In het Belgisch Staatsblad van 19 april 1975 verscheen het koninklijk besluit van 4 maart 1975 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. Dit besluit werd gewijzigd door koninklijke besluiten van :

• 7 mei 1975 (BS 14 oktober 1975)
• 15 oktober 1982 (BS 30 oktober 1982)
• 1 oktober 1987 (BS 16 oktober 1987)
• 20 januari  1994 (BS 11 februari 1994)
• 16 maart 1995 (BS 29 maart 1995)
• 13  februari 2001 (BS 6 maart 2001)
• 7 mei 2007  (B.S. 31.05.2007)
• 4 augustus 2014 (B.S. 21.08.2014)

Wij geven u hierna de bevoegdheid van het paritair comité en vervolgens enige commentaar.

In het Paritair Comité voor het bouwbedrijf werd op 13 september 2001 een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst gesloten inzake de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf op de ondernemingen die ingevolge het KB van 13 februari 2001 ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. Zij werd neergelegd op de griffie op 16 oktober 2001 en geregistreerd op 9 november 2001 onder het nr. 59.606/CO/124. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 21 november 2001. Wij geven u hierna een overzicht van de praktische gevolgen van deze CAO.

In voormeld paritair comité werd op 5 juli 2001 tevens een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf. Zij werd neergelegd op 9 juli 2001 bij de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 25 juli 2001 onder het nummer 58062/CO/124. Het bericht van neerlegging verscheen in het Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2001. Wij geven u hierna de tekst van de artikelen 1 tot en met 5 van deze CAO, omdat ze de werkgevers van de sector indelen in vier categorieën die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid elk een eigen kengetal bekomen. Deze problematiek hangt uiteraard nauw samen met die van de bevoegdheid van het paritair comité.

A. Bevoegdheid

Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Artikel 1
bevoegd voor de werknemers die hoofdzakelijk handarbeid verrichten en hun werkgevers, te weten:

a) de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de opbouw, de verbouwing, de afbouw, het onderhoud, de herstelling of het slopen van bouwwerken :

• de ondernemingen en de particulieren, die geregeld gebouwen optrekken voor eigen rekening of voor de verkoop ervan;
• de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in het verhuren van materieel aan de voornoemde ondernemingen.
• de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de groothandel in nieuwe en/of gerecupereerde bouwmaterialen, met uitzondering van die ondernemingen waarvan de aldaar tewerkgestelde arbeiders omwille van de specifieke aard van de verhandelde bouwmaterialen onder een ander paritair comité ressorteren.

Onder groothandel in bouwmaterialen wordt verstaan: aankopen, verkopen, vervoeren, op voorraad houden, verpakken en alle andere activiteiten die met handeldrijven in bouwmaterialen verband houden.

Onder bouwmaterialen wordt verstaan: de grondstoffen, afgewerkte materialen, benodigdheden voor het optrekken, onderhouden of herstellen van bouwwerken.
Het paritair comité is niet bevoegd voor de ondernemingen gelijkgesteld met ondernemingen die voor rekening van derden uitsluitend logistieke activiteiten uitoefenen zoals bepaald in het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, behalve als deze activiteiten een onlosmakelijk onderdeel vormen van een handelsactiviteit;

• de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in het behandelen, opslaan, sorteren en verwerken van afvalstoffen, andere reststoffen en grond die bij deze bouwwerken vrijkomen; en dit ongeacht de gebruikte technieken en ongeacht de gebruikte producten, met uitzondering van de terugwinning en/of de verwerking van afval van kunststoffen of andere scheikundige producten alsook de exploitatie, de industriële behandeling en terugwinning van afvalstoffen, nevenproducten en bezinksels door fysico-chemische en/of chemische procédés;
• de studiebureaus voor grondonderzoek en stabiliteitsstudies.

Onder de door deze ondernemingen uitgevoerde of daarmee gelijkgestelde werken vallen :

• zee- en rivierwerken, met inbegrip van het vlot trekken van boten en schepen, alsmede het opruimen van wrakken;
• baggerwerken (Het paritair comité voor het bouwbedrijf is niet bevoegd voor het varend personeel van de ondernemingen die baggerwerken op zee uitvoeren); 
• grondwerk en/of graafwerk, met inbegrip van boren, diepboren, uitgraven van putten, draineren en verlagen van de grondwaterstand, reinigen van het grondwater dat ontstaat naar aanleiding van grond- en/of graafwerken;
• funderingswerken met inbegrip van heipalen, paalplanken en grondverbeteringswerken door welk systeem ook;
• werk aan wegen, vliegveldbanen, fietspaden, voegwerk, straatwerk en wegbebakening; 
• metsel- en betonwerk, het metselen van ketels, nijverheidsovens en ander dergelijk werk, alsook het leggen van riolen en het bouwen van fabrieksschoorstenen;
• de fabricage en tevens het plaatsen van prefabelementen, zo deze activiteiten hoofdzakelijk door de onderneming worden uitgevoerd;
• het plaatsen van prefabelementen; - het restaureren, reinigen en wassen van gevels en monumenten;
• slopings- en slechtingswerken met inbegrip van de afbraak en/of de verwijdering van asbest of van asbesthoudende materialen;
• asfalteren en bitumeren; 
• tegel- en mozaïekwerk en elke andere muur- en grondbekleding, met uitzondering van hout;
• stukadoors- en pleisterwerk;
• voegwerk;
• stuc- en staffwerk; 
• thermische en/of akoestische isoleringen, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• dakbedekkingen;
• timmerwerk, met uitzondering van het monteren van metalen gebinten;
• glas-, spiegel- en glas-in-loodwerk en het verwerken van alle doorschijnende of doorzichtige materialen (benevens het inzetten van vensterglas, veiligheidsglas, spiegels, glas in lood en alle andere doorschijnende of doorzichtige materialen, het bouwen van wanden en daken van glasbeton, het voorbereidend en bijkomend werk dat voor de uitvoering ervan nodig is);
• schilderen, stofferen en behangen;
• marmerwerk;
• aanleggen van installaties voor verwarming, luchtverversing en klimaatregeling;
• aanleggen van sanitaire installaties, met inbegrip van waterzuiveringsinstallaties;
• aanleggen en onderhoud van spoorwegen;
• oprichten van steigers;
• het geschikt maken voor de aanleg van speelpleinen, sportterreinen, parken, tuinen, tenzij zulks de bijkomstige activiteit is van een onderneming die onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf ressorteert;
• aanleggen van allerlei ondergrondse leidingen, zoals watervoorziening, elektrische kabels;
• de betonbereiding in daartoe speciaal uitgeruste centrales en/of de levering van beton aan de verbruikers;
• het maken en/of het plaatsen van sierschoorstenen;
• het plaatsen van afsluitingen;
• steenhouwersarbeid, met uitzondering van die arbeid welke onder het Paritair Comité voor het groefbedrijf ressorteert;
• het vervoer te water eventueel door een der hierboven genoemde ondernemingen ter uitvoering van de gewone activiteit van deze onderneming;
• de ondernemingen voor zee- en stroomonderzoek, voor zover zij van geen ander paritair comité afhangen;
• de ondernemingen in onroerende goederen;
• aanmaak van asfalt uitsluitend voor wegenbouw in daartoe speciaal uitgeruste centrales;
• bekistings- en/of ontkistingswerkzaamheden;
• aanleggen van zwembaden;
• injecteren van gevels en/of wanden, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• aanbrengen van voegen aan bruggen en/of wegen, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• betonherstelling en/of betonhars, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• verwerking van scheikundige producten in het bouwproces en/of in het onderhoud of restauratie van gebouwen, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• bedekken en/of waterdichtmaken van bouwwerken en kunstwerken, met uitzondering van de aanmaak van de scheikundige producten hiervoor nodig en de aanvullende toepassing ervan voor zover de toepassing van deze producten een bijzondere kennis vereist van scheikundige processen of technieken;
• bodemsaneringswerken, waarvoor geen specifieke chemische procédés worden gebruikt, met inbegrip van ex situ en in situ reiniging, opslaan en/of behandelen van uitgegraven en getransporteerde grond;
• de verwerking van inerte en niet-gevaarlijke afvalstoffen in installaties die overwegend dienen voor afvalstoffen afkomstig van bouwwerken.

b) de ondernemingen die zich bezighouden met de fabricage en tevens het plaatsen van alle houten voorwerpen en producten, die door bestemming onroerend worden, of enkel en alleen met het plaatsen ervan.

Tot de bevoegdheid van het paritair comité behoren eveneens, de ondernemingen, met name de natuurlijke personen of de rechtspersonen, of de particulieren, die normaal geen activiteiten in de bouwsector uitoefenen maar occasioneel toch bouwwerken in eigen beheer uitvoeren met daartoe speciaal in dienst genomen werklieden uit de bouwsector en met de bedoeling het gebouwde geheel of gedeeltelijk te verkopen. De bevoegdheid van het paritair comité is beperkt tot de duur van die bouwwerken en tot voormelde werklieden.

B. Commentaar

1.     Levering van beton aan de verbruikers

Ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, de ondernemingen  waarvan de gewone activiteit bestaat in de betonbereiding in daartoe speciaal uitgeruste centrales en/of de levering van beton aan verbruikers. De arbeidsgerechten moesten zich al enkele keren uitspreken over de vraag of de ondernemingen die stortklaar beton leveren met betonmixers ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf of integendeel onder het Paritair Comité voor het vervoer. De Arbeidsrechtbank van Charleroi was in 1983 van oordeel dat een dergelijke onderneming ressorteert onder het Paritair Comité voor het vervoer, subsector van het goederenvervoer voor rekening van derden (140.04), omdat de vervoerder zijn voertuig naar de betoncentrale brengt, waar het product volledig automatisch in de tank van het voertuig gestort wordt. Vervolgens levert de vervoerder “gebruiksklaar” aan de verbruiker, zonder dat hij ook maar enigszins tussenkomt in het fabricageproces. (Arbrb. Charleroi, 5e K., 24 maart 1983, JTT, 1984, blz. 102) Enkele jaren later oordeelde het Arbeidshof van Gent in tegenovergestelde zin. Het Hof stelde vast dat beton oorspronkelijk op de werven bereid werd, maar dat die activiteit, ingevolge de technologische evolutie, verschoof naar de betoncentrale. Betoncentrales fabriceren stortklaar beton dat langs de betonmixer op de juiste plaats op de werf wordt gebracht, hetzij via de betonvloer, hetzij via de afvoergleuven van de mixer in bijvoorbeeld funderingsgleuven of nog door middel van ander materiaal en in de gepaste hoeveelheid en op het juiste punt van het bouwwerk, waar het kan verharden. De chauffeur voert de technische handelingen uit die bij het betonstorten horen. Het gaat m.a.w. zowel om een activiteit van vervoer als om een activiteit van levering van beton, zodat de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf vaststaat. (Arbh. Gent, 6eK., 12 maart 1987, JTT, 1987, blz. 478 e.v.)

2.     Fabricage en plaatsing van metalen schrijnwerk

De bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf is zeer extensief opgevat en heeft dikwijls tot gevolg dat dit paritair comité in concurrentie treedt met andere paritaire comités.

Aangezien het Paritair Comité voor het bouwbedrijf bevoegd is voor de ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de opbouw, de verbouwing, de afbouw, het onderhoud, de herstelling of het slopen van bouwwerken en aangezien bij de voorbeelden sprake is van timmerwerk, waarbij alleen de montage van metalen gebinten uitgesloten wordt, is dit paritair comité zeker bevoegd voor ondernemingen die zich bezighouden met de fabricage en de plaatsing van metalen schrijnwerk. Het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw daarentegen is bevoegd voor de fabricage en tevens het plaatsen van metalen schrijnwerk, met uitzondering, van de ondernemingen die met eigen personeel de plaatsing van meer dan de helft van hun jaarlijkse productie verrichten en op voor­waarde dat die plaatsing op de werven meer dan 35 pct. van de door het geheel van de werklieden van de onder­neming gewerkte uren vereist. Gelet op de algemene interpretatieregel volgens welke het algemene moet wijken voor het bijzondere, is het laatstgenoemde paritair comité bevoegd voor die ondernemingen die zich bezighouden met de fabricage en de plaatsing van metalen schrijnwerk die beantwoorden aan die specifieke criteria; het Paritair Comité voor het bouwbedrijf is bevoegd voor alle andere.

3. Gewone activiteiten

Zoals gezegd is de bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zeer extensief opgesteld. Om onder dit paritair comité te ressorteren is niet vereist dat men exclusief of hoofdzakelijk bouwactiviteiten verricht; het is integendeel voldoende dat men gewoonlijk dergelijke activiteiten verricht. (Arbh. Luik, 14e K., 20 oktober 1981, A.R. nr. 1 423/79) Bovendien blijkt dat de aard van de activiteiten maar al te vaak grenst aan die van andere paritaire comités, zoals het Paritair Subcomité voor de cementagglomeraten (106.2), het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (111), het Paritair Comité voor de glasnijverheid (115) en het Paritair Subcomité voor de elektriciens (149.01). Zo besloten de arbeidsgerechten in de volgende gevallen tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf: een onderneming die gewoonlijk glas plaatst in gebouwen, ook al stelt ze ook arbeiders tewerk in een atelier (Arbh. Brussel, 7e K., 19 december 1985, RW, 1987-1988, blz. 289), een onderneming die gewoonlijk, zelfs al is het bijkomstig, metalen afsluitingen plaatst (Arbh. Bergen, 6e K., 28 juni 1995, JTT, 1995, blz. 441). Het Hof van Cassatie oordeelde trouwens in dezelfde zin, ook al m.b.t. een onderneming die metalen afsluitingen plaatst. (Cass., 3e K., 9 september 1991, JTT, 1991, blz. 398)

Toch dient men zich te hoeden voor overhaaste conclusies !  Er bestaan immers twee tendensen in de rechtspraak. Volgens een eerste stelling moeten de activiteiten, zoals opgesomd in het bevoegdheidsgebied, als afzonderlijke economische activiteiten worden uitgevoerd om tot PC 124 te behoren en mogen zij geen bedrijfsfuncties zijn die worden uitgeoefend in het kader van de globale ondernemingsactiviteit. Volgens een tweede stelling moeten de bouwwerkzaamheden integendeel als zelfstandige economische activiteiten worden beschouwd, zelfs wanneer deze kaderen in de globale ondernemingsactiviteit. (Harry Bocksteins en Herman Buyssens, Afbakening en bevoegdheden van de paritaire comités, CAO-Recht, P.C.-7.3/10)

Het dilemma kan soms worden opgelost door te besluiten tot de bevoegdheid van twee paritaire comités, b.v. de arbeiders die in het atelier keukens fabriceren ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en houtbewerking (126), terwijl de arbeiders die plaatsen onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf (124) ressorteren. Toch moet men ook met deze oplossing zéér omzichtig omspringen. In principe is er immers slechts één paritair comité bevoegd voor het geheel van het personeel van de onderneming en dit op basis van de hoofdactiviteit. Twee paritaire comités zijn enkel te verantwoorden wanneer economisch onderscheiden activiteiten worden uitgeoefend in één onderneming, waarvoor afzonderlijk personeel tewerkgesteld wordt. Een onderneming die systematisch alle in het atelier gefabriceerde keukens met eigen personeel plaatst, ressorteert onbetwistbaar voor alle arbeiders onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. De oplossing van twee paritaire comités kan slechts in aanmerking komen, wanneer slechts een fractie van wat in het eigen atelier gefabriceerd wordt door eigen, en strikt afzonderlijk, personeel geplaatst wordt.

4. Logistieke activiteiten

Eveneens moet worden gesignaleerd dat er een "logistiek" luik werd toegevoegd aan het toepassingsgebied van het P.C. nr. 140 (voor het vervoer en de logistiek). Dat omvat de ondernemingen die logistieke activiteiten voor rekening van derden uitvoeren. Onder logistieke activiteiten verstaat men: ontvangst, opslag, weging, verpakking, etikettering, nazicht, sortering, voorbereiding van bestellingen, beheer van voorraden of verzending van grondstoffen, goederen of producten in de verschillende stadia van hun economische cyclus, zonder dat er enige wijziging aan de aard van de grondstoffen, goederen of producten wordt aangebracht.

Het gevolg van deze aanpassing is dat de werkingssfeer van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf eveneens werd aangepast om de nieuwigheden op het vlak van het vervoer en de logistiek over te nemen.

C. Bijzondere CAO

Zoals boven gezegd werd op 13 september 2001 een bijzondere CAO gesloten die van toepassing is op de werkgevers en op de arbeiders van de ondernemingen die met ingang van 16 maart 2001 ressorteren onder het het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, ingevolge het boven vermelde KB van 13 februari 2001. Dit besluit heeft concreet o.a. betrekking op:

• ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in de groothandel in nieuwe en/of gerecupereerde bouwmaterialen;
• ondernemingen waarvan de gewone activiteiten bestaan in het behandelen, opslaan, sorteren en verwerken van afvalstoffen, andere reststoffen en grond die bij deze bouwwerken vrijkomen;
• de studiebureaus voor grondonderzoek en stabiliteitsstudies;
• ondernemingen voor de aanmaak van asfalt uitsluitend voor wegenbouw in daartoe speciaal uitgeruste centrales;
• ondernemingen voor verwerking van scheikundige producten in het bouwproces en/of in het onderhoud of restauratie van gebouwen.

Krachtens die bijzondere CAO zijn al de bedoelde ondernemingen verplicht om de CAO’s die vóór 1 juli 2001 in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten waren en op deze datum van kracht waren, toe te passen met ingang van deze datum.

D. Werkgeverscategorieën bij de RSZ

De werkgevers die voor hun arbeiders ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf zijn bijdragen verschuldigd aan het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf. (Zie Hfdst. 19.) Deze bijdragen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, die de bijdrageplichtige werkgevers identificeert aan de hand van een werkgeverscategorie die het inschrijvingsnummer bij de RSZ voorafgaat. Het niveau van de werkgeversbijdragen is echter verschillend naargelang van de aard van de bouwactiviteit, zodat de RSZ verplicht was niet minder dan vier werkgeverscategorieën te creëren, nl.:

• 024 voor de ruwbouw in het algemeen
• 026 voor de afwerkingsondernemingen in het algemeen
• 044 voor de tegel- en mozaïekbevloering, muur- en grondbedekking (hout uitgezonderd), stukadoors- en pleisterwerk, stuc- en staffwerk
• 054 voor het bedekken van gebouwen en voegwerken

De preciese afbakening van deze werkgeverscategorieën werd vastgelegd in de artikelen 1 tot en met 5 van de bovenvermelde CAO van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf:

Artikel 1

In uitvoering van artikel 13 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf worden de werkgevers, die overeenkomstig het KB van 4 maart 1975 onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren, met het oog op de vaststelling van het bedrag der algemene bijdrage, verschuldigd aan het voornoemde Fonds, in vier categorieën gerangschikt, naargelang de aard van hun activiteit.

Artikel 2

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die, overeenkomstig artikel 16 van de statuten van het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf, belast is met de inning en de invordering van de in artikel 1 bedoelde bijdrage, kent daartoe een kencijfer-bouwbedrijf toe, dat overeenstemt met de categorie, waarin de onderneming gerangschikt wordt, krachtens artikel 5 van deze CAO.

De activiteit, die in aanmerking genomen wordt, is deze beschreven overeenkomstig de wetten betreffende het handelsregister, en vermeld in de aanvraag tot inschrijving of tot wederinschrijving bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, of vastgesteld door de ambtenaren en beambten, die vermeld worden in artikel 1 van de Wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

Artikel 3

Op grond van het principe dat de bijkomstige activiteit, de hoofdactiviteit volgt, wordt slechts één kencijfer aan een onderneming toegekend.

Twee of meer kencijfers kunnen nochtans toegekend worden, ingeval een onderneming verschillende activiteiten uitoefent, die onder verschillende categorieën ressorteren met werklieden die uitsluitend aan ieder ervan toegewezen zijn.

Artikel 4

Wanneer de overeenkomstig artikel 2 beschreven of vastgestelde activiteit, niet kan gerangschikt worden onder de opsomming van artikel 5 van de onderhavige CAO, zal de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid het dossier voor administratieve beslissing overmaken aan het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. In afwachting kent de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voorlopig het meest geschikte kencijfer toe.

Artikel 5

De ondernemingen worden in categorieën gerangschikt, overeenkomstig de hiernavolgende lijsten, die werden opgemaakt op grond van de in het KB van 4 maart 1975 opgesomde activiteiten, vergeleken, in zoverre als nodig met de overeenkomstige lijst der activiteiten, die in het handelsregister moeten opgegeven worden onder de vermelding "Bouwnijverheid", opgenomen in de bijlage tot het KB van 16 oktober 2000. 

1°  Worden onder meer gerangschikt in categorie A, kencijfer-bouwbedrijf 24, de ondernemingen met de volgende normale activiteit:

2°  Worden onder meer gerangschikt in categorie B, kencijfer-bouwbedrijf 54, de ondernemingen met de volgende normale activiteit:

3°  Worden onder meer gerangschikt in categorie C, kencijfer-bouwbedrijf 44, de ondernemingen met de volgende normale activiteit:

4°  Worden onder meer gerangschikt in categorie D, kencijfer-bouwbedrijf 26, de ondernemingen met de volgende normale activiteit:

E. Praktische schikkingen

De bovenstaande tekst moet u toelaten uit te maken of het Paritair Comité voor het bouwbedrijf bevoegd is voor uw onderneming. Aangeslotenen van Groep S – Sociaal Secretariaat VZW die menen dat zij ten onrechte onder dit paritair comité vermeld worden in de bestanden of dat hen een foutieve werkgeverscategorie bij de RSZ werd toegekend, dienen zo vlug mogelijk contact te nemen met hun plaatselijk kantoor.