgekort "fbz-fse Constructiv", hierna genoemd "het fonds voor bestaanszekerheid".

§2. Deze benaming vervangt de vroegere benaming "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (afgekort: FBZ Bouw).

Artikel 2

De zetel van het fonds voor bestaanszekerheid is gevestigd te 1000 Brussel, Koningsstraat 132 bus 1.

Hoofdstuk II - Doel waarvoor het fonds voor bestaanszekerheid wordt ingesteld

Artikel 3

Het onder artikel 1 beoogde fonds voor bestaanszekerheid heeft tot doel de volgende sociale tegemoetkomingen te financieren, toe te kennen en uit te betalen:

1° aanvullende werkloosheidsuitkeringen;
2° een bijzondere aanvullende vergoeding die wordt toegekend aan de arbeiders die werkloos werden gesteld wegens vorst of blijvende sneeuw;
3° een vakantiegeld aan sommige invalide arbeiders;
4° een financiële tegemoetkoming in geval van arbeidsongevallen met ernstige of dodelijke afloop, beroepsziekte en gewone ziekte of een ongeval van gemeen recht;
5° een terugbetaling aan de werkgevers van de bijdragen verschuldigd aan het fonds;
6° een promotievergoeding-bouw;
7° een vergoeding aan bepaalde arbeiders die hun arbeidsprestaties verder zetten na de leeftijd van 58 jaar;
een aanvullende uitkering aan de arbeiders die één van de regelingen van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag genieten;
9° een aanvullende sociale uitkering aan de bejaarde arbeiders die inactief blijven;
10° de compensatie aan sommige werkgevers van het gewaarborgd loon dat verschuldigd is aan de arbeiders in geval van arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van ziekte of een ongeval van gemeen recht;
11° de weerverletzegels en de getrouwheidszegels;
12° een forfaitaire bezoldiging voor de rustdagen die worden toegekend in uitvoering van de arbeidsduurvermindering;
13° de toekenning van een jaarlijkse pensioenrente en voordelen voor de weduwen in het kader van de overgangsregeling inzake pensioen ten voordele van de arbeiders van de bouwsector;
14° een sociaal voordeel aan de arbeiders aangesloten bij één van de in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf vertegenwoordigde werknemersorganisaties;
15° een medisch plan ten voordele van de actieve arbeiders van de bouwsector;
16° een hospitalisatieverzekering ten voordele van:
                    - de gezinsleden van de actieve arbeiders van de bouwsector
                    - de arbeiders van de bouwsector die een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag of een pensioen genieten en hun gezinsleden.

Artikel 4

§1. Het bij artikel 1 beoogde fonds voor bestaanszekerheid neemt bovendien deel aan de financiering van:

1° de werking van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid en het Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf;
2° de syndicale en socio-professionele vorming van de arbeiders uit de sector;
3° de vakantieaccomodatie van de arbeiders uit de sector;
4° een deel van het wettelijk vakantiegeld, zoals bepaald in artikel 65, §2 van het koninklijk besluit van 28 juni 1971 houdende aanpassing en coördinatie van de wetsbepalingen betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 30 september 1971);
5° de informatie-initiatieven ten behoeve van de werkgevers met betrekking tot de toepassing van de wetten en sectorale conventies;
6° nieuwe pensioen- en solidariteitstoezeggingen in het kader van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het fiscaal stelsel ervan. De financieringsmodaliteiten van deze toezegging zullen bepaald worden in een beheersovereenkomst gesloten tussen het fonds voor bestaanszekerheid en de inrichter van het sociaal sectoraal pensioenstelsel.

§2. In het kader van zijn taak beoogd onder artikel 4, §1, 6° kan het fonds voor bestaanszekerheid in zijn hoedanigheid van paritaire instelling die betrokken is bij de omkadering van de sectorale pensioentoezegging, ook steun verlenen in het kader van andere sectorale pensioentoezeggingen.
Deze steun vertaalt zich meer bepaald in het ter beschikking stellen van technische kennis, activiteiten en hulpmiddelen, in de concrete vorm van transparante juridische samenwerkingsstructuren.

Hoofdstuk III - Begunstigden, aard en toekenningsmodaliteiten van de toegekende voordelen

Artikel 5

De onder artikel 3 beoogde voordelen zijn van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en de arbeiders die zij tewerkstellen. Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomsten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijke besluiten, bepalen de personen die ze kunnen genieten, de aard van de voordelen en de modalitieten van toekenning en uitkering.

Artikel 6

De wijze van deelname van het fonds voor bestaanszekerheid in de onder artikel 4, 1°, 2° en 3° beoogde tegemoetkomingen wordt eveneens vastgesteld in bij koninklijke besluiten algemeen verbindend verklaarde, specifieke collectieve arbeidsovereenkomsten.

Artikel 7

De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid wordt belast met de uitvoering, de interpretatie en de toepassing van de in de artikelen 5 en 7 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten.
Hij evalueert ook regelmatig de activiteiten beoogd in artikel 4, §2.

Artikel 8

Het Paritair Comité van het bouwbedrijf kan bij collectieve arbeidsovereenkomst (een deel van) de administratieve organisatie van de taken beoogd onder artikel 3 toevertrouwen aan instellingen die uitdrukkelijk daartoe aangeduid werden.
Het doel en de omvang van dit mandaat worden uitsluitend vastgelegd volgens de modaliteiten en voorwaarden bepaald in onderlinge overeenstemming tussen de voornoemde instellingen en de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

Artikel 9

Het is het fonds voor bestaanszekerheid toegestaan de volledige of gedeeltelijke uitbetaling van de bij artikel 3, 1° beoogde aanvullende werkloosheidsuitkeringen toe te vertrouwen aan de voor de betaling van de hoofdwerkloosheidsuitkeringen erkende uitbetalingsinstellingen, alsook aan de openbare instelling die voor de betaling van deze uitkeringen instaat.

Artikel 10

In de bij artikel 5 beoogde collectieve arbeidsovereenkomsten kan worden bepaald dat de uitbetaling van de hierin vastgestelde sociale voordelen toevertrouwd mag worden aan de uitbetalingsinstellingen die werden opgericht door de partijen die deze overeenkomsten hebben ondertekend. De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid beslist over de toekenning of de intrekking van de erkenning van deze instellingen.

Artikel 11

De bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen zijn aansprakelijk voor de door het fonds voor bestaanszekerheid voorgeschoten bedragen en ze moeten de aanwending ervan verantwoorden.

Artikel 12

De voorwaarden waaronder en de wijze waarop de bij de artikelen 9 en 10 beoogde instellingen optreden, worden in onderlinge overeenstemming met het fonds voor bestaanszekerheid vastgesteld.

Artikel 13

De tegemoetkoming van het fonds voor bestaanszekerheid, beoogd bij artikel 4, 4°, gebeurt conform de wettelijke bepalingen ter zake.

Hoofdstuk IV - Financiering

Artikel 14

§1. De werkgevers, die conform het Koninklijk besluit van 4 maart 1975 houdende oprichting, benaming en bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, zoals het later werd gewijzigd, onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, zijn ertoe gehouden voor de arbeiders die ze tewerkstellen, de bijdragen te betalen die zijn vastgesteld voor de categorie waarin ze zijn gerangschikt, volgens de aard van hun activiteit en het aantal tewerkgestelde werknemers.

§2. Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, zijn de erkende uitzendkantoren die uitzendkrachten ter beschikking stellen van bouwbedrijven ertoe gehouden voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen, de bijdragen te betalen die geldig zijn voor die bouwbedrijven, overeenkomstig de regel vastgesteld onder §1.

Artikel 15

Het is deze werkgevers niet toegestaan de nietigheid van de arbeidsovereenkomst in te roepen om de toepassing van artikel 14 te omzeilen, meer bepaald wanneer deze nietigheid is ontstaan omdat ze, zelfs onvrijwillig, de wetten en besluiten betreffende de arbeidspolitie en -reglementering hebben overtreden.

Hoofdstuk V - Bedrag & inning van de bijdragen

Artikel 16

Het bedrag van de bijdragen die de bij artikel 14 beoogde werkgevers aan het fonds voor bestaanszekerheid verschuldigd zijn, wordt vastgesteld bij bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten. Het gaat om het bedrag van:

1° de bijdragen ter financiering van het bij artikel 3, 10° bedoelde voordeel en de bij artikel 4, 4° bedoelde tegemoetkoming;
2° de bijdragen ter financiering van de bij artikel 3, 11° bedoelde voordelen;
3° de forfaitaire bijdrage ter financiering van de andere bij artikelen 3 en 4, §1 bedoelde voordelen en tegemoetkomingen.

Artikel 17

Voor de inning en de invordering van de bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1° en 3°, staat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in, volgens de regels eigen aan de instelling.

Artikel 18

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kent daartoe aan de bij artikel 14 beoogde werkgevers een bouw-kencijfer toe dat overeenstemt met één van de vier categorieën waarin de onderneming is gerangschikt volgens de aard van haar activiteit, zoals vastgesteld bij een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 19

De door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnde bijdragen, bedoeld in artikel 16, 1°, worden berekend op basis van de bezoldiging van de arbeiders waarmee rekening wordt gehouden bij de berkening van de bijdrage die bestemd is voor de samenstelling van het vakantiegeld van de arbeiders, conform de wetten in verband met de jaarlijkse vakantie van de loontrekkenden.

Artikel 20

De inning en de invordering van de bijdragen bedoeld in artikel 16, 2°, worden door de bij artikel 23 beoogde instelling verricht voor rekening van het fonds voor bestaanszekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld bij een afzonderlijke, bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 21

De bij artikel 20 beoogde bijdragen moeten worden gestort binnen de maand die volgt op het kwartaal waarvoor ze verschuldigd zijn.

Artikel 22

Op de bijdragen die niet werden betaald binnen de bij artikel 21 vastgestelde termijnen dient de werkgever een bijdrageverhoging van 10% van dit bedrag te betalen, alsook een verwijlintrest waarvan het percentage overeenstemt met het voorziene percentage voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid van de werknemers. De verwijlintrest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de bij artikel 21 vastgestelde termijnen tot op de dag waarop de bijdragen worden betaald.

Artikel 23

§1. De controle en de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die betrekking hebben op de toekenning van de bij artikel 3 beoogde sociale voordelen en de bij artikel 4 beoogde tegemoetkomingen van het fonds voor bestaanszekerheid, worden toevertrouwd aan de "Patronale Dienst voor Organisatie en Kontrole van de Bestaanszekerheidsstelsels", vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de statuten werden gepubliceerd in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 10 december 1987.

§2. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze opdracht wordt uitgeveroerd, worden in onderlinge overeenstemming vastgesteld tussen deze instelling en de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

Hoofdstuk VI - Wijze van benoeming en bevoegdheden van de bestuurders

Artikel 24

§1. Het fonds voor bestaanszekerheid wordt bestuurd door een raad van bestuur die is samengesteld uit tien leden die door en onder de leden van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf worden aangeduid.

Deze leden worden voor de helft aangeduid door de organisaties die de werkgevers vertegenwoordigen en voor de andere helft door de orgainsaties die de werknemers vertegenwoordigen:
1° vijf vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties waarvan:
a) vier aangeduid door de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf vzw;
b) één aangeduid door Bouwunie.

2° vijf vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, waarvan:
a) twee aangeduid door ACV Bouw - Industrie en Energie;
b) twee aangeduid door ABVV - Algemene Centrale;
c) één aangeduid door de Algemene Centrale van Liberale Vakbonden van België.

De raad van bestuur kan eender welke derde persoon uitnodigen tot het bijwonen van de raad van bestuur.

§2. Het mandaat van bestuurder heeft een duurtijd van drie jaar en is hernieuwbaar. Dit mandaat is onbezoldigd.

§3. De raad van bestuur maakt een huishoudelijk reglement op dat moet goedgekeurd worden volgens de regels bepaald in artikel 26.

Artikel 25

§1. Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf stelt om de drie jaar de voorzitter van het fonds voor bestaanszekerheid aan, waarbij de gekozen persoon deel uitmaakt van de raad van bestuur. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de werkgevers- en werknemersorganisaties.

§2. Het Paritair Comité voor het bouwbedrijf duidt eveneens om de drie jaar twee ondervoorzitters aan onder de leden van de raad van bestuur, de ene op voorstel van de groep van de werknemers en de andere op voorstel van de groep van de werkgevers.
Wanneer de voorzitter verhinderd is, nemen de twee ondervoorzitters beurtelings zijn ambt waar.

Artikel 26

§1. De raad van bestuur vergadert in regel één keer per maand op uitnodiging van de voorzitter, die er tevens toe gehouden is de raad van bestuur samen te roepen op verzoek van één van zijn leden.

§2. De uitnodigingen worden ten laatste acht dagen voor de vergaderdatum per post of elektrocish aan de raad den bestuur verzonden.

§3. Behoudens overmacht kan de raad van bestuur slechts geldig beraadslagen wanneer, naast de voorzitter, ten minste één lid van de groep van de werkgevers en ten minste één lid van de groep van de werknemers aanwezig zijn.

§4. De beslissingen worden met eenparigheid van stemmen genomen.

Artikel 27

§1. De raad van bestuur is belast met de uitvoering van de richtlijnen van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en is verantwoordelijk voor zijn activiteiten tegenover deze laatste, waaraan een jaarverslag moet worden voorgelegd ten laatste zes maanden na het einde van het boekjaar.

§2. Hij beschikt over de ruimste bevoegdheden in verband met het beheer en het bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid en de verwezenlijking van zijn doel.

§3. Onder zijn bevoegdheid vallen alle handelingen die niet uitdrukkelijk door de wet of door deze statuten aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zijn voorbehouden.

Artikel 28

§1. De raad van bestuur benoemt een directeur-generaal belast met het dagelijks beheer van het fonds voor bestaanszekerheid. Het dagelijks beheer is beschreven in het huishoudelijk reglement beoogd onder artikel 24 §3.

§2. Hij mag eveneens alle speciale volmachten toevertrouwen aan iedere/alle door hem gekozen gevolmachtigde(n).

Artikel 29

De bestuurders gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan met betrekking tot de verbintenissen van het fonds voor bestaanszekerheid, daar hun aansprakelijkheid beperkt is tot de uitoefening van het ontvangen mandaat.

Artikel 30

§1. De voorzitter leidt de debatten, roept de leden samen, legt de notulen ter goedkeuring voor en zorgt voor de goede werking van het fonds voor bestaanszekerheid.

§2. De goedgekeurde notulen van de vergaderingen worden bewaard op de zetel van het fonds voor bestaanszekerheid en kunnen door alle bestuurders geraadpleegd worden.

Artikel 31

Behoudens in geval van een door de raad van bestuur gegeven bijzondere volmacht worden de handelingen die het fonds voor bestaanszekerheid verbinden, met uitzondering van die van dagelijks of gewoon bestuur, ondertekend door de voorzitter en door een lid van de raad van bestuur van elke groep waarvan sprake in artikel 24 §1.

Artikel 32

De rechtsvorderingen als eisende dan wel verwerende partij worden ingesteld op aanvraag van de voorzitter.

Hoofdstuk VII - Controle

Artikel 33

§1. Het boekjaar vangt aan op 1 januari en wordt afgesloten op 31 december.

§2. Elk jaar keurt de raad van bestuur de begroting voor het volgende boekjaar goed, evenals de jaarrekening van het afgelopen boekjaar.

Artikel 34

§1. Op het beheer van het fonds voor bestaanszekerheid wordt een controle uitgevoerd door vier commissarissen die worden aangeduid door de representatieve organisaties die in de raad van bestuur zetelen.

§2. De controle-opdrachten gebeuren volgens de regels die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement voorzien in artikel 24 §3.

Artikel 35

Er wordt een verslag opgemaakt met de vaststellingen van de commissarissen. Dit verslag wordt geïntegreerd in het jaarverslag van de interne audit dat voorgesteld wordt aan de raad van bestuur.

Artikel 36

§1. Bij het verstrijken van een boekjaar worden de jaarrekening alsook het jaarverslag van de interne auditor overgemaakt aan een door het Paritair Comité voor het bouwbedrijf aangeduide bedrijfsrevisor.

§2. De revisor gaat over tot het nazicht van de documenten die hem werden overgemaakt.

§3. Hij beschikt daarvoor over een onbeperkt recht van toezicht op en onderzoek van alle boekhoudkundige verrichtingen van het fonds voor bestaanszekerheid, doch hij mag zich nooit met het bestuur ervan inlaten.

§4. Hij kan ter plaatse inzage nemen in de boeken, de briefwisseling, de notulen en om het even welk geschrift van het fonds voor bestaanszekerheid.

Artikel 37

§1. Wanneer zijn opdracht is volbracht, brengt de revisor verslag uit aan de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

§2. Een kopie van dit verslag wordt door het fonds voor bestaanszekerheid overgemaakt aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Hoofdstuk VIII - Wijze van ontbinding, vereffening en aanwending van het vermogen

Artikel 38

Elke wijziging aan deze statuten kan slechts het onderwerp uitmaken van een beraadslaging indien zij uitdrukkelijk aangekondigd werd in de agenda van de uitnodiging voor de vergadring van het Paritair Comité voor heb bouwbedrijf.

Artikel 39

In geval van vrijwillige ontbinding van het fonds voor bestaansekerheid zal het Pairtair Comité dat over deze ontbinding beslist zal hebben zo nodig vereffenaars benoemen, hun bevoegdheden vaststellen en beslissen over de bestemming van de goederen en de waarden van het fonds voor bestaanszekerheid, na vereffening van de schulden, en aan deze goederen en waarden een bestemming geven die het doel met oog waarop het ontbonden fonds voor bestaanszekerheid werd opgericht, zo dicht mogelijk benadert.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
12/04/2012
Registratienr
109560
Geldig van
01/07/2012
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
23/04/2012
Registratiedatum
11/05/2012
Onderwerp
wijziging van de statuten van een fonds voor bestaanszekerheid
BS Bericht van neerlegging
19/06/2012
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
03/04/2013
Gepubliceerd in het B.St. van
02/10/2013
Keywords
FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/10/2016 31/12/2050 190101 Fonds voor bestaanszekerheid: statuten
01/01/2011 30/09/2016 190101 1905 Nationaal Actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf
01/07/2013 30/09/2016 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2012 30/06/2013 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2011 30/06/2012 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2010 31/12/2010 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2009 30/06/2010 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2008 31/12/2008 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2007 31/12/2007 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/07/2004 31/12/2006 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/01/2004 30/06/2004 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid
01/10/1996 31/12/2003 190101 1901 Fonds voor Bestaanszekerheid