1201 Patronale tussenkomst in de vervoerkosten

Paritair (sub-)Comité nr.:
312.00.00-00.00

Bijwerking: 22/01/2002
Geldig vanaf: 01/01/2002
Geldig tot: 30/06/2009

In het Paritair Comité voor de warenhuizen werd op 13 december 1989 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 21 september 1990 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 december 1990.

Deze CAO werd gewijzigd door de CAO’s van 26 juni 1991 (KB 15 februari 1993, B.S. 9 maart 1993) en van 2 september 1993 (KB 7 augustus 1995, BS 21 oktober 1995).

Wij geven U hierna de gecompileerde tekst van de CAO betreffende de patronale tussenkomst in de vervoerkosten en vervolgens een samenvatting van de belangrijkste bepalingen evenals enkele praktische schikkingen.

A. Gecompileerde tekst van de CAO

HOOFDSTUK 1 - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de warenhuizen. (…)

TITEL 6 - Vervoer van de werknemers

HOOFDSTUK I - Gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen

Artikel 103

Een tussenkomst van de werkgevers in de verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling wordt toegekend aan de werklieden alsook aan de bedienden wier totale brutojaarwedde niet hoger is dan (1.200.000 frank) 29.747,22 EUR en die regelmatig een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruiken.

Commentaar:

De intersectorale CAO nr. 19 sexies gesloten op 30 maart 2001 in de schoot van de NAR en op 1 april 2001 in werking getreden heeft het grensbedrag van 29.747,22 EUR voor de patronale tussenkomst in de kosten  van de gemeenschappelijke openbaar vervoer van de bedienden afgeschaft. Sinds 1 april 2001, hebben  alle bedienden dus recht op de terugbetaling van hun gemeenschappelijke openbaar vervoerkosten.

Bron: Nationale Arbeidsraad, CAO nr. 19 sexies van 30 maart 2001 tot wijziging van de CAO nr. 19 ter van 5 maart 2001, in werking getreden op 1 april 2001.

Artikel 104

Wat het door de NMBS georganiseerde vervoer betreft, zal de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoerbewijs berekend worden op basis van het barema, dat is opgenomen in bijlage van het Koninklijk Besluit dat getroffen werd in uitvoering van de Wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

Artikel 105

Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, zal de bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen voor de verplaatsingen vanaf 5 km, berekend vanaf de vertrekhalte, vastgesteld worden volgens de hierna vastgestelde modaliteiten:

a)  wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de bijdrage van de werkgever gelijk aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand, zonder evenwel 54 % van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden;

b)    wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 50 % van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 km te overschrijden.

Commentaar:

sinds 1 april 2001 moet men onder punt a) « 60 % » lezen i.p.v. « 54 % », en onder punt b) « 56 % » i.p.v. « 50 % ». Deze percentages die uit de intersectorale CAO nr. 19 ter voortvloeiden werden door de intersectorale CAO nr. 19 sexies gewijzigd.

Bron: Nationale Arbeidsraad, CAO nr. 19 sexies van 30 maart 2001 tot wijziging van de CAO nr. 19 ter van 5 maart 2001, in werking getreden op 1 april 2001.

Artikel 106

Ingeval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meer andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen dan de trein, en er wordt slechts één vervoerbewijs afgeleverd voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel - zal de bijdrage van de werkgever gelijk zijn aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

In elk ander geval dat de werknemer meer dan één gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt dan voorzien in de vorige alinea, wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend: nadat met betrekking tot elk afzonderlijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel, waarvan de werknemer gebruik maakt, de bijdrage van de werkgever is berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 103, 104 en 105 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, worden de aldus bekomen bedragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen.

Artikel 107

De bijdrage van de werkgever in de door de werknemers gedragen vervoerskosten zal maandelijks betaald worden, voor de werknemer met een maandabonnement of ter gelegenheid van de betaalperiode die in de onderneming gebruikelijk is voor de vervoerbewijzen die geldig zijn voor een week.

De werknemers leggen aan de werkgevers een ondertekende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand gelijk aan of hoger dan 5 km een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling te begeven; bovendien preciseren zij, indien mogelijk, het aantal effectief gereden kilometers.  Zij zullen ervoor zorgen iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd mede te delen.  De werkgevers mogen op elk ogenblik nagaan of deze verklaring met de werkelijkheid strookt.

De tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten zal betaald worden op voorlegging van de vervoerbewijzen, uitgereikt door de NMBS en/of andere maatschappijen van gemeenschappelijk openbaar vervoer.

HOOFDSTUK II - Privé-vervoermiddelen

Artikel 108

Een tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten wordt toegekend aan de werklieden alsook aan de bedienden wier totale brutojaarwedde niet hoger ligt dan (1.200.000 frank) 29.747,22 EUR en die regelmatig een privé-vervoermiddel gebruiken over een effectieve afstand van ten minste 5 km.

Artikel 109

Deze tussenkomst is gelijk aan de tussenkomst die de werknemer zou hebben kunnen verkrijgen in toepassing van de bepalingen van artikel 104 voor de effectief af te leggen afstand tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, voor zover deze afstand ten minste 5 km bedraagt.

Artikel 110

Het toekennen van dit voordeel is onderworpen aan het ondertekenen door de werknemer van een verklaring zeggende dat hij regelmatig gebruik maakt van een privé-vervoermiddel om zich van zijn woonplaats naar zijn werkplaats te begeven.

TITEL 8 - Slotbepalingen

(...)

Artikel 119

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt:

de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 9 februari 1982, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 juni 1982, 31 januari 1983, 11 april 1983, 17 november 1987 en 27 juni 1989, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de Koninklijke Besluiten van 4 augustus 1982, 20 mei 1983, 2 augustus 1983, 18 maart 1988 en 10 januari 1990;

de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de arbeidsduur, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 januari 1983.

Artikel 120

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1990.

Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden.

Deze opzegging wordt bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de warenhuizen.

B. Samenvatting

De bovenstaande reglementering kan als volgt worden samengevat:

1)     Rechthebbenden:

a)     alle arbeiders ongeacht het vervoermiddel waarmede zij zich verplaatsen;

b)    alle bedienden die zich verplaatsen met een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel;

c)     de bedienden die zich verplaatsen met een privé vervoermiddel, voorzover hun jaarlijkse brutobezoldiging 29.747,22 EUR. niet overschrijdt;

2)   Vervoermiddelen:

alle openbare- en privé-vervoermiddelen.

3)     Bedragen:

-      vervoer per spoor: volgens de  barema van de NAR

-      openbaar vervoermiddel ander dan de trein:

a)   prijs in verhouding tot de afstand: volgens de intersectorale barema, zonder 60 % van de effectieve vervoerprijs te overschrijden ;

b)   eenheidsprijs: 56 % van de effectieve vervoerprijs, zonder het bedrag van de intersectorale barema voor een afstand van 7 km te overschrijden.

-      gecombineerd openbaar vervoer(waarvan de trein) en één vervoerbewijs voor het geheel van de afstand: volgens de barema van de NAR ;

-      privé-vervoermiddel: volgens de barema van de NAR

4)     Afstand:

-      vervoer per spoor: geen minimale afstand

-      andere vervoermiddelen : 5 km en meer


Historiek
01/01/2024 31/12/2050 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerskosten: regels
01/01/2022 31/12/2023 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerskosten: regels
01/01/2020 31/12/2021 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerskosten: regels
01/01/2014 31/12/2019 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerskosten: regels
01/01/2012 31/12/2013 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerkosten
01/07/2009 31/12/2011 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerkosten
01/01/2002 30/06/2009 1201 Patronale tussenkomst in de vervoerkosten