1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen

Paritair (sub-)Comité nr.:
126.00.00-00.00

Bijwerking: 31/12/2013
Geldig vanaf: 01/01/2013
Geldig tot: 01/01/2013

In het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking werd op 9 oktober 2013 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de permanente vorming van de arbeiders en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 29 oktober 2013 onder het nummer 117691/CO/126. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 12 november 2013.

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Zij wordt gesloten in uitvoering van de programmawet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006), titel XIII, HOOFDSTUK VIII, afdeling 1 - inspanning ten voordele van personen die behoren tot risicogroepen.

HOOFDSTUK II - Realisatie van de vormingsinspanningen

Artikel 2

Ten einde een antwoord te bieden aan de vereisten geformuleerd in het interprofessioneel akkoord 2007 - 2008 en artikel 24 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007 - 2008 (Belgisch Staatsblad van 19 juni 2007), verbinden de sociale gesprekpartners zich ertoe, tijdens de looptijd van deze overeenkomst een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens 5 procentpunten te realiseren.

Deze verbintenis wordt gerealiseerd via de volgende acties:
- de uitwerking en de promotie van gegevensbanken die vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen, zoals bepaald in art. 6,
- de herziening van de vormingsprogramma's en de toegangsvoorwaarden tot deze opleidingsprogramma's voor kleine ondernemingen (-20 werknemers) zoals bepaald in art. 8;
- het aanbod van opleiding tijdens en buiten de arbeidsuren, onder de voorwaarden zoals gesteld in art. 7 en 9;
- een crisisaanbod te realiseren ten behoeve van arbeiders in periodes van economische werkloosheid.

HOOFDSTUK III - Doelgroepen

Artikel 3

De sociale gesprekpartners verbinden zich ertoe voor de duur van deze overeenkomst de inspanningen verder te zetten op het vlak van de permanente vorming van de arbeiders en de opleidingsinitiatieven t.a.v. risicogroepen. Hierbij streven zij ernaar, te anticiperen op de noden van de ondernemingen inzake de evolutie van de arbeidsmarkt, van de technologie en van de arbeidsorganisatie.
Opleiding wordt in de sector erkend als een recht en een plicht voor de werknemers.

Zij willen daarbij de volgende doelgroepen bereiken:
Een eerste categorie zijn de arbeiders/sters, in dienst van een onderneming van de sector. Voor hen moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om hun inzetbaarheid te vergroten. Zij kunnen geconfronteerd worden met de invoering van nieuwe technologieën of met een wijzigende arbeidsorganisatie.

Ook zullen verdere projecten in samenwerking met het Ervaringsfonds worden gepromoot.
Het Opleidingscentrum Hout zal hierbij benadrukken dat, naast ergonomische maatregelen ter bevordering van de arbeidsmogelijkheden van oudere werknemers, het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden ook mogelijk is op het vlak van de arbeidsorganisatie, de werktijd, van functieaanpassing of - wijziging, het overstappen van nacht - naar dagwerk, het inzetten van oudere werknemers als bedrijfsinstructeur, ... .

Een tweede categorie zijn de toekomstige werknemers.
Tot deze categorie behoren de volgende personen voor wie de te bereiken doelstellingen nader dienen te worden omschreven:
1. de deeltijds leerplichtigen
2. de jonge werkzoekenden
3. de andere werkzoekenden, ongeacht hun leeftijd.

De inspanningen inzake bevordering van de diversiteit van de werknemers in de ondernemingen worden verder gezet.
De derde categorie betreft de arbeiders/sters die worden geconfronteerd met ontslag ingevolge sluiting, herstructurering of afslanking van de onderneming.

Artikel 4

De sector zal zijn medewerking blijven verlenen aan de tewerkstellingsmaatregelen voor langdurig werklozen in de mate dat er voor deze doelgroep ook effectieve tewerkstelling in de sector aan kan verbonden worden.

HOOFDSTUK III bis - Bijzondere doelgroepen in het kader van het KB van 19 februari 2013

Artikel 4 bis

Een inspanning van ten minste 0,05 % van de loonmassa, bedoeld in artikel 189, eerste en vierde lid, van dezelfde wet, wordt voorbehouden aan één of meerdere van de volgende risicogroepen :

  1. de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
  2. de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag:
    a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt;
    b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
    c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd;
  3. de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan :
    a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
    b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
    c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
    d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;
    e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
    f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
    g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
  4. de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk:
    - de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap;
    - de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
    - de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap ;
    - de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen;
    - de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
    - de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
    - de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
  5. de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.

In de raad van bestuur van het Opleidingscentrum Bout zal verder worden bekeken hoe de in dat kader voorbehouden middelen zijn toe te rekenen op de betrokken risicogroepen.

HOOFDSTUK IV - Doelstellingen

Artikel 5 - Industrieel leerlingenwezen

De sociale gesprekpartners bestendigen voor de duurtijd van de collectieve arbeidsovereenkomst het industrieel leerlingenwezen.

Voor de beroepen, georganiseerd in deze vorm sluiten zij uit dat voor de deeltijds leerplichtigen een arbeidsovereenkomst deeltijds leren/werken zou worden gesloten.

Zij zien de invulling van de wet van 6 mei 1998 (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998) als volgt:

1. Voor de jongeren die het derde jaar beroeps- of technisch onderwijs niet met succes hebben beëindigd, bedraagt de periode gedurende dewelke de minimumvergoeding dient te worden uitbetaald 3 maanden. Zodoende valt deze periode samen met de proefperiode van 3 maanden die in het model van leerovereenkomst wordt vastgesteld. Deze leerling die na deze periode van 3 maanden in dienst blijft van de werkgever wordt geacht te voldoen aan de voorwaarde om vanaf de 4de maand de volledige leervergoeding te ontvangen die met zijn/haar leeftijdscategorie overeenkomt.

2. De door de wet van 6 mei 1998 vastgestelde leervergoedingen zijn in voege voor alle leerovereenkomsten die na 1 september 1999 werden gesloten met jongeren uit de leeftijdsgroep van 15 tot 18 jaar.

3. Het industrieel leerlingenwezen wordt uitgebreid tot de werkzoekende, ouder dan 18 jaar die:
- ofwel een diploma bezit dat niet aansluit bij de functie waarvoor hij/zij een opleiding wenst te volgen
- ofwel een diploma bezit dat wel aansluit bij een functie eigen aan de sector, doch die nog een opleiding wenst te volgen voor een andere of aanvullende functie.

De duur van de opleiding zal minimum zes maanden en maximum vierentwintig maanden bedragen, afhankelijk van het leerprogramma en de vooropleiding van de werkzoekende.

De leervergoeding die voor deze doelgroep wordt toegepast, wordt door het Paritair comité bepaald.

Zowel de duur van de opleiding als het bedrag van leervergoeding zullen moeten worden bepaald, rekening houdend met het feit dat de geboden opleiding een redelijk alternatief moet bieden t.a.v. de werkloosheid.

4. Ten einde meer jongeren te bereiken die in aanmerking kunnen komen voor een industriële leerovereenkomst, worden de leerprogramma's in modules aangeboden. Het met vrucht beëindigen van een module wordt beloond met attestering door het Opleidingscentrum Hout (OCH).

5. Voor de doelgroep bedoeld in dit artikel zullen de sociale gesprekpartners samenwerkingsakkoorden sluiten met de opleidingscentra die volledig achter deze vorm van opleiding staan en zich houden aan de voorwaarden en leerprogramma's erkend door het paritair leercomité.

Het Opleidingscentrum hout zal jaarlijks een rondetafel organiseren met de meewerkende centra om te komen tot een coördinatie van de inspanningen. De medewerkende centra zullen niet worden beperkt tot de centra voor deeltijds onderwijs.

Artikel 6 - Bevordering van de tewerkstelling in de Hout & Meubelindustrie

6.1. Stages
Het OCH zal in de loop van deze CAO het gebruik van de databank van vraag en aanbod verder promoten bij werkgevers, leraars en studenten.
6.2. Het OCH zal bijkomende acties ontwikkelen om jongeren aan te trekken, te kiezen voor een houtopleiding en dit, op alle mogelijke niveaus.
6.3. Het OCH zal de verschillende toelatingsdatabanken activeren met een bijzondere aandacht voor de Curricula vitae van de arbeiders/sters in outplacement.

Artikel 7 - Aanwerving en opleiding

Alle werknemers die worden aangeworven, worden opgeleid voor de functie waarin ze worden aangeworven, hetzij via IBO, hetzij via opleiding op de arbeidsplaats.

Deze doelgroepen zullen afzonderlijk vermeld worden in het opleidingsplan van de onderneming. De veiligheidsinitiatie maakt deel uit van deze opleiding.

De opleidingsperiode zal over ten minste zes maanden en ten hoogste vierentwintig maanden lopen wanneer de nieuw aangeworvene noch voorkennis, noch ervaring heeft opgedaan voor de functie. De opleidingsperiode zal over ten minste zes ten hoogste twaalf maanden lopen wanneer de nieuw aangeworvene een voldoende vooropleiding heeft genoten, of deze kennis opdeed door ervaring.

Gedurende de opleidingsperiode heeft de nieuw aangeworven arbeider/ster recht op 90% van het loon voor de functie waartoe hij/zij wordt opgeleid.

Dit, onder de voorwaarde dat de nieuw aangeworvene ook in de mogelijkheid wordt gesteld de praktische opleiding in de onderneming aan te vullen met een opleiding uit de door het Opleidingscentrum geboden programma's.

Deze arbeidsovereenkomsten dienen ter opvolging te worden voorgelegd aan het Paritair leercomité.

Artikel 8 - Opleidingsinspanningen

Aan de ondernemingen wordt aanbevolen een jaarlijks opleidingsplan op te stellen waarin alle opleidingen voor de arbeiders worden opgenomen. Zij kunnen daarbij een beroep doen op de expertise van Het Opleidingscentrum Hout.
Opleidinsplannen worden voorgelegd aan en besproken in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis het comité welzijn of, bij ontstentenis de syndicale afvaardiging.
Een bijzondere begeleidingsinspanning zal worden geleverd tav de ondernemingen die minder dan 20 arbeiders tewerkstellen. Het OCH zal erop toezien dat de onderneming binnen de twee maanden na de indiening van haar plan, een concreet voorstel van timing ontvangt.

Ten einde de in het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, begeleidt zij de ondernemingen ook, de geleverde inspanningen op gepaste wijze te registreren en stelt hen hiervoor de door de sociale gesprekpartners bij Cao van 30 juni 2009 overeengekomen "sectorale registratietool" ter beschikking.

Het OCH zal een cumulatief opleidingscv ter beschikking stellen van de arbeiders die tijdens het boekjaar een door haar georganiseerde of ondersteunde opleiding gevolgd hebben. Het betreft zowel "externe" als "interne" opleidingen.

Artikel 9 - Opleidingen op initiatief van de werknemer

9.1. Tijdens de werkuren
Indien bepaalde vakgerichte opleidingen niet na de werkuren kunnen plaatsgrijpen, moet er tussen werkgever en werknemer een gesprek mogelijk zijn over het volgen van deze opleiding in het raam van het betaald educatief verlof.

9.2. Buiten de werkuren
De werknemer die buiten de werkuren en op eigen initiatief een opleiding volgt die niet in aanmerking komt voor de wettelijke regeling i.v.m. betaald educatief verlof en die evenmin gebeurt in uitdrukkelijke opdracht van de werkgever, geniet de hierna vermelde voordelen.

Voorwaarde is echter, dat de werkgever vooraf op de hoogte werd gesteld en ermee heeft ingestemd en dat de opleiding met succes werd afgerond.

De werknemer kan dan kiezen voor: ofwel bezoldigde inhaalrust voor de uren die hij heeft verlet voor de opleiding, ofwel een vergoeding door de werkgever, beperkt tot het bedrag dat in voege is voor het betaald educatief verlof. Bedoelde uren worden dan niet als arbeidstijd aangemerkt.

Het aantal uur waarvoor een dergelijk voordeel kan worden verkregen, is beperkt tot 16 uur per schooljaar.

Artikel 10 - Onderwijs

De rol van het onderwijs (zowel voltijds als deeltijds) zal kritisch worden onderzocht. De studie van de beroeps- en opleidingsprofielen zal worden geactiveerd en ter kennis gebracht van de verschillende opleidingsverstrekkers. Projectmatige aanpak moet leiden tot meetbare resultaten.
De modulaire structuur van het beroepsonderwijs zal voort worden gepromoot.

Artikel 11 - Het Opleidingscentrum hout (OCH)

Het Opleidingscentrum Hout zal de gestelde doelstellingen projectmatig aanvatten ten einde de werkmethode te ontwikkelen en de positieve of negatieve resultaten te benutten ter herhaling van dergelijke projecten.

Het Opleidingscentrum Hout zal de sectoraal overeengekomen registratietool promoten in de ondernemingen.

Het zal ervoor zorgen dat de bestaande opleidingsstelsels worden afgestemd op de opleidingsplannen van de ondernemingen en dat zij onverwijld voor hen worden opengesteld.

Hierbij zal het absolute prioriteit verlenen voor de personen die zich inschreven in het sectoraal outplacement, die werden ontslagen in het raam van een herstructurering of die tijdelijk economisch werkloos zijn...

Artikel 12 - Evaluatie

Alle acties van het OCH zullen gedurende deze CAO worden geëvalueerd naar hun effectief resultaat.

HOOFDSTUK IV - Financiering

Artikel 13

Het Fonds voor bestaanszekerheid voor de stoffering en de houtbewerking organiseert de bevordering van de initiatieven voor de opleiding en tewerkstelling van de in art. 3 omschreven doelgroepen.
Deze opleiding wordt gefinancierd door een werkgeversbijdrage van 0,10% van de brutolonen van de arbeiders à 108%.

Artikel 14

De sector zal zijn effectieve medewerking verlenen aan alle federale en regionale initiatieven ter bevordering van de tewerkstelling van langdurig werklozen op wie een begeleidingsplan of inschakelingsparcours van toepassing is. Onder voorbehoud dat dit begeleidingsplan wordt voortgezet in voorwaarden die voor de sector Stoffering en houtbewerking haalbaar zijn, zal voor deze effectieve medewerking een bijkomende financiële inspanning van 0,05% berekend op de brutolonen aan 108% worden voorbehouden.

Artikel 15

De inning van de bijdrage van 0,15% geschiedt door toedoen van het Fonds voor bestaanszekerheid, overeenkomstig zijn statuten.

HOOFDSTUK V - Duur van de overeenkomst

Artikel 16

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 15 juni 2011.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
09/10/2013
Registratienr
117691
Geldig van
01/01/2013
Geldig tot
01/01/2013
Neerleggingsdatum
17/10/2013
Registratiedatum
29/10/2013
Onderwerp
tewerkstelling en opleiding van de risicogroepen
BS Bericht van neerlegging
12/11/2013
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
28/03/2014
Gepubliceerd in het B.St. van
22/07/2014
Keywords
OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), RISICOGROEPEN

Historiek
01/01/2023 31/12/2024 1903 Risicogroepen
01/01/2021 31/12/2022 1903 Risicogroepen
01/01/2019 31/12/2020 1903 Risicogroepen
01/01/2017 31/12/2018 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2015 31/12/2016 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2013 31/12/2014 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2013 01/01/2013 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2011 31/12/2012 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2009 31/12/2010 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2007 31/12/2008 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2005 31/12/2006 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen
01/01/2003 31/12/2004 1903 4802 Vorming en opleidingsinitiatieven ten voordele van de risicogroepen