13 Klein verlet

Paritair (sub-)Comité nr.:
200.00.00-00.00

Bijwerking: 14/07/2023
Geldig vanaf: 25/05/2023

De werknemer heeft het recht van het werk afwezig te zijn, met behoud van zijn loon ter gelegenheid van enkele gebeurtenissen. Deze sector heeft gunstigere bepalingen voorzien dan het wettelijk minimum.

De werknemer heeft het recht van het werk afwezig te zijn, met behoud van zijn loon ter gelegenheid van familiegebeurtenissen, voor de vervulling van de staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten en in geval van verschijning voor het gerecht. Deze gebeurtenissen worden opgesomd in het KB van 28 augustus 1963. Dit KB legt bovendien voor iedere gebeurtenis die wordt opgesomd, het aantal dagen toegestane afwezigheid vast alsook de periode waarin zij moeten genomen worden.

De hierboven uiteengezette basisreglementering heeft een aanvullend karakter. De verschillende sectoren kunnen gunstigere bepalingen voorzien dan deze die zij voorziet (betaald klein verlet gedurende langere periodes of om andere redenen).

In het Aanvullend Paritair Comité voor de Bedienden werd op 9 juni 2016 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende gerechtvaardigde afwezigheden (nr. 134428/CO/200).

1. Tabel

Zie in blauw de specifieke regels.

Gebeurtenis

Duur van afwezigheid

1. Huwelijk van de werknemer.

Twee dagen door de werknemer te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daaropvolgende week.

PC 200: drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de week waarin de gebeurtenis plaatsgrijpt of tijdens de daaropvolgende week.

2. Huwelijk van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwonende partner, van een (half)broer, (half)zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder, van een kleinkind van de werknemer.

De dag van het huwelijk.

3. Priesterwijding of intrede in het klooster van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwonende partner, van een (half)broer, (half)zuster, schoonbroer of schoonzuster van de werknemer.

De dag van de plechtigheid.

4. Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner, van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg (zie commentaar 2.4)

Tien dagen waarbij drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en zeven dagen door de werknemer te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden. 

PC 200: tien dagen waarbij drie dagen door de werknemer te kiezen binnen een periode van 12 dagen welke begint met de dag van het overlijden en zeven dagen door de werknemer te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden. 

 

 

Tien dagen waarbij drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en zeven dagen door de werknemer te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden. 

5. Overlijden van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner. 

 

 

 

 

Voor de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg (zie commentaar 2.4)

Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

PC 200: drie dagen door de bediende te kiezen binnen een periode van 12 dagen welke begint met de dag van het overlijden. 

 

Drie dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

6. Overlijden van een (half)broer, (half)zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van de overgrootvader, van de overgrootmoeder, van een achterkleinkind, schoonzoon, of schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner, die bij de werknemer inwoont. 

 

 

Voor de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg (zie commentaar 2.4)

Twee dagen door de werknemer te kiezen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

PC 200: twee dagen door de bediende te kiezen binnen een periode van 12 dagen welke begint met de dag van het overlijden.

 

Twee dagen door de werknemer te kiezen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

7. Overlijden van een (half)broer, (half)zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van de overgrootvader, van de overgrootmoeder, van een achterkleinkind, schoonzoon, of schoondochter van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner, die niet bij de werknemer inwoont. 

De dag van de begrafenis.

8. Overlijden van een pleegkind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of (wettelijk of feitelijk) samenwonende partner in het kader van een kortdurende pleegzorg op het moment van overlijden. 

De dag van de begrafenis.

9. Plechtige communie van een kind van de werknemer of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwonende partner.

De dag van de plechtigheid of wanneer die dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, de gewone activiteitsdag die deze gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of erop volgt.

10. Deelneming van een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwonende partner aan het feest van de vrijzinnige jeugd daar waar dit feest plaats heeft.

De dag van het feest of wanneer die dag samenvalt met een zondag, een feestdag of een gewone inactiviteitsdag, de gewone activiteitsdag die deze gebeurtenis onmiddellijk voorafgaat of erop volgt.

11. Verblijf van de dienstplichtige werknemer in een rekruterings- en selectiecentrum of in een militair hospitaal ten gevolge van zijn verblijf in een rekruterings- en selectiecentrum. De nodige tijd met een maximum van drie dagen. 
12. Verblijf van de werknemer gewetensbezwaarde op de Administratieve Gezondheidsdienst of in één van de verplegingsinrichtingen, die overeenkomstig die wetgeving houdende het statuut van de gewetensbezwaarden door de Koning zijn aangewezen. De nodige tijd met een maximum van drie dagen. 

13. Deelneming aan een jury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

14. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdstembureau of enig stembureau bij de parlements-, provincieraads- en gemeenteraads­verkiezingen.

De nodige tijd.

15. Uitoefening van het ambt van bijzitter in één van de hoofdbureaus bij de verkiezing van het Europees Parlement.

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

16. Uitoefening van het ambt van bijzitter in een hoofdbureau van stemopneming bij de parlementen, provincieraads- en gemeenteraadsverkiezingen

De nodige tijd met een maximum van vijf dagen.

2. Commentaar

2.1. Deeltijdse werknemers

De deeltijdse werknemers hebben het recht van het werk afwezig te zijn, met behoud van hun normaal loon, gedurende de dagen en periodes die samenvallen met de dagen en periodes waarop zij normaal gewerkt zouden moeten hebben. Zij mogen de afwezigheidsdagen kiezen binnen dezelfde grenzen.

2.2. Wettelijk en feitelijk samenwonende werknemers

1. De wettelijk samenwonende werknemers genieten altijd dezelfde rechten als de gehuwde werknemers in het kader van het klein verlet m.b.t. de familiegebeurtenissen.

De wettelijke samenwoning is de situatie waarbij twee personen een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats overhandigd wordt.

2. De feitelijk samenwonende partners genieten alleen dezelfde rechten als gehuwde werknemers in de gevallen zoals vermeld in 4., 5., 6., 7. en 8. van de bovenvermelde tabel.

PC 200: voor de toepassing van het klein verlet, wordt de partner met wie de bediende samenwoont gelijkgesteld met de echtgeno(o)t(e). Het samenwonen dient bewezen te worden aan de hand van de officiële domiciliëring!

2.3. Kinderen

Voor de toepassing van deze reglementering wordt het geadopteerd of erkend natuurlijk kind steeds gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.

Tot 25 juli 2021 was er in de regelgeving klein verlet niets voorzien met betrekking tot pleegkinderen.

Vanaf 25 juli 2021 is er recht op:

  • 10 dagen klein verlet bij overlijden van een pleegkind van de werknemer (of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk of feitelijk samenwonende partner) in het kader van een langdurige  pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden;
  • 1 dag klein verlet bij overlijden van een pleegkind van de werknemer (of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk of feitelijk samenwonende partner) in het kader van een kortdurende pleegzorg op het moment van overlijden.

Vanaf 25 mei 2023 is er opnieuw een uitbreiding gebeurd van de gelijkstelling van een pleegkind met een kind in het kader van langdurige pleegzorg en dit voor de in punt 2., 3., 9. en 10. van de in de bovenvermelde tabel voorziene gebeurtenissen die het recht openen op klein verlet.

Voorwaarde is wel dat de gebeurtenis zich moet voordoen:

  • hetzij tijdens de plaatsing,
  • hetzij na afloop van de plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg waarbij het pleegkind gedurende een onafgebroken periode van drie jaar op permanente en affectieve wijze deel heeft uitgemaakt van het pleeggezin.

Halfbroers en halfzusters worden gelijkgesteld met broers en zussen

2.4 Gelijkstellingen in geval van langdurige pleegzorg

Langdurige pleegzorg is pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens 6 maanden in hetzelfde pleeggezin of bij dezelfde pleegouder(s) zal verblijven. 

De inschrijvingsvoorwaarde van het kind als deel uitmakend van dat gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het gezin, de pleegouder of pleegouders zijn/hun verblijfplaats heeft/hebben werd vanaf 25 mei 2023 geschrapt in deze definitie.

Rouwverlof

Sinds 25 juli 2021 heeft een werknemer reeds recht op:

  • 10 dagen klein verlet waarvan de eerste 3 dagen moeten opgenomen worden vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis en de overige 7 dagen binnen het jaar na de dag van het overlijden kunnen opgenomen worden in geval van overlijden van zijn of haar pleegkind (of van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk of feitelijk samenwonende partner) in het kader van langdurige pleegzorg die ofwel nog loopt op het ogenblik van overlijden ofwel in het verleden plaatsvond;
  • 3 dagen klein verlet die moeten opgenomen worden vanaf de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis in geval van overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van de werknemer in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van overlijden.

Vanaf 25 mei 2023 worden de in punt 4. en 5. van de in bovenvermelde tabel voorziene gebeurtenissen de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg gelijkgesteld met de door de vermelde gebeurtenissen geviseerde familiebanden. Concreet wordt voor deze gebeurtenissen het pleegkind gelijkgesteld met het kind, de pleegmoeder met de moeder, de pleegvader met de vader etc…

Voorwaarde is wel dat het overlijden zich moet voordoen, hetzij tijdens de plaatsing, hetzij na afloop van de plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.

Ook in de in punt 6. en 7. van de in bovenvermelde tabel voorziene gebeurtenissen worden vanaf 25 mei 2023 de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg gelijkgesteld met de door de vermelde gebeurtenissen geviseerde familiebanden. Concreet wordt voor deze gebeurtenissen het pleegkind gelijkgesteld met het kind, de pleegmoeder met de moeder, de pleegvader met de vader etc…

Voorwaarde is hier wel dat de gebeurtenis zich moet voordoen:

  • hetzij tijdens de plaatsing,
  • hetzij na afloop van de plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg waarbij het pleegkind gedurende een onafgebroken periode van drie jaar op permanente en affectieve wijze deel heeft uitgemaakt van het pleeggezin.

Andere gebeurtenissen

Vanaf 25 mei 2023 worden de in de punt 2., 3., 9. en 10. van de in bovenvermelde tabel voorziene gevallen de familiebanden die zijn ontstaan ingevolge een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg gelijkgesteld met de door de vermelde gebeurtenissen geviseerde familiebanden. Concreet wordt voor deze gebeurtenissen het pleegkind gelijkgesteld met het kind, de pleegmoeder met de moeder, de pleegvader met de vader etc…

Voorwaarde is wel dat de gebeurtenis zich moet voordoen:

  • hetzij tijdens de plaatsing,
  • hetzij na afloop van de plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg waarbij het pleegkind gedurende een onafgebroken periode van drie jaar op permanente en affectieve wijze deel heeft uitgemaakt van het pleeggezin.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
09/06/2016
Registratienr
134428
Geldig van
01/07/2016
Geldig tot
-
Neerleggingsdatum
23/06/2016
Registratiedatum
03/08/2016
Onderwerp
gerechtvaardigde afwezigheden
BS Bericht van neerlegging
17/08/2016
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
02/05/2017
Gepubliceerd in het B.St. van
18/05/2017
Keywords
KLEIN VERLET, VERLOF OM DWINGENDE REDEN

Historiek
25/05/2023 31/12/2999 13 Klein verlet
25/07/2021 24/05/2023 13 Klein verlet
01/07/2002 30/06/2016 13 Kort verzuim