2201 21 Brugpensioen

Paritair (sub-)Comité nr.:
120.00.00-00.00

Bijwerking: 07/04/1994
Geldig vanaf: 01/01/1993
Geldig tot: 31/12/1994

In het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk werd op 4 maart 1993 een collectieve arbeids-overeenkomst gesloten houdende toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen. Deze werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 8 november 1993 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 maart 1994.

Voor de toepassing van het brugpensioen dient men bovendien rekening te houden met het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Wij geven U hierna de integrale tekst van de CAO van 4 maart 1993 en vervolgens een uitgebreide commentaar.

Wij vestigen er uw aandacht op dat de onderstaande reglementering slechts van toepassing is voor zover aan de volgende twee voorwaarden is voldaan :

a)     de werknemers moeten na 31 augustus 1990 van hun ontslag in kennis zijn gesteld ;

b)    het brugpensioen moet zijn ingegaan na 31 december 1992.

 

A. CAO van 4 maart 1993

HOOFDSTUK 1 - Toepassingsgebied

Artikel 1

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen welke ressorteren onder de bevoegdheid van het Pari­tair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Onder werklieden wordt verstaan de werklieden en de werksters, tenzij anders bepaald.

 

HOOFDSTUK 2 - Draagwijdte van de overeenkomst

Artikel 2

Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen.

 

Artikel 3

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, §2 4e en 5e lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt de minimumleeftijd om te kunnen genieten van deze regeling van aanvullende vergoeding vastgesteld :

·       voor het jaar 1993 op :

53 jaar voor de werksters;

57 jaar voor de werklieden;

·       voor het jaar 1994 op :

54 jaar voor de werksters;

57 jaar voor de werklieden.

 

Artikel 4

In uitvoering van de bepalingen van artikel 5 van de statuten, vast­gesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 april 1981 gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk tot oprichting van een Fonds voor Bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juni 1981 (Belgisch Staatsblad van 4 juli 1981), wordt aan de werklieden bedoeld in de artikelen 2 en 3, een aanvullende vergoe­ding toegekend ten laste van het Fonds, waarvan het bedrag, de wijze van toe­kenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen van het Fonds.

 

HOOFDSTUK 3 - Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding

Artikel 5

De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst het toeken­nen van gelijkaardige voordelen, als voorzien door de collectieve arbeidsover­eenkomst nr. 17 gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, aan alle werklieden die ongewild werkloos worden gesteld en die gedurende de periode van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1994 recht verkrijgen op de wettelijke werkloosheidsvergoeding en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijd hebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.

Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijd waarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag die recht geeft op de wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na 31 december 1994 indien dit te wijten is aan de verlenging van de opzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, §2 en 38bis van de wet van 3 juli 1978 betref-fende de arbeidsovereenkomsten.

 

Artikel 6

Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992, dienen de werklieden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden :

-      ofwel vijftien jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding;

-      ofwel vijf jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste tien jaar waarvan zich minstens één jaar situeert tijdens de twee laatste jaren.

Voor wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt verwezen naar artikel 2, §3 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992.

 

Artikel 7

De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioen-gerechtigd zijn en binnen de voorwaarden zoals door deze pensioenreglementering vastgesteld.

De regeling geldt eveneens voor de werklieden die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regeling wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsvergoeding ontvangen.

 

HOOFDSTUK 4 - Bedrag van de aanvullende vergoeding

Artikel 8

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

 

Artikel 9

Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon begrensd tot 37.925 fr. en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.

De grens van 37.925 fr. is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 1993, 93.700 fr.

Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen.

Deze grens wordt daarenboven op 1 januari van elk jaar herzien in functie van de regelingslonen overeen-komstig de be­slissing van de Nationale Arbeidsraad.

Het netto-referteloon wordt tot het hogere honderdtal afgerond.

 

Artikel 10

1.   Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de werklieden verrichte prestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaan en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.

Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.

Daarentegen worden de premies of vergoedingen die als tegenwaarde van werke­lijke kosten worden verleend, niet in aanmerking genomen.

2.   Voor de per maand betaalde werkman wordt als brutoloon be­schouwd het loon dat hij gedurende de in navolgende punt 6 bepaalde referte­maand heeft verdiend.

3.   Voor de werkman die niet per maand wordt betaald, wordt het brutoloon berekend op grond van het normale uurloon.

Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens die periode gewerkte normale uren. Het aldus bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de weke­lijkse arbeidstijdregeling van de werkman ; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.

4.   Het brutoloon van een werkman die gedurende de ganse refertemaand niet heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig was geweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.

Indien een werkman, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsovereenkomst slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moet werken en hij al die tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend op grond van het aan­tal arbeidsdagen dat in de arbeidsovereenkomst is vastgesteld.

5.   Het door de werkman verdiende brutoloon, ongeacht of het per maand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met één twaalfde van het totaal van de contractuele premies en van de veranderlijke bezoldiging waarvan de perio­diciteit van betaling geen maand overschrijdt en door die werkman in de loop van de twaalf maanden die aan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ont­vangen.

6.   Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorziene overleg, zal in gemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekening moet worden ge­houden. Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.

 

HOOFDSTUK 5 - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding

Artikel 11

Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzake werkloosheids-vergoedingen, overeen­komstig de bepalingen van voormelde wet van 2 augustus 1971.

Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op 1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonen overeenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de Nationale Arbeidsraad.

Voor de werklieden die in de loop van het jaar tot de regeling toetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van de regelingslonen verricht rekening houdend met het ogenblik van het jaar waarop zij in het stelsel treden ; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.

 

HOOFDSTUK 6 - Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding

Artikel 12

De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt om de kalendermaand.

 

HOOFDSTUK 7 - Cumulatie van de aanvullende vergoeding met andere voordelen

Artikel 13

De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerd met andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen of toeslagen die worden toe­gekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen.

De werkman die onder de in artikel 5 voorziene voorwaarde ontslagen wordt, zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvo­rens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoe­ding.

 

HOOFDSTUK 8 - Overlegprocedure

Artikel 14

Vooraleer één of meerdere werklieden, bedoeld bij artikel 5, te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het perso­neel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale af­vaardiging.

Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, inzonderheid op artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde af­dankingscriteria, werklieden die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscrite­rium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.

Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardiging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorga­nisaties of, bij ontstentenis, met de werklieden van de onderneming.

Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken werkman bij aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.

Dit onderhoud heeft tot doel aan de werkman de gelegenheid te geven zijn bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.

Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereen­komst van 3 mei 1972, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het werkliedenpersoneel der ondernemingen in de textiel- en breigoednijverheid, geregistreerd onder nr. 1279/CO/120, inzonderheid op artikel 7, kan de werkman zich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde. De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na de dag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoud voorzien was.

De ontslagen werklieden hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aan­vaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve.

 

HOOFDSTUK 9 - Betaling aanvullende vergoeding

Artikel 15

De betaling van de aanvullende vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor Bestaanszekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk".

Te dien einde zijn de werkgevers en werknemers verplicht gebruik te maken van het gepaste formulier dat kan bekomen worden op de zetel van voormeld fonds, Marte­laarslaan 35, te 9000 Gent.

De administratieve richtlijnen van de beheerraad van het Fonds moeten nageleefd worden.

 

HOOFDSTUK 10 - Eindbepalingen

Artikel 16

De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door de beheerraad van het in artikel 4 bedoelde Fonds vastgesteld.

 

Artikel 17

De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve ar­beidsovereenkomst worden door de beheerraad van het "Fonds voor Bestaans­zekerheid voor de textielnijverheid en het breiwerk" beslecht in de geest van en refererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.

 

Artikel 18

Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1994.

 

B. Commentaar

1. Leeftijdsvoorwaarden

Wanneer een arbeider ontslagen wordt door zijn werkgever, kan hij het brugpensioen genieten op voorwaarde dat hij de voorziene minimumleeftijd bereikt op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd. Bovendien moet hij deze leeftijd bereiken uiterlijk op 31 december 1994. Voor zover deze dubbele voorwaarde vervuld is, mag de opzeggingstermijn een einde nemen na 31 december 1994.

De minimumleeftijd bedraagt :

·       in 1993 : 53 jaar voor de werksters en 57 jaar voor de werklieden ;

·       in 1994 : 54 jaar voor de werksters en 57 jaar voor de werklieden.

 

2. Anciënniteitsvoorwaarden

Ingevolge het KB van 7 december 1992 dienen de werklieden en werksters die het brugpensioen willen genieten de volgende anciënniteitsvoorwaarden te vervullen :

·       voor de werklieden 25 jaar zowel in 1993 als in 1994 ;

·       voor de werksters 38 jaar zowel in 1993 als in 1994.

Daarnaast dienen alle werklieden en werksters te voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden :

·       ofwel vijftien jaar loondienst in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of vlasbereiding;

·       ofwel vijf jaar loondienst in deze sectoren tijdens de laatste tien jaar waarvan zich minstens één jaar situeert tijdens de laatste twee jaren.

 

3. Vervanging van de bruggepensioneerde

In toepassing van het KB van 7 december 1992 moet de bruggepensioneerde werknemer verplicht vervangen worden door één of twee uitkeringsgerechtigde volledige werkloze(n) of hiermee gelijkgestelde werknemers. De vervanging moet plaats vinden in de periode die zich uitstrekt vanaf de eerste dag van de vierde maand die de maand voorafgaat waarin het brugpensioen van de vervangen werknemers een aanvang neemt, tot de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand gedurende welke het brugpensioen een aanvang neemt. De vervanger moet in dienst worden gehouden gedurende de eerste 36 maanden die volgen op zijn indienstneming. Slechts in bepaalde gevallen kan een afwijking van de vervangingsplicht worden toegestaan.

Voor de hoedanigheid van de vervanger, de modaliteiten inzake de vervangingsplicht en de mogelijke afwijkingen, zie onze interprofessionele documentatie nr. 355.

4. Aanvullende vergoeding

Naast de werkloosheidsuitkeringen geniet de bruggepensioneerde een aanvullende vergoeding. Deze aanvul-lende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen de netto-refertebezoldiging en de werkloosheids-uitkering en is ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.

Voor de berekening van de aanvullende vergoeding verwijzen wij U naar de bovenstaande CAO en naar onze interprofessionele documentatie nr. 355.

 


Historiek
01/01/2014 31/12/2014 2201 Historiek SWT 58 jaar - kliksysteem
01/01/2011 31/12/2013 2201 2101 Werkloosheid met bedrijfstoeslag op 58 jaar
01/01/2008 31/12/2010 2201 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/2005 31/12/2007 2201 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/2003 31/12/2004 2201 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/2001 31/12/2002 2201 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/1999 31/12/2000 2201 2101 Brugpensioen op 58 jaar
01/01/1995 31/12/1996 2201 2101 Brugpensioen
01/01/1993 31/12/1994 2201 21 Brugpensioen