24 Syndicale vorming

Paritair (sub-)Comité nr.:
120.00.00-00.00

Bijwerking: 05/05/2015
Geldig vanaf: 01/01/2007

krediet van afwezigheidsdagen (voor de syndicale opdrachten en voor de syndicale vorming) van 12 werkdagen per effectief mandaat in de OR, in het CPBW en in de syndicale afvaardiging .

In het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk werd op 13 december 1974 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende afwezigheid op het werk met het oog op het volgen van vormingscursussen. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 31 december 1974 onder het nr. 3114/CO/20. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 1975.

Zij werd niet door een koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard.

Deze CAO werd gewijzigd door:

  • de CAO van 18 juni 1976 (geregistreerd onder het nr. 3937/CO/120);
  • de CAO van 30 januari 1987 (geregistreerd onder het nr. 17263/CO/120);
  • de CAO van 30 maart 2001 (geregistreerd onder het nr. 57394/CO/120);
  • de CAO van 13 juni 2005 (geregistreerd onder het nr. 75903/CO/120);
  • de CAO van 30 november 2006 (geregistreerd onder het nr. 81537/CO/120).

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO en de bepalingen toegevoegd/gewijzigd door de andere CAO's.

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VAN 13 DECEMBER 1974 HOUDENDE ORDENING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN VAN 24.12.1971 EN VAN 5.5.1974 INZAKE DE VORMING INGERICHT DOOR DE VAKORGANISATIE

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

In uitvoering van de bepalingen van het Interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971, bepaalt onderhavige overeenkomst de rechten en verplichtingen der werkgevers, der werknemers en der ondertekende partijen inzake de vorming door de vakorganisaties verstrekt. De overeenkomst is van toepassing op de ondernemingen die afhangen van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, uitgenomen de N.V. AKZO - divisie FABELTA, en de N.V. AMCEL EUROPE.

HOOFDSTUK II - Afwezigheid op het werk met het oog op het volgen van vormingscursussen

Artikel 2

  1. Een recht om op het werk afwezig te zijn teneinde vormingscursussen te volgen, verstrekt door of op initiatief van de vakorganisaties, wordt erkend;

  2. Het aantal dagen afwezigheid toegestaan op het vlak van iedere onderneming zal in geen enkel geval vijf arbeidsdagen per effectief mandaat van vier jaar van de syndicale afvaardiging, van het comité voor veiligheid en gezondheid en van de ondernemingsraad, overschrijden.
    Het behoort aan de belanghebbende vakorganisatie te beslissen volgens welke modaliteiten zij de alzo omlijnde afwezigheidstijd onder haar individuele vertegenwoordigers verdeelt;Dit krediet van afwezigheidsdagen (voor de syndicale opdrachten en voor de syndicale vorming) wordt verhoogd tot 12 werkdagen per effectief mandaat in de OR, in het CPBW en in de syndicale afvaardiging en dit voor een periode van 4 jaar - Nationaal Akkoord van 30/01/1987, artikel 35.Volgens de informatie die door FOD WASO en de voorzitter van het PC 120 ons werd meegedeeld is het krediet van 12 afwezigheidsdagen nog altijd van toepassing.
    Een persoon zal niet meer dan één arbeidsweek per jaar afwezig zijn voor het volgen van de syndicale vorming tenzij in uitzonderlijke, welomlijnde en gemotiveerde gevallen voor de welke de ondertekende nationale vakorganisaties een bijzondere aanvraag dienen te richten tot de ondertekenende nationale werkgeversorganisatie.

  3. De vakorganisaties duiden de militanten aan die voor syndicale vorming in aanmerking komen. Zij zullen ten minste drie maanden op voorhand de werkgever verwittigen van de afwezigheid van hun leden;

  4. Gelet op de problemen van arbeidsorganisatie en teneinde productieverlies zoveel mogelijk te vermijden, zullen de vakorganisaties het nodige doen om te vermijden dat terzelfdertijd een groot aantal van hun leden wordt aangeduid om op hetzelfde ogenblik vormingscursussen te volgen. Zij zullen tevens de vervanging van de afwezigheden in de hand werken.

Sommige omstandigheden, zoals afwezigheid van andere werknemers op dezelfde arbeidspost, kunnen de afwezigheid onmogelijk maken wil men de goede gang van de onderneming niet in het gedrang brengen. In dit geval zal de werkgever de betrrokken syndicale organisatie inlichten. De betwistingen die dienaangaande zouden rijzen tussen de werkgever en de syndicale afgevaardigden of de vakorganisaties zullen het voorwerp uitmaken van een bemiddeling tussen de gewestelijke patronale organisatie en de belanghebbende gewestelijke vakorganisatie.

HOOFDSTUK III - Loonverlies

Artikel 3

  1. Teneinde voor de aldus toegestane afwezigheid het loonverlies te compenseren, zal een vergoeding, berekend volgens de regeling die van toepassing is voor de wettelijke feestdagen, door het Sociaal- en Waarborgfonds aan de werknemers uitgekeerd worden.
  2. De werkgever zal deze vergoeding als voorschot aan de werknemers uitbetalen en als loon behandelen. Het bedrag van deze vergoeding evenals de hierop verschuldigde patronale sociale lasten zal hij terugvorderen bij het Waarborg- en Sociaal Fonds. Voor vorming ingericht door de vakorganisaties vanaf 1 juli 2005 wordt het percentage patronale sociale lasten forfaitair vastgesteld op 50% (op loon aan 100%).
  3. De jaarlijkse administratieve vergoeding door het Sociaal- en Waarborgfonds uitgekeerd aan de vakorganisaties, zal vanaf 1972 gelijk zijn aan het verschil tussen 5% van de jaarlijks aan het Fonds gestorte bijdragen en het totaal der tijdens een refertejaar onder b) voorziene bedragen.

Artikel 3bis

  1. Voor de toepassing van de sectorale regeling m.b.t. maaltijdcheques, ingevoerd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2006 houdende toekenning van maaltijdcheques, worden dagen syndicale vorming textiel, zoals bedoeld door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, met effectief gepresteerde dagen gelijkgesteld. Voor deze dagen wordt eveneens een maaltijdcheque toegekend.
  2. Het patronaal aandeel in deze maaltijdcheque kan door de werkgever opgenomen worden in de terugvordering, zoals bedoeld in artikel 3, litt.b) van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.

 HOOFDSTUK IV - Organisatie van de vorming

Artikel 4

  1. Om het jaar zal de inhoud van de vormingsprogramma's der vakorganisaties, op welk vlak deze ook worden ingericht, aan de textielwerkgeversorganisaties medegedeeld worden;
  2. De vorming zal de sociale en economische problematiek beogen teneinde aan de werknemersvertegenwoordigers toe te laten in het belang van alle partijen op ondernemingsvlak hun taak volwaardig waar te nemen. Deze cursussen zullen geen revendicatief karakter dragen;
  3. Bij de organisatie van deze vormingscursussen wordt de mogelijkheid niet uitgesloten een vertegenwoordiger der werkgeverorganisatie als lesgever te laten optreden.

HOOFDSTUK V - Verechtvaardigingsattesten

Artikel 5

Teneinde de afwezigheid van de werknemers die de vormingscursussen hebben gevolgd te verechtvaardigen en met het oog op de betaling van het voorschot door de werkgever en de terugbetaling aan deze laatste van de vergoeding door het Sociaal- en Waarborgfonds, zullen de vakorganisaties aan hun leden een getekend attest afleveren waarbij de preciese dagen gewijd aan de cursussen die belanghebbende gevolgd hebben worden aangestipt.

Dit dokument zal in tweevoud aan de werkgever worden overgemaakt door de vakorganisatie. Het zal als bewijsstuk dienen voor de betaling van het voorschot door de werkgever die een exemplaar van dit dokument zal voegen bij zijn terugvordering gericht aan het Sociaal- en Waarborgfonds.

HOOFDSTUK VI - Duur van de overeenkomst

Artikel 6

De onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een onbepaalde duur. Zij kan door één der partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, per aangetekende brief, aan de voorzitter en aan de in het Paritair comité vertegenwoordigde organisaties, opgezegd worden.

B. CAO van 18 juni 1976

(...)

II. DUUR VAN DE OVEREENKOMST EN VERBINTENISSEN VOOR DE CONTRACTERENDE PARTIJEN

Artikel 2

Deze overeenkomst neemt een aanvang op 1 mei 1976 en eindigt op 31 december 1976. Zij bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hierboven vermelde periode.

(...)

V. SYNDICALE VORMING

Artikel 15

(...)

De ondertekende partijen bevestigen dat bij de organisatie van de vormingscursussen de mogelijkheid gelaten wordt om een patronale vertegenwoordiger als lesgever te laten optreden en dat de keuze van de dagen en van de deelnemers aan deze vormingscursussen dermate zal gespreid worden dat de goede gang van de onderneming niet in het gedrang wordt gebracht.

(...)

C. CAO van 30 januari 1987

(...)

TITEL IX - SYNDICALE VORMING

Artikel 35

(...)

De partijen erkennen dat de syndicale vorming geregeld is door onderhavige CAO en bevestigen dat educatief verlof alleen geldt voor algemene, technische en beroepsopleiding.

(...)

TITEL XII - DUUR VAN DE OVEREENKOMST EN VERBINTENISSEN DER CONTRACTERENDE PARTIJEN

Artikel 38

Deze overeenkomst neemt een aanvang op 1 januari 1987 en eindigt op 31 december 1988, dit evenwel zonder afbreuk te doen aan de bepaling van artikel 30 en 37 van deze overeenkomst. Zij bepaalt het geheel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hiervoor vermelde periode.

(...)

D. CAO van 30 maart 2001

(...)

HOOFDSTUK XII. SYNDICALE VERTEGENWOORDIGING

(...)

Artikel 40

De syndicale organisaties verbinden zich ertoe om voorafgaandelijk de jaarplanning van hun syndicale vorming schriftelijke mede te delen.

Onder planning wordt verstaan het tijdstip waarop deze syndicale vorming doorgaat evenals het aanduiden van de regio's waaruit werklieden aan deze syndicale vorming zullen deelnemen.

(...)

HOOFDSTUK XVII. DUUR VAN DE OVEREENKOMST EN VERBINTENISSEN VAN DE CONTRACTERENDE PARTIJEN

Artikel 46

Deze overeenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002. Zij bepaalt het geheeel der nieuwe sociale voordelen van toepassing gedurende gans de hiervoor vermelde periode.

(...) 


Historiek
01/01/2007 24 Syndicale vorming