22 21 Brugpensioen

Paritair (sub-)Comité nr.:
128.02.00-00.00

Bijwerking: 02/06/1997
Geldig vanaf: 01/01/1993

In het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers werd op 30 maart 1993 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende het brugpensioen. Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 20 december 1993 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 februari 1994. Zij werd verlengd tot 31 december 1996 en gewijzigd door een CAO van 20 juni 1995, algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 4 augustus 1996 en gepubli-ceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 oktober 1996. Met deze wijziging wordt de nadruk gelegd op het feit dat de aanvullende vergoeding en de bijzondere werkgeversbijdrage betaald worden door het fonds, maar ten laste blijven van de werkgever (artikel 2, §2 en §3).

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men bovendien rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brug-pensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Wij geven u hierna de gecoördineerde tekst van de CAO betreffende het brugpensioen en vervolgens een uitgebreide commentaar.

Wij vestigen er uw aandacht op dat de onderstaande reglementering slechts van toepassing is voor zover aan de volgende twee voorwaarden is voldaan :

a)     de werknemers moeten na 31 augustus 1990 van hun ontslag in kennis zijn gesteld ;

b)    het brugpensioen moet zijn ingegaan na 31 december 1992.

 

A) Gecoördineerde tekst van de CAO

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna genoemd "werklieden", van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.

 

1) Rechthebbenden

Artikel 2

§1            Hebben recht op een aanvullende vergoeding bij brugpensioen ten laste van de werkgever en onder de voorwaarden hierna bepaald, de werklieden verbonden door een arbeidsovereenkomst die worden ontslagen, behalve in geval van dringende reden in de zin van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of in geval van billijke redenen erkend door het in het paritair subcomité opgericht toezichtscomité.

§2            Om praktische redenen verricht het fonds voor bestaanszekerheid de administratie van voornoemde bruggepensioneerden. Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt eveneens - ten laste van de werkgever - de aanvullende vergoeding, behalve wanneer de wetgeving op de sluiting van de onderneming van toepassing is.               Het fonds voor bestaanszekerheid zal de betaling van de aanvullende vergoeding, zelfs anticipatief, aanrekenen aan de werkgever, volgens de modaliteiten vast te stellen in de schoot van de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid.

§3            Wat betreft voornoemde bruggepensioneerden worden de bijzondere werkgeversbijdrage op het conventioneel brugpensioen, zoals bepaald in de artikelen  268, 269, 270 en 271 van de programmawet van 30 december 1988 en de bijzondere werkgeversbijdrage zoals bepaald in de artikelen 141, 142, 143 en 144 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen eveneens betaald door het fonds voor bestaanszekerheid, maar zijn ten laste van de werkgever.

Artikel 3

Komen in aanmerking tot het verkrijgen van het in artikel 2 voorziene recht, de werklieden waaraan het ontslag werd betekend in de loop van de periode ingaande op 1 januari 1995 en eindigend op 31 december 1996 en die :

1°    tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst ten minste de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt of overschreden hebben ;

2°    recht hebben op werkloosheidsuitkeringen.

 

Artikel 4

§1            Vooraleer over te gaan tot het ontslag, voorzien in de artikelen 2 en 3, pleegt de werkgever overleg met de betrokken werklieden en wint hij het advies in van de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis daarvan van de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.

§2            De betekening van de opzegging geschiedt binnen de zeven kalenderdagen volgend op het tijdens voormeld overleg getroffen gemeenschappelijk besluit.

§3            De werkgevers verbinden zich ertoe geen systematische oppositie te voeren tegen de vraag voor het toepassen van het brugpensioen. Indien zich dergelijke gevallen voordoen worden deze onderworpen aan het oordeel van het toezichtscomité van het paritair subcomité.

 

Artikel 5

Het brugpensioen gaat in op het einde van de opzeggingstermijn voorzien door de wet van 3 juli 1978 betref-fende de arbeidsovereenkomsten.

 

Artikel 6

Het brugpensioen vervalt :

1°    bij overlijden van de rechthebbende ;

2°    op het ogenblik van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

 

2) Bedrag en uitkering

Artikel 7

§1            De aanvullende vergoeding bij brugpensioen is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

§2            Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon zoals bepaald in de collectieve arbeids-overeenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen en de fiscale inhouding.

§3            Het brutoloon wordt als volgt bepaald :

1)  Het omvat :

-      de contractuele premies welke rechtstreeks zijn gebonden aan de door de werklieden verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de perio-diciteit van betaling geen maand overschrijdt ;

-      één twaalfde van de eindejaarspremie.

Het omvat ook de voordelen in natura welke aan inhoudingen voor sociale zekerheid zijn onder-worpen. Daarentegen worden de premies of vergoedingen welke als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.

             2)  Voor de per maand betaalde werklieden wordt het loon verdiend in de refertemaand, bepaald in punt 6 van deze paragraaf, als brutoloon beschouwd.

             3)  Voor de werklieden die niet per maand worden betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.

Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale arbeidsprestaties van de in punt 6 van deze paragraaf bepaalde refertemaand te delen door het aantal normale arbeidsuren welke tijdens deze periode werden verricht. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren dat is bepaald bij de wekelijkse arbeidsregeling van de werklieden; dit product vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.

             4)  Het brutoloon van de werklieden die gedurende de ganse refertemaand niet hebben gewerkt, wordt berekend alsof zij aanwezig waren geweest op alle arbeidsdagen welke in de beschouwde maand vallen. Indien werklieden, krachtens de bepalingen van hun arbeidsovereenkomst slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moeten werken en zij al die tijd niet hebben gewerkt, wordt hun brutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in hun arbeidsovereenkomst is vastgesteld.

             5)  Het door de werklieden verdiende brutoloon, ongeacht of zij per maand of op een andere wijze worden betaald, wordt vermeerderd met één twaalfde van het totaal van de contractuele premies waarin begrepen de eindejaarspremie, en van de veranderlijke bezoldigingen waarvan de perio-diciteit van betaling geen maand overschrijdt en door hun in de loop van de twaalf maanden welke aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.

             6)  Tijdens het in artikel 4 bedoeld overleg wordt tevens in het gemeenschappelijk besluit bepaald met welke refertemaand rekening moet worden gehouden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand, welke de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.

             7)  Het netto referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.

§4            Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoeding bij brugpensioen voorzien in §1 van artikel 7 wordt gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de moda-liteiten welke van toepassing zijn in de sector van het huiden- en lederbedrijf en de vervangings-producten, zoals vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1969, gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor het huiden- en lederbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen en uitkeringen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen in de ondernemingen welke ressorteren onder dit paritair comité gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1969, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 27 mei 1969 en 22 oktober 1969.

§5            Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari door de Nationale Arbeids-raad herzien, in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen

§6            Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aan-passing.

 

Artikel 8

De aanvullende vergoeding bij brugpensioen wordt uitgekeerd aan de rechthebbende op het tijdstip van de normale loonuitbetaling in de loop van de maand volgend op de maand waarop hij recht heeft op de werkloos-heidsuitkering.

De uitkering van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen kan afhankelijk gesteld worden van de voor-legging van een bewijskrachtig document waaruit blijkt dat de betrokkene werkloosheidsuitkering heeft ontvangen.

 

Artikel 9

Het verzoek tot betaling van de vergoeding wordt bij het fonds ingediend op initiatief van de werklieden.

Bij het indienen van hun vraag, verschaffen de werklieden alle nodige inlichtingen voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

 

3) Betalingsmodaliteiten

Artikel 10

Na onderzoek en vaststelling van het recht op en van het bedrag van de bijkomende vergoeding te betalen door het fonds, gaat dit laatste over tot de betaling binnen de dertig dagen na het indienen van de aanvraag.

 

Artikel 11

De betaling geschiedt bij middel van een postassignatie of door post- of bankoverschrijving, zoals vermeld door de werklieden.

 

Artikel 12

In geval van betaling van de bijkomende vergoeding ten onrechte, ingevolge een vergissing of een verkeerde informatie, zijn de werklieden gehouden de ten onrechte betaalde bedragen terug te storten.

 

Artikel 13

In de schoot van het paritair subcomité wordt een toezichtscomité opgericht, waarvan de leden door het paritair subcomité worden aangeduid.

Dit toezichtscomité heeft tot taak :

1°    uitspraak te doen over de naleving van deze collectieve arbeidsovereenkomst, rekening houdend met de bedoeling die ten grondslag ligt van deze collectieve arbeidsovereenkomst ;

2°    aanbevelingen geven aan werkgevers en werklieden in geval van geschil ;

3°    na te gaan of de voorwaarden bepaald in artikel 3 werden vervuld.

 

4) Geldigheid

Artikel 14

De bepalingen inzake brugpensioen treden in werking op 1 januari 1993 en houden op van kracht te zijn op 31 december 1994 (lees : 31 december 1996).

 

(...)

 

B) Commentaar

1) Leeftijdsvoorwaarde

Wanneer een arbeider ontslagen wordt door zijn werkgever kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de leeftijd van minstens 58 jaar bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd en voor zover hij de leeftijd bereikt uiterlijk op 31 december 1996. Voor zover deze dubbele voorwaarde is vervuld, mag de opzeggingstermijn of de door de opzeggingsvergoeding gedekte periode een einde nemen na 31 december 1996.

 

2) Anciënniteitsvoorwaarden

Ingevolge het KB van 7 december 1992 dient de arbeider die het brugpensioen wil genieten het bewijs te leveren van minstens 25 jaar loondienst.

 

3) Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers. De vervanging moet plaats vinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemer een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvang neemt. De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming. Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangingsplicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze interprofessionele documentatie onder nr. 355.

 

4) Aanvullende vergoeding

Naast de werkloosheidsuitkeringen geniet de bruggepensioneerde een aanvullende vergoeding. Deze aan-vullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen de netto-refertebezoldiging en de werkloos-heidsuitkering zoals boven in de CAO uiteengezet.

Zij wordt betaald door het fonds, maar blijft ten laste van de werkgever.

 

5) Bijzondere werkgeversbijdrage

De bijzondere werkgeversbijdrage wordt betaald door het fonds, maar blijft ten laste van de werkgever.

 

 


Historiek
01/01/1993 31/12/2999 22 21 Brugpensioen
01/01/2014 31/12/2014 22 SWT 58 jaar - kliksysteem
01/01/2012 31/12/2013 22 2101 Werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar
01/01/2010 31/12/2011 22 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/2008 31/12/2009 22 2101 Conventioneel brugpensioen op 58 jaar
01/01/2007 31/12/2007 22 2101 Conventioneel brugpensioen op 58 jaar
01/01/2005 31/12/2006 22 2101 Conventioneel brugpensioen