2005 20 Avantages sociaux complémentaires

Paritair (sub-)Comité nr.:
120.00.00-00.00

Bijwerking: 07/08/2002
Geldig vanaf: 01/01/2000
Geldig tot: 31/12/2004

In het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk werd op 8 september 2000 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende  de fusie van het "Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid" en van het "Waarborg- en Sociaal Fonds van het breiwerk" en tot coördinatie van de statuten (Overeenkomst geregistreerd op 4 december 2000 onder het nummer 55948/CO/120)

Zij werd algemeen verbindend verklaard door een koninklijk besluit van 28 november 2001 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 2002.

 

Wij geven hieronder de belangrijkste beaplingen over de aanvullende sociale vergoedingen .

 

Voor de vergoedingen in geval van economische werkloosheid : zie hfdst. 11

Voor de sociale bijdragen : zie Hfdst. 19

Voor de vergoedingen voor de jongeren met industriële leerovereenkomst : zie hfdst.30.

Voor de tussenkomst van het fonds in de kosten van de vormingen en opleidingen : zie hfdst.48

Artikel 1.

Het "Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid" en het "Waarborg- en Sociaal Fonds van het breiwerk" worden samengesmolten tot één fonds voor bestaanszekerheid, "Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid" genoemd waarvan de statuten in bijlage zijn gevoegd.

Art. 2.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst coördineert de statuten van het nieuw opgericht "Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid", dat alle rechten en plichten van in artikel 1 hierboven vermelde fondsen voor bestaanszekerheid overneemt.

Kommentaar : een andere CAO van 8/11/2000 (55949/CO/120) coördineert de statuten : zie hfdst.19

Art. 3.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten.Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

(...)

 STATUTEN

(...)

Toepassingsgebied

Art. 5.

a). Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers en op de door hen tewerkgestelde werklieden die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de werkgevers en hun werklieden van het arrondissement Verviers en van deze waarvan sprake in de litterae c) en d) door het koninklijk besluit van 4 juni 1999 ingelast in artikel 1, § 1, 1°) van het koninklijk besluit van 5 februari 1974 tot oprichting van sommige paritaire comités en tot vaststelling van hun benaming en hun bevoegdheid.

      Behoudens andersluidende bepaling wordt in de huidige statuten onder « werklieden » verstaan : de arbeiders en de arbeidsters, en verder onder « arbeider » : de arbeider en de arbeidster.

b) In afwijking op littera a) hierboven :

-          zijn de statuten niet van toepassing op de N.V. CELANESE noch op de werklieden die zij tewerkstelt;

-          zijn de artikelen 6, 7, 12 en 28 enkel van toepassing op de werklieden die lid zijn van één van de in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk vertegenwoordigde werkliedenorganisaties

-          zijn de artikelen 6, 7, 12, 20 a), 21 a) en 28 niet van toepassing op de N.V. FABELTA NINOVE noch op de werklieden die zij tewerkstelt.

 

(...)

Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en uitkering

Art. 6.

 § 1. De in artikel 5, b), tweede alinea bedoelde werklieden hebben recht op de bij artikel 7 vastgestelde sociale toelagen.

§ 2. a) Bij niet-naleving van de verbintenissen inzake sociale vrede, aangegaan krachtens collectieve arbeidsovereenkomsten in het paritair comité afgesloten of geregistreerd, kunnen de werklieden van het recht op deze toelagen uitgesloten worden.

             b) Deze uitsluiting geschiedt van rechtswege tegenover de werklieden die deelnemen aan een staking welke langer duurt dan een kalenderdag, dit evenwel indien de staking is uitgebroken zonder de inachtneming van de procedureregels bepaald door het huishoudelijk reglement van het paritair comité en door de collectieve arbeidsovereenkomst inzake het statuut van de vakbondsafvaardiging, en voor zover de staking niet het gevolg is van het niet- naleven der bestaande overeenkomsten door de werkgever.

             c) In de andere gevallen wordt de uitsluiting, en de draagwijdte ervan, die in verhouding moet zijn tot de belangrijkheid van het niet- naleven van de sociale vrede, door het vast verzoeningscomité van het paritair comité beslist.

Bij gelijkheid van stemmen in de schoot van het verzoeningscomité zetelt dit comité onder het voorzitterschap van een neutraal persoon die het aanwijst. De stem van deze persoon is doorslaggevend.

 

Art. 7. Tijdelijke werkloosheid om economische redenen : zie Hfdst.11

Art. 8. Kansarme jongeren -  sluiten van contracten voor industrieel leerlingenwezen : zie Hfdst.30

Art. 9. Bijkomende inspanning op het vlak van de vorming en opleiding : zie Hfdst.48

 

Art. 10. Afdanking

 a). Vanaf 1 mei 1986 wordt aan de werklieden die aan de in littera b) vermelde voorwaarden voldoen en worden afgedankt door een werkgever die onder de toepassing valt van deze overeenkomst, per dag in de zesdagenweek dat zij uitkeringsgerechtigd zijn op de wettelijke werkloosheidsvergoeding, een bijkomende werkloosheidsvergoeding van 85 BEF toegekend. Deze uitkering wordt beperkt tot een maximaal aantal maanden zoals aangeduid in littera c) hieronder.

         Gedurende de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 wordt voormeld bedrag van "85 BEF" vervangen door het bedrag van "100 BEF".

         De bijkomende werkloosheidsvergoeding van 85 BEF per dag, die tijdens de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 op 100 BEF per dag werd gebracht, wordt vanaf 1 januari 1997 op 100 BEF per dag vastgesteld.

b) Om aanspraak te maken op de bijkomende werkloosheidsvergoeding zoals bepaald in littera a) moeten de werklieden aan de volgende voorwaarden voldoen :

-        aangeworven zijn voor onbepaalde tijd;

-        in het raam van deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, minstens 1 jaar ononderbroken anciënniteit hebben in de onderneming op het ogenblik van de kennisgeving van de afdanking;

-        afgedankt zijn om een andere dan zwaarwichtige reden.

c) De in littera a) voorziene bijkomende werkloosheidsvergoeding zal uitgekeerd worden gedurende het hieronder vermelde maximum aantal maanden :

 

 

-        bij afdanking tengevolge van sluiting of van reorganisatie wegens afslanking of productiviteitsverhoging :

-        jonger dan 30 jaar 12 maanden;

-        van 30 tot minder dan 40 jaar 18 maanden;

-         van 40 jaar en ouder 36 maanden.

-         bij afdanking om een andere reden dan deze hierboven vermeld :

-         jonger dan 30 jaar 4 maanden;

-         van 30 tot minder dan 40 jaar 6 maanden;

-         van 40 jaar en ouder 12 maanden.

De voormelde maximumtermijnen van uitkering gaan in op en worden bepaald in functie van de leeftijd die de rechthebbende bereikt op de eerste dag die recht geeft op de wettelijke werkloosheidsvergoeding.Wanneer bij wedertewerkstelling in de textielnijverheid en/of het breiwerk, de arbeider opnieuw wordt afgedankt, dan wordt het aantal maanden bepaald, rekening houdend met de aard van de afdanking en met de leeftijd van toepassing bij deze laatste afdanking mits aftrek evenwel van de reeds genoten bijkomende werkloosheidsvergoeding ingevolge de vorige afdanking(en).

Vanaf 1993 wordt aan de werklieden van 50 jaar of ouder die in het stelsel van de werkloosheid intreden, gedurende maximum 60 maanden een bijkomende werkloosheidsvergoeding van 85 BEF per dag toegekend bij afdanking om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden.

Gedurende de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 wordt voormeld bedrag "85 BEF" vervangen door het bedrag "100 BEF".

 

Aan de werklieden die vanaf 1997 worden afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, wordt een bijkomende werkloosheidsvergoeding van 100 BEF per dag toegekend gedurende een periode van maximum 10 jaar.

Nochtans moet deze vergoeding, die wordt uitgekeerd aan de gewezen arbeider die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet, in totaal onder het bedrag blijven van 300 000 BEF.

 

Aan de invalide werklieden, die tijdens de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 worden afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige redenen, wordt gedurende maximum 60 maanden een bijkomende vergoeding toegekend waarvan het bedrag identiek is aan dat van de bijkomende werkloosheidsvergoeding waarvan sprake in littera a).

Vanaf 1997 wordt aan de langdurig zieke werklieden die worden afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden, gedurende een periode van maximum 36 maanden een bijkomende ziektevergoeding van 100 BEF per dag toegekend.

Als "langdurig zieke" worden beschouwd : de werklieden die gedurende een ononderbroken periode van minimum zes maanden arbeidsongeschikt zijn ingevolge ziekte of ongeval van gemeen recht.

d) Het tegoed aan aantal dagen bijkomende werkloosheids- of ziektevergoeding waarop de afgedankte werklieden recht hebben overeenkomstig littera c), kan worden uitgeput zonder tijdslimiet, tenzij de rechthebbende is tewerkgesteld in een andere bedrijfstak, in welk geval het recht op het nog niet-opgenomen tegoed vervalt na twee jaar tewerkstelling.

Het recht op deze bijkomende werkloosheids- of ziektevergoeding vervalt in geval van brugpensioen.De raad van beheer bepaalt de procedure alsook welke stavingsstukken en formulier(en) nodig zijn ten einde het recht op de bijkomende werkloosheids- of ziektevergoeding vast te stellen.

e) De uitkeringen worden door het fonds per burgerlijk kwartaal uitbetaald binnen een termijn bepaald door de raad van beheer van het fonds.

 

Art. 11.

Vanaf 1999 wordt aan de werklieden die minstens 20 jaar ononderbroken anciënniteit hebben in dezelfde onderneming een dag bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar. De werkgever kan de kost ervan terugvorderen bij het "Waarborg en Sociaal Fonds der textielnijverheid" op voorlegging van de nodige stavingsstukken. Voormelde terug te vorderen kost is samengesteld uit het brutoloon voor deze afwezigheidsdag forfaitair vermeerderd met 50 pct. patronale sociale lasten (op loon aan 100 pct.).De stavingsstukken en de modaliteiten van terugvordering worden vastgelegd bij beslissing van de raad van beheer van het fonds.

Art. 12.

 Telkens als de financiële toestand van het fonds het toelaat of vereist, kunnen het maximum aantal vergoedingsdagen, en/of de bedragen der aanvullende sociale toelage, bepaald in artikel 7, gewijzigd worden bij een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art. 13.

In geen geval mag de betaling van de door het fonds toegekende sociale voordelen afhankelijk worden gesteld van de storting der bijdragen die door de werkgever verschuldigd zijn.

Art. 14. Aanvullende vakantievergoeding

Aan de werklieden tewerkgesteld in de bij artikel 5 bedoelde werkgevers, wordt vanaf het jaar 1985 een aanvullende vakantievergoeding toegekend waarvan het bedrag vóór de bedrijfsvoorheffing is vastgesteld op 8,4 pct. van de lonen aan 108 pct. verdiend tijdens de referteperiode gaande over het tweede, derde en vierde kwartaal van het voorgaande jaar en het eerste kwartaal van het lopende jaar.

Gelet op de hierboven vermelde referteperiode wordt de actualiseringscoëfficiënt van de refertejaarlonen waarop de aanvullende vakantievergoeding van 8,4 pct. wordt berekend, vanaf het tweede kwartaal 1987 vastgesteld op 1,012. Deze actualiseringscoëfficiënt heeft tot doel de evolutie van de lonen te dekken voor de tijdspanne gelegen tussen de referteperiode en de uitbetaling van de vergoeding.

De dagen waarop de arbeidsovereenkomst geschorst is omwille van arbeidsongeschiktheid worden gelijkgesteld met effectieve prestaties op de wijze bepaald in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. Voor deze dagen van gelijkstelling gebeurt de berekening van de vergoeding op het fictief referteloon bepaald op 1 000 BEF per gelijkgestelde dag ongeacht de leeftijd van de rechthebbende.

De uitbetaling door het fonds van de aanvullende vakantievergoeding heeft plaats op het einde van de vakantieperiode vastgesteld door het paritair comité, te weten 15 augustus.Op de aan de werklieden toegekende aanvullende vakantievergoeding zal door het fonds dezelfde forfaitaire fiscale afhouding worden verricht als deze van toepassing op het wettelijk vakantiegeld.

Art. 15.

Buiten de gevallen van sluiting van onderneming, wanneer de werkgever in gebreke blijft de verplichtingen na te komen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 19 december 1974, in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij werden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, betaalt het fonds de aanvullende vergoeding, waarvan sprake in de artikelen 4 en 5 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst, aan de rechthebbende arbeider.

In dit geval, doet de op de aanvullende vergoeding rechthebbende arbeider het fonds, op verzoek van dit laatste, in zijn rechten treden tegenover de werkgever die tot de uitkering van de vergoeding is gehouden.De aanvraag van de arbeider tot tussenkomst van het fonds geschiedt op een daartoe bestemd formulier waarop de inlichtingen moeten voorkomen vastgesteld door de raad van beheer van het fonds.


Historiek
01/01/2005 31/12/2999 2005 Andere tussenkomsten van het Fonds
01/01/2000 31/12/2004 2005 20 Avantages sociaux complémentaires