2103 21 Brugpensioen vanaf 58 jaar

Paritair (sub-)Comité nr.:
133.01.00-00.00

Bijwerking: 07/12/1998
Geldig vanaf: 01/01/1983

In het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf werd op 11 februari 1983 en 27 juni 1983 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het brugpensioen in de sigarettenfabrieken en gemengde ondernemingen.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 1 maart 1984 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 24 maart 1984.

 

Zij werd verschillende keren gewijzigd en verlengd en laatst door een CAO van 7 mei 1997 die algemeen verbindend werd verklaard door een koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 oktober 1998.  Deze laatste wijziging treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

 

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men bovendien rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.  Wij verwijzen hiervoor naar onze interprofessionele documentatie nr. 355.

 

Wij vestigen er uw aandacht op dat de onderstaande reglementering slechts van toepassing is voor zover aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

 

a)     de werknemers moeten na 31 augustus 1990 van hun ontslag in kennis zijn gesteld;

b)    het brugpensioen moet zijn ingegaan na 31 december 1992.

 

Wij geven u hierna de bepalingen inzake het brugpensioen op 58 jaar en vervolgens een uitgebreide commentaar.

 

I. BEPALINGEN VAN DE CAO

1. Toepassingsgebied

Deze bepalingen zijn van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de sigarettenfabrieken en de gemengde ondernemingen, dit wil zeggen, de sigarettenfabrieken welke in dezelfde productie-eenheid ook kerftabak produceren, welke ressorteren onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.

 

Onder “werklieden” wordt verstaan de werklieden en de werksters.

2. Leeftijd van de bruggepensioeneerde

De leeftijd om in het genot te treden van het brugpensioen wordt gebracht op 58 jaar voor de werklieden en werksters vanaf 1 januari 1997.

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

De werkgever kan, zo hij tot vervanging van een brugepensioneerde overgaat, een premie bekomen ten laste van het sociaal fonds ten belope van 100.000 fr., voor zover de vervangende werknemer een jonge werkzoekende beneden de 25 jaar is, (of een stagiair), dit met het oog op het bevorderen van de opleiding van de vervangende jongeren in de onderneming.

 

Bij niet-vervanging van een bruggepensioneerde, verbinden de werkgevers zich ertoe het niveau van het percentage van de werkloosheidsuitkering te waarborgen zoals bepaald bij de aanvang van het brugpensioen in het raam van de huidige reglementering van CAO nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad met de daaraan verbonden koninklijke besluiten.

 

II. COMMENTAAR

1. Leeftijdsvoorwaarde

Wanneer een arbeider ontslagen wordt door zijn werkgever kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de leeftijd van minstens 58 jaar bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd.  Bovendien moet hij deze leeftijd bereiken uiterkijk op 31 december 1998.  Voor zover deze dubbele voorwaarde vervuld is, mag de opzeggingstermijn een einde nemen na 31 december 1998.

2. Anciënnitieitsvoorwaarde

Ingevolge het KB van 7 december 1992 dient de werknemer die het brugpensioen wil genieten het bewijs te leveren van minstens 25 jaar loondienst.

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers.  De vervanging moet plaatsvinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvang neemt.  De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming.  Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

 

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangingsplicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze interprofessionele documentatie nr. 355.

 

De werkgever kan, zo hij tot vervanging van een bruggepensioneerde overgaat, een premie bekomen ten laste van het sociaal fonds ten belope van 100.000 fr., voor zover de vervangende werknemer een jonge werkzoekende beneden de 25 jaar is, (of een stagiair), dit met het oog op het bevorderen van de opleiding van de vervangende jongeren in de onderneming.

4. Aanvullende vergoeding

Naast de werkloosheidsuitkeringen geniet de bruggepensioneerde een aanvullende vergoeding.  Deze aanvullende vergoeding is ten laste van de werkgever.

 

Zij is gelijk aan de helft van het verschil tussen de netto-refertebezoldigingen en de werkloosheidsuitkering (zie onze interprofessionele documentatie nr. 355).

 

 


Historiek
01/01/1983 31/12/2999 2103 21 Brugpensioen vanaf 58 jaar
01/01/2005 31/12/2006 2103 SWT 56 jaar - 33 jaar nachtarbeid