13 Klein verlet

Paritair (sub-)Comité nr.:
209.00.00-01.00, 209.00.00-02.00, 209.00.00-03.00, 209.00.00-04.01, 209.00.00-04.02, 209.00.00-05.00, 209.00.00-06.01, 209.00.00-06.02, 209.00.00-07.00, 209.00.00-08.00, 209.00.00-09.00, 209.00.00-10.00

Bijwerking: 22/01/2013
Geldig vanaf: 01/12/2012
Geldig tot: 24/07/2021

U vindt de bepalingen inzake klein verlet in de tabel Hfdst. 13

Wij geven u hierna de bepalingen inzake klein werkverlet van toepassing op de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid.

Het gaat om de interprofessionele reglementering, aangevuld evenwel met bepalingen van de CAO van 3 december 2012, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het kort verzuim. Zij treedt in werking op 1 december 2012 en is gesloten voor onbepaalde duur.

De bediende heeft het recht, met behoud van zijn normaal loon, ter gelegenheid van de familiegebeurtenissen en voor de vervulling van de staatsburgerlijke verplichtingen of van de burgerlijke opdrachten welke hierna zijn opgesomd, van het werk afwezig te blijven voor een als volgt bepaalde duur:

Redenen van de afwezigheid

Duur van de afwezigheid

1° Huwelijk van de bediende of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning bij de ambtenaar van de burgerlijke stand en dit overeenkomstig de artikelen 1475-1476 van het Burgerlijk wetboek of het officieel neerleggen van een samenlevingscontract. Drie dagen door de bediende te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaats heeft of tijdens de daaropvolgende week

2° Huwelijk van:

- de vader of de moeder, een grootvader of een grootmoeder, de schoonvader of de schoonmoeder, de stiefvader of de stiefmoeder van de bediende;

- een kind (*) van de bediende of van zijn (haar) echtgenote(noot) (***);

- een kleinkind van de bediende;

- een broer of zuster, een schoonbroer of schoonzuster van de bediende;

- gelijk welk ander familielid wonend onder hetzelfde dak als dat van de bediende.

De dag van het huwelijk
3. Geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat.

Tien dagen voor de bediende te kiezen binnen vier maanden te rekenen vanaf de bevalling, waarvan de eerste drie dagen met behoud van zijn normaal loon en de volgende zeven dagen met een uitkering in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

 

Hetzelfde recht komt, onder de voorwaarden en modaliteiten die op art.30 §2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld, toe aan de bediende van wie de afstamming die in de vorige alinea wordt beoogd, niet kan worden vastgesteld maar die, op het moment van de geboorte:

a. gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;

b. wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstannming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;

c. sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen. Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.

4. Overlijden van:

- de echtgenote(noot) van de bediende;

- de ouders van de bediende (vader, moeder, tweede echtgenoot(note) (***) van moeder of vader);

- een kind (*) van de bediende of van zijn (haar) echtgenote(noot) (***);

- de vader of de moeder van de echtgenote(noot) (***) van de bediende.

Drie dagen door de bediende te kiezen vanaf de dag die het overlijden voorafgaat tot en met de dag die op de begrafenis volgt

5. Overlijden der volgende bij de bediende inwonende bloedverwanten (**):

- een broer of een zus van de bediende;

- een schoonzoon of schoondochter van de bediende;

- een schoonbroer of schoonzus van de bediende;

- een grootvader of grootmoeder van de bediende;

- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) (***) van de bediende;

- een kleinkind van de bediende;

- een overgrootvader of overgrootmoeder van de bediende;

- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) (***) van de bediende;

- een achterkleinkind van de bediende.

Twee dagen door de bediende te kiezen vanaf de dag van het overlijden tot en met de dag der begrafenis.

6. Overlijden der volgende niet bij de bediende inwonende bloedverwanten (**):

- een broer of zus van de bediende;

- een schoonzoon of schoondochter van de bediende;

- een schoonbroer of schoonzuster van de bediende;

- een grootvader of grootmoeder van de bediende;

- een grootvader of grootmoeder van de echtgenote(noot) (***) van de bediende;

- een kleinkind van de bediende;

- een overgrootvader of overgrootmoeder van de bediende;

- een overgrootvader of overgrootmoeder van de echtgenote(noot) (***) van de bediende;

- een achterkleinkind van de bediende.

De dag van de begrafenis
7. Overlijden van gelijk welke bloedverwant wonende onder hetzelfde dak als dat van de bediende. De dag van de begrafenis.
8. Overlijden van de voogd(es) van de minderjarige bediende of van het minderjarig pleegkind waarvoor de bediende als voogd(es) optreedt. De dag van de begrafenis.
9. Priesterwijding of bij de kloostergelofte van een kind (*) van de bediende of van zijn (haar) echtgenote(noot) (***), van een kleinkind, broer, zuster, schoonbroer en schoonzuster van de arbeider(ster), alsmede om het even welke bij de bediende inwonende bloedverwant. De dag van de plechtigheid.
10. Plechtige communie van een kind (*) van de bediende of zijn (haar) echtgeno(o)t(e) (***). De dag van de plechtigheid of wanner die dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een andere dag waarop normaal niet gewerkt wordt de arbeidsdag die het feest ofwel onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk opvolgt.
11. Deelneming van een kind (*) van de bediende of van zijn/haar echgeno(o)t(e) (***) aan het feest van de vrijzinnige jeugd daar waar dit feest wordt gevierd. De dag van het feest of wanneer die dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een andere dag waarop normaal niet gewerkt wordt de arbeidsdag die het feest ofwel onmiddellijk voorafgaat ofwel er onmiddellijk opvolgt.
12. Deelneming aan een officieel bijeengeroepen familieraad. De nodige tijd met een maximum van één dag.
13. Verblijf van de dienstplichtige bediende in een recrutering- of selectiecentrum, of in een militair hospitaal ton gevolge van zijn verblijf in een recrutering- of selectiecentrum. De nodige tijd, met een maximum van drie dagen.

14.

- deelneming aan een jury;

- oproeping als getuige voor een rechtbank;

- persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank;

- deelneming, in hoedanigheid van bijzitter bij een hoofdbureau voor stemopneming ter gelegenheid van wetgevende, provinciale, gemeenteverkiezingen en Europese parlementsverkiezingen;

- uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.
15. Onthaal van een kind in het gezin van de bediende in het kader van een adoptie. Tijdens de eerste drie dagen van het adoptieverlof, zoals bepaald in artikel 30ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft de werknemer recht op het behoud van zijn normale loon ton laste van de werkgever.

(*) Voor de toepassing van de nrs. 2, 4, 5, 6, 9, 10 en 11 wordt beschouwd als kind het wettelijk, gewettigd, aangenomen, erkend natuurlijk of regelmatig door bediende opgevoed kind.

(**) Voor de toepassing van de nrs. 5 en 6 worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader en de overgrootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de bediende gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader, de grootmoeder, de overgrootvader en de overgrootmoeder van de bediende.

(***) De persoon die samenwoont met de bediende en van zijn (haar) gezin deel uitmaakt wordt gelijkgesteld met de echtgenoot/echtgenote van de bediende.

Behoudens overmacht zal de vergoeding voor werkverzuim voorzien in onderhavige overeenkomst aan de bediende slechts worden uitbetaald mits hij (zij) vooraf de werkgever of diens vertegenwoordiger binnen een redelijke termijn heeft op de hoogte gebracht.

De bediende moet het bewijs leveren van de gebeurtenis die het verzuim rechtvaardigt en de werkgever kan gebeurlijk het voorleggen van een officieel document verlangen.

Alleen de gewone werkdagen waarvoor de bediende aanspraak had mogen maken op het loon indien hij(zij) door de redenen hierboven vermeld niet belet was geweest te werken worden als afwezigheid voor klein verlet beschouwd.

De vergoedingen zullen enkel worden uitbetaald indien de bediende de verzuimdagen daadwerkelijk aan de voorziene doeleinden heeft gewijd.

Deeltijdse werknemers

De deeltijdse werknemers hebben het recht, met behoud van hun normaal loon, van het werk afwezig te zijn gedurende de bovenbedoelde dagen en periode zoals boven bedoeld die samenvallen met de dagen en perioden waarop zij normaal zouden gewerkt hebben.  Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen binnen dezelfde beperkingen als de voltijdse werknemers.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
03/12/2012
Registratienr
112622
Geldig van
01/12/2012
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
13/12/2012
Registratiedatum
02/01/2013
Onderwerp
kort verzuim
BS Bericht van neerlegging
22/01/2013
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
08/05/2013
Gepubliceerd in het B.St. van
18/07/2013
Keywords
KLEIN VERLET

Historiek
01/01/2022 31/12/2050 13 Klein verlet
25/07/2021 31/12/2021 13 Klein verlet
01/12/2012 24/07/2021 13 Klein verlet
01/07/2002 30/11/2012 13 Klein verlet