1601 Loon van de arbeiders voor de verloren arbeidsuren wegens slecht weer in de bouwnijverheid

Paritair (sub-)Comité nr.:
124.00.00-00.00

Bijwerking: 12/04/2022
Geldig vanaf: 01/10/1999

De werkman die, op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft geschikt is om te werken en die, op het ogenblik dat hij zich op de bouwplaats aanbiedt, vaststelt dat hij zijn normale arbeidstaak kan aanvatten, maar die, buiten het geval van staking, wegens het slechte weder, de arbeid waaraan hij bezig was, niet kan verder zetten, heeft recht op het loon dat hem zou zijn toegekomen indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen.

Wanneer de werkman die, op het ogenblik dat hij zich op het werk aanbiedt, geschikt is om te werken, tengevolge van slecht weder het werk waaraan hij bezig was niet kan verder zetten, mag de werkgever het normaal loon voor de niet gepresteerde arbeidsuren voor de helft betalen, indien het complement ervan door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf uitgekeerd wordt.

In het Belgisch Staatsblad van 16 januari 1982 verscheen het koninklijk besluit van 16 december 1981 betreffende het loon van de werklieden uit het bouwbedrijf voor de ingevolge slecht weer verloren arbeidsuren tijdens de onderbroken arbeidsdag.  Het werd gewijzigd door een koninklijk besluit van 3 mei 1999 dat verschenen is in het Belgisch Staatsblad van 23 juni 1999.

Het betreft de mogelijkheid voor de bedoelde werkgevers om slechts de helft te betalen van het normaal loon, voor de niet-gepresteerde werkuren in het geval waarin het tengevolge van slecht weer onmogelijk wordt het werk te beginnen of het begonnen werk voort te zetten.

1. Toepassingsgebied

Het koninklijk besluit van 16.12.1981 is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen, die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren met de volgende normale activiteit :

  • geregeld optrekken van gebouwen door ondernemingen en particulieren voor eigen rekening of voor de verkoop van deze gebouwen ;
  • verhuren van materieel aan bouwondernemingen ;
  • zee- en rivierwerken, met inbegrip van het vlot trekken van boten en schepen, alsmede het opruimen van wrakken ;
  • baggerwerken ;
  • grondwerken, met inbegrip van boren, diepboren, uitgraven van putten, draineren en verlagen van de grondwaterstand ;
  • funderingswerken, met inbegrip van heipalen, paalplanken en grondverbeteringswerken door welk systeem ook ;
  • werk aan wegen, vliegveldbanen, fietspaden, voegwerk, straatwerk en wegbakening ;
  • metsel- en betonwerk, leggen van riolen en het bouwen van fabrieksschoorstenen ;
  • de fabricage en tevens het plaatsen van prefabelementen zo deze activiteiten hoofdzakelijk door de onderneming worden uitgevoerd ;
  • het plaatsen van prefabelementen ;
  • werken voor het restaureren, reinigen en wassen van gevels en monumenten ;
  • slopings- en slechtingswerken ;
  • werken van asfalteren en bitumeren ;
  • werken van aanleg en onderhoud van spoorwegen ;
  • werken van oprichting van steigers ;
  • werken tot geschikt maken voor de aanleg van speelpleinen, sportterreinen, parken en tuinen, tenzij zulks de bijkomstige activiteit is van een onderneming die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteert ;
  • werken van aanlegging van allerlei ondergrondse leidingen zoals watervoorziening, elektrische kabels ;
  • plaatsen van afsluitingen ;
  • het vervoer te water eventueel door één der hierboven genoemde ondernemingen ter uitvoering van de gewone activiteit van deze onderneming ;
  • voegwerken ;
  • dakbedekkingen. 

In de praktijk is dit toepassingsgebied beperkt tot de bedrijven met de RSZ- kengetallen 024 en 054, welke ertoe bijdragen voor de aankoop van zegels à rato van 2,10 % op de werkelijke brutobezoldiging om het stelsel van de weerverletzegels te bekostigen. Voor meer informatie omtrent de weerverletzegels verwijzen wij naar hoofdstuk 2003 van de sectorale documentatie.

2. Toepassingsvoorwaarden van de halve betaling van de niet gepresteerde arbeidsuren

In afwijking van artikel 27, eerste lid, 2° van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, heeft recht op het loon dat hem zou zijn toegekomen indien hij zijn dagtaak normaal had kunnen volbrengen, de werkman die, op het ogenblik dat hij zich naar het werk begeeft geschikt is om te werken en die, op het ogenblik dat hij zich op de bouwplaats aanbiedt, vaststelt dat hij zijn normale arbeidstaak kan aanvatten, maar die, buiten het geval van staking, wegens het slechte weder, de arbeid waaraan hij bezig was, niet kan verder zetten.

Wanneer de werkman die, op het ogenblik dat hij zich op het werk aanbiedt, geschikt is om te werken, tengevolge van slecht weder het werk waaraan hij bezig was niet kan verder zetten, mag de werkgever, in afwijking van de bepalingen van artikel 27, eerste lid van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, het normaal loon voor de niet gepresteerde arbeidsuren voor de helft betalen, indien het complement ervan door het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf uitgekeerd wordt.

Het complement waarvan sprake wordt door het Fonds voor Bestaanszekerheid betaald na het verzilveren van de weerverletkaarten in de bedrijven met de RSZ-kengetallen 024 en 054.

De arbeider heeft GEEN recht op gewaarborgd dagloon, indien hij op het ogenblik dat hij zich op het werk aanbiedt vaststelt dat hij, wegens slecht weder niet kan werken! Voor deze dag zal hij de werkloosheidsvergoeding krijgen, indien uiteraard de werkgever de mededelingsplicht heeft gedaan aan de RVA. De werknemer heeft voor die dag wel recht, in voorkomend geval, op een tussenkomst in de verplaatsingskosten en op de hiermee overeenstemmende mobiliteitsvergoeding.  Deze verplaatsingskosten worden niet als loon beschouwd en zijn dus geen beletsel voor de betaling van werkloosheidsuitkeringen. 

3. Vaststelling van de weerverletschorsing

De werkgever of zijn afgevaardigde beslist of het slechte weer de schorsing van de arbeid meebrengt, welke aldus tot de in punt 2 hierboven bedoelde betaling aanleiding geeft.

De werkgever of zijn afgevaardigde beschikken over alle beoordelingsvrijheid, inzonderheid wat de vaststelling betreft van het ogenblik waarop het werk dient hervat en de verplichting welke de werkman kan worden opgelegd, zich te hunner beschikking te houden om iedere taak die hem in het raam van zijn arbeidsovereenkomst redelijkerwijze kan worden opgelegd, uit te voeren, hetzij op een beschutte plaats, hetzij na levering van een daartoe geschikte beschermingskledij.

4. Geval waarin de werkgever ontslagen is van betaling

De werkgever is ontslagen van de in punt 2 hierboven bedoelde betaling wanneer de werkman tijdens de beschouwde dag nalaat zich te gedragen naar de onderrichtingen welke hem werden gegeven betreffende:

1)     de stopzetting van het werk;

2)     de hervatting van het werk;

3)     het ter beschikking blijven van de werkgever;

4)     de vervulling van de in het vorige punt bedoelde taken.

5. Inwerkingtreding

Deze reglementering trad voor onbepaalde duur in werking op 16 januari 1982.  Deze wijziging door het koninklijk besluit van 3 mei 1999 treedt in werking op 1 oktober 1999.


Historiek
01/10/1999 31/12/2999 1601 Loon van de arbeiders voor de verloren arbeidsuren wegens slecht weer in de bouwnijverheid