1903 4802 Werkgelegenheid en vorming - Risicogroepen

Paritair (sub-)Comité nr.:
129.00.00-00.00

Bijwerking: 05/06/2018
Geldig vanaf: 01/01/2015
Geldig tot: 31/12/2016

In het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton werd op 22 september 2015 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 28 octobre 2015 onder het nr. 129948/CO/129. 

Wij geven U hierna de integrale tekst van deze CAO.

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen welke ressorteren onder het paritair comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton(PC 129).

Zij is afgesloten in toepassing van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

HOOFDSTUK II - Risicogroepen

Artikel 2

Dit hoofdstuk wordt afgesloten in toepassing van :

- Wet houdende diverse bepalingen (I) van 27 december 2006, Titel XIII, Hoofdstuk VIII, afdelingen 1 en 2 (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006);
- Het Koninklijk Besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 8 april 2013);
-Het Koninklijk Besluit van 29 mei 2015 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren voor de periode 2015-2016 (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2015).
De inspanning van 0,10 % wordt, Iangs het Fonds voor Bestaanszekerheid gebruikt om de aanwerving-, vormings- en omscholingsmogelijkheden van de arbeiders en arbeidsters aan te zwengelen. Deze 0,10 % inspanning ten voordele van risicogroepen, die reeds verhoogd werd tot 0,15 % door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001, algemeen verbindend verklaard door het K.B. van 17.02.2012 en sindsdien ononderbroken verlengd, wordt behouden op 0,15 %.

Artikel 3

De volgende personen behoren tot de risicogroepen:

1. De laaggeschoolde werkloze/werknemer:

De werkzoekende/werknemer, die noch houder is van een diploma van universitair onderwijs, noch van een diploma of van een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of van het korte type, noch van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.

2. De langdurig werkloze:

- de werkzoekende, die gedurende de 6 maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week;

- de werkzoekende die gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, uitsluitend deeltijds of als interimair heeft gewerkt om aan de werkloosheid te ontkomen.

3. De gehandicapte werkloze:

De werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming, bij een Fonds voor de sociale integratie van de mindervaliden is ingeschreven.

4. De deeltijds leerplichtige:

De werkzoekende van minder dan 18 jaar, die nog onder de leerplicht valt en die geen secundair onderwijs met volledig leerplanmeer volgt.

5. De herintreder:

De werkzoekende, die geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen heeft genoten en die geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend gedurende de periode van drie jaar die aan de indienstneming voorafgaat.

Bovendien, moet deze werkzoekende, vóór deze periode van drie jaar zijn beroepsactiviteiten onderbroken hebben of ze nooit aangevat hebben.

6. De bestaansminimumtrekker:

De werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming het bestaansminimum ontvangt.

7. De oudere werkloze: vanaf 50 jaar.

8. De werknemer die ontslagen of werkloos is ten gevolge van een faillissement of een collectief ontslag:

De werknemer, die naar aanleiding van een faillissement of een collectief ontslag werkzoekende is geworden en die door een langdurige werkloosheid de verworven professionele ervaring zou kunnen verliezen.

9. De werknemer met een onaangepaste of ontoereikende beroepsbekwaamheid, die een bijscholing of opleiding moet volgen om zich, op korte of lange termijn, in zijn functie te kunnen handhaven.

10. De doelgroep jongeren die met een startbaan aangeworven worden.

Artikel 4

Tenminste 0,05 % van de bijdrage zal worden voorbehouden voor een of meerdere van de volgende risicogroepen:
1) Werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2) Werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontsiag
a. hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt,
b. hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of herstructurering,
c. hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontsiag is aangekondigd;
3) Niet-werkenden en personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan:
a. langdurig werkzoekenden, dit zijn personen die in het bezit zijn van een werkkaart (artikel 13 van het KB van 19 december 2001),
b. uitkeringsgerechtigde werklozen,
c. werkzoekenden die Iaaggeschoold zijn, dit zijn de jongeren die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezitten, of werkzoekenden die erg laaggeschoold zijn, dit zijn de jongeren die geen getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs bezitten of van het lager secundair onderwijs bezitten (cfr. definities uit artikel 24 van de wet van 24 december 1999),
d. herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens 1 jaar terug op arbeidsmarkt begeven,
e. personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002, personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juii 1976 betreffende de OCMW 's,
f. werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen (cfr. KB 9 maart 2006),
g. werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of bezaten bij overlijden;
4) De personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, nameiijk:
a. de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap,
b. de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33%,
c. de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomens vervangende- of een integratie-tegemoetkoming (cfr. wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap),
d. de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en sociale werkplaatsen,
e. de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %,
f. de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen,
g. de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
5) De jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming (cfr. artikel 27, 6° KB 25 november 1991), hetzij in het kader van een instapstage (artikel 36quater KB 25 november 1991). 

Artikel 5

Van de in artikel 4 bedoelde inspanning van 0,05 pct moet minstens de helft besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen:
a. De in artikel 4, 5) bedoelde jongeren
b. De in artikel 4, 3) en 4), bedoelde personen die nog geen 26 jaar zijn

Artikel 6

Bovendien zal een bijkomende inspanning van 0,025 pct voorbehouden worden door de jongeren die nog geen 26 jaar zijn in toepassing van de CAO 'ingroeibanen' (127832/co/129 - nog niet gepubliceerd) afgesloten in het PC 129 op 24 juni 2015.

Artikel 7

Dit betekent concreet dat ingevolge artikel vijf en zes, 0,05 pct wordt besteed aan initiatieven ten voordele van jongeren die nog geen 26 jaar zijn en die tot de risicogroepenn behoren en die rechtstreeks of onrechstreeks leiden tot werk via het aanbod van de ingroeibanen.

Artikel 8

De praktische toepassing van deze maatregel, via het reglement, behoort tot de verantwoordelijkheid van het beheercomité van het Fonds voor Bestaanszekerheid.

HOOFDSTUK III - Vorming en opleiding

Artikel 9

1) Om de permanente vorming in de bedrijven te stimuleren en met het oog op het behoud van de werkzekerheid, verbinden de partijen er zich toe om 0,55 % van de brutolonen aan 108 % te besteden voor deze opleidingen in de periode 2015-2016.
2) De participatiegraad voor vorming wordt verhoogd met 5 % op jaarbasis.

Artikel 10

Teneinde dit te realiseren en teneinde een gezond financieel beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid te verzekeren, besluiten de sociale partners dat de RSZ-bijdrage ter financiering van voormeld fonds, vanaf 1 januari 2015 1,39 % zal bedragen.

Artikel 11

De vormingsdossiers dienen aan de ondernemingsraad te worden voorgelegd. Het betreft hier alle initiatieven betreffende de vorming. De leden van de ondernemingsraad kunnen opmerkingen formuleren die, bij het ter financiering indienen van deze vormingsdossiers bij het Fonds voor Bestaanszekerheid, zullen worden gevoegd.

HOOFDSTUK III - Startbanen

Artikel 12

De ondertekenende partijen gaan akkoord om een positief advies te geven aan de Minister van Arbeid, Tewerkstelling en Sociaal Overleg inzake een sectorale afwijking voor de startbanen voor de periode die loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2016. De vigerende wetgeving laat dit toe, gelet op de blijvende verbintenis van de werkgevers vallend onder paritair comité 129 om een bijzondere bijdrage van 0,15 % op de brutolonen aan 108 % te storten voor de risicogroepen.
De werkgevers vallend onder voormeld paritair comité verbinden er zich toe om een bijzondere inspanning te leveren voor de opleiding van jongeren. Het aanvraagdossier, samengesteld conform de geldende wetgeving, zal, samen met het positief advies van het paritair comité gericht worden aan de Minister van Arbeid, Tewerkstelling en Sociaal Overleg.
De werkgevers verbinden er zich toe, ingeval van toekenning van de afwijking door de Minister van Arbeid, Tewerkstelling en Sociaal Overleg, de aan de Minister overgemaakte sectorale argumentatie ter informatie te bezorgen aan de leden van de ondernemingsraad, en bij ontstentenis daarvan aan de leden van het Comité voor Bescherming en Preventie op de werkvloer, of bij ontstentenis daarvan aan de leden van de syndicale delegatie.
Indien de syndicale organisaties niet akkoord gaan met de sectorale argumentatie, kunnen zij een verzoek tot verzoening indienen bij de voorzitter van het paritair comité.
Om het paritair comité toe te laten een evaluatie te maken zal aile informatie ook overgemaakt worden aan de voorzitter van het paritair comité.
De sociale partners vragen de ondernemingen hun werknemers in de schoot van de ondernemingsraad te informeren betreffende de motieven voor de vraag tot sectorale afwijking.

HOOFDSTUK V - Slotbepaling - geldigheidsduur

Artikel 11

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en loopt tot 31 december 2016. Ingeval van wetswijziging kan deze CAO op verzoek van de meest gerede partij tussentijds worden aangepast.

Overzicht sinds 2001

 

Periode Bedrag Bron
2001-2002 0,15% van de bruto loonmassa CAO 28 maart 2001 (57013/CO/129)
2003-2004 0,15% van de bruto loonmassa CAO 25 juni 2003 (67899/CO/129)
2005-2006 0,15% van de bruto loonmassa CAO 9 juni 2005 (75301/CO/129)
2007-2008 0,15% van de bruto loonmassa CAO 30 mei 2007 (83169/CO/129)
2009-2010 0,15% van de bruto loonmassa CAO 12 mei 2009 (95600/CO/129)
2011-2012 0,15% van de bruto loonmassa CAO 30 mei 2011 (104343/CO/129)
2013-2014 0,15% van de bruto loonmassa CAO 24 oktober 2013 (118251/CO/129)
2015-2016 0,15% van de bruto loonmassa CAO 22 september 2015 (129948/CO/129)

 

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
22/09/2015
Registratienr
129948
Geldig van
01/01/2015
Geldig tot
31/12/2016
Neerleggingsdatum
30/09/2015
Registratiedatum
28/10/2015
Onderwerp
tewerkstelling en opleiding van de risicogroepen
BS Bericht van neerlegging
07/12/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
15/07/2016
Gepubliceerd in het B.St. van
22/08/2016
Keywords
RISICOGROEPEN, FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/01/2023 31/12/2024 1903 Risicogroepen
01/01/2021 31/12/2022 1903 Risicogroepen
01/01/2019 31/12/2020 1903 Risicogroepen
01/01/2017 31/12/2018 1903 4802 Werkgelegenheid en vorming - Risicogroepen
01/01/2015 31/12/2016 1903 4802 Werkgelegenheid en vorming - Risicogroepen
01/01/2013 31/12/2014 1903 4802 Werkgelegenheid en vorming - Risicogroepen
01/01/2007 31/12/2012 1903 4802
01/01/2005 31/12/2006 1903 4802 Werkgelegenheid en vorming - Risicogroepen