4302 Akkoorden ter bevordering van de werkgelegenheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
128.02.00-00.00

Bijwerking: 17/02/1999
Geldig vanaf: 01/01/1997

In het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers werd op 30 juni 1997 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de specifieke inspanning van de tewerkstelling en de vorming van de nieuw aangeworvenen.  Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 9 juli 1998 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 september 1998.

 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.

Onder “arbeiders” verstaat men de arbeiders en arbeidsters.

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een duurtijd van twee jaar, van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998.

Artikel 3

§1        Het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers voert een specifieke financiële inspanning in ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid van de sector.  Het is een financiële inspanning die strikt  beperkt wordt tot de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst en die sterkt tot de vorming van de nieuwe aangeworvenen onder de hiernavolgende voorwaarden:

1.   Voor elke vervanging van een arbeider die op brugpensioen gaat zal het fonds voor bestaanszekerheid van de sector een forfaitair eenmalig bedrag uitkeren als aanmoediging tot de vorming van de nieuw aangeworven arbeider.

2.   Voor de aanwervingen, andere dan deze die onder punt 1 hierboven voorzien zijn en die hierna opgesomd worden, wordt eenzelfde bedrag toegekend voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Het zijn de aanwervingen van :

a)  jonge werkzoekende schoolverlaters;

b)  werkzoekenden die aangeworven worden om reden van een wettelijke verplichting tot vervanging;

c)   RVA-stagiairs die aangeworven worden na afloop van de stage;

d)  werkzoekenden die aangeworven worden in het kader van een goedgekeurd bedrijfsplan.

Het bedrag dient als tussenkomst in de opleidingskosten van de nieuw aangeworvene.

§2        Het forfaitair bedrag waarover sprake is in §1 hierboven bedraagt 100.000 F. per aanwerving van een voltijdse arbeider.

§3        Het globaal bedrag dat, in uitvoering van dit artikel, door het fonds voor bestaanszekerheid van de sector mag toegekend worden is beperkt tot de reserves in het fonds voor bestaanszekerheid voorzien voor dit initiatief.  De vormingsacties begeleid door de “Federatie van de Belgische Schoeiselindustrie” en die meerdere werknemers omvatten hebben prioriteit in het kader van de toekenning van de reserves.

§4        Worden slechts in aanmerking genomen voor de toekenning van deze vormingspremie, de aanwervingen die :

-     identificeerbaar zijn;

-     een netto hoofdelijke aanwerving zijn, met uitzondering van de aanwervingen die gebeuren overeenkomstig artikel 3, §1, punt 1;

-     onder een arbeidscontract van onbepaalde duur gebeuren.

§5        De werkgevers richten een principe-aanvraag voor tussenkomst voor de aanwerving van de betrokken werknemers aan het fonds voor bestaanszekerheid.  De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bevestigt de erkenningscriteria (vormvoorwaarden).  Na zes maanden worden in grondvoorwaarden aan een controle onderworpen zoals bepaald in artikel 4.

§6        De uitvoering van dit artikel wordt toevertrouwd aan de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

Artikel 4

De syndicale afvaardiging of, bij ontstentenis, de ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan het comité voor veiligheid en gezondheid, wordt belast met de controle over de uitvoering van deze overeenkomst.

 


Historiek
01/01/1997 31/12/2999 4302 Akkoorden ter bevordering van de werkgelegenheid