2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 18/03/1999
Geldig vanaf: 02/10/1997
Geldig tot: 31/03/2001

In het Paritair Comité voor het bouwbedrijf werd op 28 april 1988 een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels. Deze werd algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 15 juni 1988, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 7 juli 1988.  De CAO van 28 april 1988 wordt gewijzigd door:

 

-     de CAO van 27 maart 1997;

-     de CAO van 4 december 1997 (KB 02/04/2001, B.St.01/05/2001);

-     de CAO van 24 september 1998 (KB 02/04/2001, B.St.01/05/2001);

-     de CAO van 28 januari 1999 (KB 28/03/2001, B.St.15/05/2001).

 

Vooreerst wordt in de CAO het principe ingeschreven dat het zegelregime niet van toepassing is op de buitenlandse werkgevers, gevestigd in één van de Lidstaten van de Europese Unie, en op de arbeiders die zij tijdelijk in België tewerkstellen, wanneer deze arbeiders, voor de periode van tewerkstelling in België, reeds voordelen genieten, gelijkwaardig aan de weerverlet- en de getrouwheidszegels, in toepassing van de regelingen waaraan hun werkgever in zijn land van vestiging is onderworpen.

 

Daarnaast wordt een overgangsperiode ingebouwd. Deze loopt van 1 januari 1997 tot 31 december 1999 (laatste verlenging door de CAO van 28.01.1999). Deze overgangsperiode moet toelaten om het onderzoek naar en de controle op de gelijkwaardigheid van de verschillende sectorale sociale regimes te organiseren, zodanig dat na afloop van deze periode kan overgegaan worden tot de vaststelling van de nodige modaliteiten om het probleem van eventuele dubbele betalingen te regelen.

 

Tijdens deze overgangsperiode wordt de toepassing van de CAO opgeschort ten aanzien van alle buitenlandse werkgevers, gevestigd in één van de Lidstaten van de Europese Unie, en de arbeiders die zij tijdelijk in België tewerkstellen !

 

De opschorting van de toepassing betekent dat de bedoelde werkgevers voor de jaren 1997, 1998 en 1999 geen bijdragen verschuldigd zijn en dat hun arbeiders die zij in België tewerkstellen bijgevolg geen recht hebben op weerverlet- en getrouwheidszegels voor deze kwartalen.

 

Belangrijke opmerkingen:

 

1)   Naast de algemene opschortingen tot 31 december 1999 van de toepassing van de CAO inzake de weerverlet- en getrouwheidszegels voor de buitenlandse bouwondernemingen, die in België werken onder het stelsel van de detachering, geldt bovendien dat de toepassing van het zegelregime is opgeschort:

·       ten aanzien van de Nederlandse ondernemingen tot 31 december 2000 (internationaal akkoord België-Nederland van 29 september 1997 , verlengd door het akkoord van 9 november 1999);

·       ten aanzien van de Luxemburgse ondernemingen voor onbepaalde duur (arrest GUIOT van het Hof van Justitie van de EG van 28 maart 1996).

 

2)   De hierboven bedoelde werkgevers zijn, net als voor het jaar 1997, ook voor de jaren 1998 en 1999 geen bedragen verschuldigd en hun arbeiders, die zij in België tewerkstellen, hebben bijgevolg geen recht op weerverlet- en getrouwheidszegels voor deze kwartalen.

 

      Met het oog op de eventuele latere toepassing van de reglementering inzake de weerverlet- en getrouwheidszegels zijn de bedoelde werkgevers echter nog steeds verplicht zich te laten immatriculeren bij de Patronale Dienst voor Organisatie en Kontrole van de Bestaanszekerheidsstelsels (PDOK). Zij moeten per kwartaal een aangifte indienen die enkel de identiteitsgegevens van de arbeiders die in de loop van het betrokken kwartaal in België werden tewerkgesteld bevat, zonder vermelding van hun lonen.

 

Hieronder volgt de integrale tekst van de CAO van 28 april 1988 die van toepassing was vanaf 1 juli 1988.

HOOFDSTUK 1 - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.

Onder werklieden verstaat men, de werklieden en de werksters.

 

Artikel 1bis

In afwijking van artikel 1, is deze overeenkomst niet van toepassing op de buitenlandse werkgevers, gevestigd in één van de Lidstaten van de EU en op de arbeiders die zij tijdelijk in België tewerkstellen, wanneer deze arbeiders, voor de periode van tewerkstelling in België, reeds voordelen genieten, gelijkwaardig aan de weerverlet- en de getrouwheidszegels, in toepassing van de regelingen waaraan hun werkgever in zijn land van vestiging is onderworpen.

Indien deze arbeiders, voor de periode van de tewerkstelling in België, een voordeel genieten, dat slechts gelijkwaardig is met één van de beide regimes (weerverletzegels of getrouwheidszegels), dan wordt de toepassing van deze overeenkomst beperkt tot het regime waarvoor geen gelijkwaardig voordeel bestaat. Het regime van de weerverletzegels is in dergelijk geval slechts van toepassing voor zover het werkgevers en arbeiders betreft van ondernemingen die, conform artikel 5, 1° en 2°, van de CAO van 27 maart 1980 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf, moeten gerangschikt worden in de categorie A (kengetal-bouw 024) of de categorie B (kengetal-bouw 054).

 

Artikel 1ter

In een overgangsperiode, die ingaat op 1 januari 1997 en die loopt tot en met 31 december 1999, wordt de toepassing van deze overeenkomst opgeschort ten aanzien van alle buitenlandse werkgevers, gevestigd in één van de Lidstaten van de EU, en de arbeiders die zij tijdelijk in België tewerkstellen.

Deze overgangsperiode moet toelaten om het onderzoek naar en de controle op de gelijkwaardigheid van de verschillende sectorale sociale regimes te organiseren, zodanig dat na afloop van deze periode kan overgegaan worden tot de vaststelling van de nodige modaliteiten om het probleem van eventuele dubbele betalingen te regelen.

De opschorting van de toepassing houdt in dat de bedoelde werkgevers tijdens de overgangsperiode geen bijdragen verschuldigd zijn en dat de arbeiders die zij in België tewerkstellen bijgevolg geen recht hebben op weerverlet- en getrouwheidszegels voor deze periode. Met het oog op de toepassing van de reglementering (inzake de sociale identiteitskaarten?), zijn de bedoelde werkgevers echter nog steeds verplicht zich te laten immatriculeren bij de Patronale Dienst voor Organisatie en Kontrole van de Bestaanszekerheidsstelsels (PDOK). Zij moeten per kwartaal een aangifte indienen die enkel de identiteitsgegevens van de arbeiders die in de loop van het betrokken kwartaal in België werden tewerkgesteld bevat, zonder vermelding van hun loon.

HOOFDSTUK 2 - Bijdragen bestemd voor de toekenning van zegels

Artikel 2

Al de in artikel 1 bedoelde ondernemingen zijn het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf een globale bijdrage van 9,12 pct. verschuldigd, waarvan 9 pct. bestemd is voor de toekenning van getrouwheidszegels aan hun werklieden en 0,12 pct. om de beheerskosten te dekken.

Artikel 3

De ondernemingen die bedoeld zijn onder artikel 1 en die gerangschikt zijn in de categorie A,kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, conform artikel 5, 1° en 2° van de bij het koninklijk besluit van 26 juni 1980 algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst van 27 maart 1980, zijn aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf bovendien een bijdrage verschuldigd van 2,1 pct. waarvan 2 pct. bestemd is voor de toekenning van weerverletzegels aan hun werklieden en 0,10 pct. om de beheerskosten te dekken.

 

Commentaar: In onderhavige CAO wordt verwezen naar die van 27 maart 1980, algemeen bindend verklaard door het koninklijk besluit van 26 juni 1980 verschenen in het Belgisch Staatsblad van 2 augustus 1980. Deze collectieve arbeidsovereenkomst bevat de beschrijving van de bouwwerkzaamheden ingedeeld volgens de vier RSZ-kengetallen-bouw nl. 024, 054, 044 en 026.

                                Voor deze indeling verwijzen wij naar onze omzendbrief Hfdst.2.

Artikel 4

De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bijdragen worden berekend op het brutoloon tegen 100 pct. van de werkman die vermeld is op :

1°  de driemaandelijkse staten bestemd voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wanneer het om werkgevers en werklieden gaat die onder de toepassing vallen van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ;

2°  de bijzondere aangiftestaten te bezorgen aan de in artikel 5 beoogde instelling, wanneer het om werkgevers en werklieden gaat die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren maar die niet onder de toepassing vallen van de wet van 27 juni 1969. Te dien einde moeten deze werkgevers zich bij de in artikel 5 beoogde instelling laten inschrijven voor de aanvangsdatum van de uit te voeren werken die vallen onder de tot het ressort van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf behorende bedrijfstakken en aan deze instelling een bijzondere aangifte met de verantwoording van het bedrag van de verschuldigde bijdragen doen geworden uiterlijk de laatste dag van de maand na elk kalenderkwartaal waarop de aangifte betrekking heeft.

 

N.B. :   De werkgevers en werklieden die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren maar die niet onder de toepassing van de RSZ-regeling (wet van 27 juni 1969) vallen, zijn de werkgevers van andere landen van de EU die onder het stelsel van de detachering met hun eigen personeel bouwwerken uitvoeren in België.

HOOFDSTUK 3 - Inning en invordering van de voor de toekenning van de zegels bestemde bijdragen

Artikel 5

Conform artikel 19 van zijn bij het koninklijk besluit van 3 mei 1988 algemeen verbindend verklaarde statuten, belast het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf de vereniging zonder winstbejag "Patronale Dienst voor organisatie en controle van de bestaanszekerheidsstelsel" (afgekort PDOK) waarvan sprake in artikel 23 van bovengenoemde statuten, met de inning en invordering van de bij artikelen 2 en 3 beoogde bijdragen.

Artikel 6

De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bijdragen moeten driemaandelijks en uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal worden gestort bij het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme. De betaling van de bijdragen mag uitsluitend geschieden via storting of overschrijving op het credit van de financiële rekening van het inningsorganisme, waarbij gebruik moet worden gemaakt van het formulier dat vastgehecht is aan het in artikel 7 bedoelde aangifteformulier. De datum van inschrijving op de rekening van het inningsorganisme geldt als betalingsdatum.

Artikel 7

Het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme stuurt in de loop van de 3e maand van elk kwartaal aan de in artikel 1 bedoelde werkgevers een aangifteformulier dat ondertekend en ingevuld moet worden teruggestuurd samen met, naargelang van het geval, een kopie van de in artikel 4, 1° bedoelde staat die bestemd is voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, of de bij artikel 4, 2°, beoogde bijzondere aangiftestaat over het desbetreffende kwartaal, uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op elk kalenderkwartaal waarop de aangifte betrekking heeft. De werkgever die vanwege het inningsorganisme geen aangifteformulier zou hebben ontvangen dient er een aan te vragen vóór het verstrijken van de voor de indiening van de aangifte voorziene termijn.

Artikel 8

Bij ontstentenis van aangifte of wanneer de aangifte niet volledig of niet correct werd ingevuld, berekent het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme van rechtswege het bedrag van de verschuldigde bijdragen op basis van de gegevens waarover het beschikt of nadat het alle daartoe nuttig geachte inlichtingen heeft ingewonnen bij de werkgever, die verplicht is deze te verstrekken.

Artikel 9

De bijdragen die niet werden betaald binnen de door artikel 6 vastgestelde termijn geven aanleiding tot de betaling door de werkgever van een bijdrageverhoging met 10 pct. van het verschuldigde bedrag en een verwijlintrest waarvan het percentage overeenstemt met wat is voorzien voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 houdende herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De verwijlintrest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de door artikel 6 vastgestelde termijn, tot op de dag waarop de bijdragen werden betaald.

De bijdrageverhogingen en de verwijlintresten worden door het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme geïnd voor rekening van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.

Artikel 10

De erkende sociale secretariaten van werkgevers beschikken over een termijn van twintig werkdagen vanaf het verstrijken van de in artikelen 6 en 7 vastgestelde termijnen.

HOOFDSTUK 4 - Administratieve bepalingen

Artikel 11

Het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme is belast met het vervaardigen van de kaarten met daarop de zegels waarvoor de bijdragen werden gestort en die, conform de artikelen 2 en 3, 9 pct. vertegenwoordigen van de bezoldiging voor de toekenning van getrouwheidszegels en 2 pct. van de bezoldiging voor de toekenning van weerverletzegels.

Artikel 12

Voor ieder dienstjaar worden kaarten en zegels met verschillende drukkleur uitgegeven. De zegels en de kaarten die betrekking hebben op een bepaald dienstjaar worden met dezelfde drukkleur uitgegeven.

Onder dienstjaar verstaat men de periode van twaalf maand begrepen tussen :

1°  1 juli en 30 juni van het volgende jaar, wat de getrouwheidszegels betreft;

2°  1 januari en 31 december van hetzelfde jaar, wat de weerverletzegels betreft.

Artikel 13

Elk aangifteformulier wordt opgetekend en per bijdrageplichtige werkgever op een individuele rekening genoteerd.

Op het einde van elk halfjaar van het dienstjaar sluit het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme de individuele rekening af en maakt een vergelijking tussen het resultaat en de driemaandelijkse staten of aangiften van de werkgever, beoogd in artikel 4.

De aldus opgemaakte verrekening wordt meegedeeld aan de werkgevers welke hun verplichtingen niet zijn nagekomen.

HOOFDSTUK 5 - Bepalingen betreffende het overhandigen van de zegels door de werkgever

Artikel 14

Op het einde van het dienstjaar ontvangt de werkgever vanwege het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme de kaarten waarop, conform artikel 11, een zegel werd aangebracht.

Artikel 15

De werkgever overhandigt aan de werkman de kaart voorzien van de zegel, tegen afgifte van een ontvangstbewijs volgens voorgeschreven model, uiterlijk op :

1°  30 september volgend op het einde van het in artikel 12, 2e lid, 1°, vastgestelde dienstjaar, als het de getrouwheidskaart betreft ;

2°  29 april volgend op het einde van het in artikel 12, 2e lid, 2°, vastgestelde dienstjaar, als het de weerverletkaart betreft ;

Zo de aangifte niet van hand tot hand kan geschieden, moet de werkgever de kaart aangetekend, uiterlijk tegen bovengenoemde data, aan de werkman opsturen. Het ontvangstbewijs van de post geldt in dat geval als kwijting voor de werkgever.

Artikel 16

Zo de werkman op de in artikel 15 vermelde data de van de verdiende zegel voorziene kaart niet heeft ontvangen, moet hij ze onmiddellijk aan de werkgever vragen en eventueel zo snel mogelijk klacht indienen bij de dienst inspectie van de sociale wetten.

Indien de werkman zes maand na de in artikel 15 vastgestelde data, in weerwil van de gedane stappen nog niet in het bezit werd gesteld van zijn van de verdiende zegel voorziene kaart, behoort hij een verzoekschrift in te dienen bij het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf met het oog op de aanvullende tussenkomst van dit fonds ; bij dit verzoekschrift voegt hij alle nodige inlichtingen in verband met de ten laste van zijn werkgever ingediende klacht.

Als het verzoek gegrond is, levert het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf de werkman een zogeheten "geschillenkaart" af die overeenstemt met de waarde van de verdiende zegel.

Artikel 17

Als het niet overhandigen van de kaart met de verdiende zegel te wijten is aan het faillissement van de werkgever, dan dient de werkman zijn schuldvordering voor zegels rechtstreeks in bij het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf binnen vijfenveertig dagen na het vonnis waarin het faillissement werd uitgesproken.

Als de schuldvordering bewezen is, overhandigt het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf aan de werkman een zogeheten "geschillenkaart" welke overeenstemt met de waarde van de verdiende zegel.

Artikel 18

Elk beding waarbij de werkman er zich toe verbindt af te zien van de zegel waarop hij de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst recht heeft, is nietig.

Artikel 19

Als de werkman zijn kaart verliest, kan hij aan het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme een duplicata vragen van de verloren kaart als hij ter staving van de aanvraag de dienstgetuigschriften van de werkgever voorlegt die de te vervangen kaart met zegel heeft afgeleverd.

Geen enkele kaart wordt vervangen zo de waarde der geplakte zegel 200 F niet overschrijdt.

De afgifte van een duplicata geeft aanleiding tot de betaling van een retributie van 150 F ten laste van de aanvrager.

HOOFDSTUK 6 - Bepalingen betreffende de valorisatie van de zegels

Artikel 20

De uitbetalingsinstellingen van de vakorganisaties bedoeld in artikel 8 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf alsook het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme hebben tot taak de werklieden de tegenwaarde uit te betalen van de zegels die werden geplakt op de kaarten die werden afgeleverd, hetzij door de werkgever overeenkomstig artikel 15, hetzij door het Fonds voor Bestaanzekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf overeenkomstig de artikelen 16 en 17.

Artikel 21

De georganiseerde werklieden wenden zich tot de betalingsinstelling van de vakorganisatie waarbij zij zijn aangesloten.

De niet georganiseerde werklieden kunnen zich eveneens wenden tot een betalingsinstelling van een vakorganisatie welke, in dit geval, op de verschuldigde bedragen een inhouding mag doen waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de Raad van Beheer van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.

De al dan niet georganiseerde werklieden kunnen zich ook wenden tot het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme dat ertoe gehouden is bovengenoemde inhouding te doen.

Artikel 22

De betaling van de tegenwaarde van de zegels geschiedt :

1°  vanaf de eerste werkdag van de maand november volgend op het einde van het in artikel 12, 2e lid, 1°, vastgestelde dienstjaar, als het getrouwheidszegels betreft ;

2°  vanaf 30 april volgend op het einde van het in artikel 12, 2e lid, 2°, vastgestelde dienstjaar, als het weerverletzegels betreft.

      De betaling van de tegenwaarde van de overeenkomstig artikel 17 afgeleverde zegels gebeurt uiterlijk één jaar na de datum van de uitspraak van het faillissement.

HOOFDSTUK 7 - Algemene bepalingen

Artikel 23

De in artikel 1 bedoelde werkgevers dienen de richtlijnen na te leven die door het in artikel 5 bedoelde inningsorganisme worden verspreid in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 24

De Patronale Dienst voor organisatie en controle van de bestaanszekerheidsstelsels, vereniging zonder winstbejag, is onder de bij artikel 23 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf gestelde voorwaarde, belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen welk voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Inzonderheid eist het van de in artikel 20 bedoelde betalingsinstellingen, de nodige rechtvaardigingsstaten met het oog op de toekenning van de bedragen die deze instellingen nodig hebben om hun verplichtingen na te komen.

HOOFDSTUK 8 - Geldigheid

Artikel 25

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1988.

Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd met dien verstande dat ze te allen tijde kan worden aangepast aan bepalingen van andere in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeids-overeenkomsten.

Zij kan worden opgezegd bij eenparig akkoord van de partijen, mits een opzeggingstermijn van twee jaar in acht worden genomen, betekend bij een ter post aangetekende brief die moet worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Artikel 26

Worden opgeheven

(...)

Praktische schikkingen

 

Voor de aangeslotenen van het erkende sociaal secretariaat GROEP S - Sociale Samenwerking, vzw.

 

Deze documentatie wordt aan onze leden alleen maar als informatie gegeven, daar zij geen enkele maatregel moeten treffen. Onze diensten bestellen trouwens in naam van en voor de leden de weerverlet- en getrouwheidszegels bij de patronale dienst voor organisatie en controle van de bestaans-zekerheids­stelsels en versturen die dan naar de onderneming.

 

 

 

 


Historiek
01/09/2013 31/12/2999 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
01/10/2012 31/08/2013 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
01/07/2007 30/09/2012 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
01/07/2005 30/06/2007 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
01/01/2004 30/06/2005 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
01/04/2001 31/12/2003 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels
02/10/1997 31/03/2001 2003 Weerverlet- en getrouwheidszegels