480101 Permanente vorming

Paritair (sub-)Comité nr.:
118.00.00-00.00, 118.01.00-00.00, 118.02.00-00.00, 118.04.00-00.00, 118.05.00-00.00, 118.06.00-00.00, 118.07.00-00.00, 118.08.00-00.00, 118.09.00-00.00, 118.10.00-00.00, 118.11.00-00.00, 118.12.00-00.00, 118.13.00-00.00, 118.14.00-00.00, 118.15.00-00.00, 118.16.00-00.00, 118.17.00-00.00, 118.18.00-00.00, 118.19.00-00.00, 118.20.00-00.00, 118.21.00-00.00, 118.22.00-00.00

Bijwerking: 31/07/2015
Geldig vanaf: 01/01/2015
Geldig tot: 31/12/2014

In het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid werd op 29 juni 2015 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten betreffende de permanente vorming. Zij werd neergelegd op de Griffie van de Dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen en geregistreerd op 27 juli 2015 onder het nr. 128229/CO/118. 

Wij geven u hierna de integrale tekst van deze CAO.

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied

Artikel 1

§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de voedingsnijverheid, met uitzondering van de sector van de bakkerijen, de banketbakkerijen die "verse" producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en verbruikszalen bij een banketbakkerij.
§ 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld.

HOOFDSTUK II - Permanente vorming

Artikel 2

§ 1. De werkgever is eraan gehouden een volume professionele vorming te organiseren voor de arbeiders, overeenstemmend op jaarbasis met 1,30% van het totaal volume van de gepresteerde arbeidstijd van alle arbeiders van de onderneming.

§ 2. Bij toepassing van artikel 30§7 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (Belgisch Staatsblad 30 december 2005) en het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 tot uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (Belgisch Staatsblad 5 december 2007), komen de partijen overeen om de vormingsinspanningen in 2015 en 2016 te behouden op dit niveau.

Artikel 3

§1. In de ondernemingen met 20 werknemers en meer zal een opleidingsplan opgesteld worden om de doelstelling uit artikel 2 te bereiken.

§ 2. Ondernemingen kunnen voor het opmaken van hun opleidingsplan een beroep doen op de ondersteuning van het IPV.

§ 3. Het opleidingsplan zal met de ondernemingsraad en bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging overlegd worden. De werkgever dient de informatie over de toepassing van deze maatregel te organiseren zoals artikel 8 van CAO nummer 9 en de reglementering betreffende de sociale balans het voorschrijven.

§ 4. In het opleidingsplan zal bijzondere aandacht uitgaan naar de risicogroepen en ruime participatie van alle werknemersgroepen.

§ 5. Om aanspraak te kunnen maken op de financiële tussenkomst van IPV zal de onderneming met meer dan 20 werknemers over een opleidingsplan moeten beschikken opgesteld conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 december 2013 inzake het sectoraal model van opleindingspan (algemeen verbindend verklaard door koninklijk besluit van 13 juli 2014, Belgisch Staatsblad van 7 janauri 2015).

Paritair commentaar :
De werkgever zal op het einde van elk jaar moeten kunnen bewijzen dat hij een aantal uren vorming georganiseerd heeft ten belope van 1,30% van het totaal van gepresteerde arbeidsuren van alle arbeiders samen. 

De sociale partners raden aan deze berekeningen te laten overeenstemmen met deze van de sociale balans. 

Het totaal volume arbeidstijd komt overeen met het aantal gepresteerde uren opgegeven in de sociale balans onder de rubriek 101. Het aantal opleidingsuren staat onder de rubrieken 5802 / 5812, 5822 / 5832 en 5842 / 5852.
Voor het begrip professionele vorming verwijzen we naar de definitie in de toelichtingsnota van de Nationale Bank met betrekking tot de opleidingsactiviteiten opgenomen in de sociale balans. Onder deze opleidingsactiviteiten vallen zowel de formele en de minder formele en informele voortgezette beroepsopleiding als de initiële beroepsopleidingsinitiatieven ten laste van de werkgever.

De tijd besteed aan professionele vorming dient beschouwd te worden als arbeidstijd vermits de arbeider ter beschikking van de werkgever staat.

§6. Elke arbeider beschikt over een initiatiefrecht om een onderhoud te vragen met de verantwoordelijke over zijn opleidingsmogelijkheden. Tijdens dit onderhoud zal het opleidingsaanbod van IPV bekend gemaakt worden.

§7. De werknemersvertegenwoordigers/leden van de syndicale delegatie zullen het opleindingsaanbod van het IPV ontvangen en dit binnen de onderneming kunnen bekend maken.

§8. De sociale partners bevelen de ondernemingen aan om in de mate van het mogelijke vorming te laten doorgaan tijdens de normale arbeidstijd van de werknemers.

HOOFDSTUK III — Onthaal van werknemers

Artikel 4

§ 1. Partijen herinneren aan het koninklijk besluit van 25 april 2007 betreffende het onthaal en de begeleiding van werknemers met betrekking tot de bescherming van het welzijn bij de uitvoering van hun werk (Belgisch Staatsblad 10 mei 2007).

§ 2. Met de ondernemingsraad en bij ontstentenis, de vakbondsafvaardiging zal overlegd worden over de praktische toepassing van dit koninklijk besluit in de onderneming en met name over de faciliteiten en opleiding van de ervaren werknemers die worden aangeduid voor de begeleiding van de beginnende werknemer. Het IPV zal een kosteloze training aanbieden om deze ervaren werknemers op te leiden voor deze taak.

HOOFDSTUK IV — Inspanningen ten voordele van de risicogroepen

Artikel 5

§ 1. Huidig hoofdstuk wordt gesloten enerzijds in toepassing van titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006) en anderzijds het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 19 april 2014 (Belgisch Staatsblad van 8 april 2013).

2. Gedurende de jaren 2015-2016 zal de sector 0,15% van de brutolonen besteden aan de vorming van werkenden en werkzoekenden uit de risicogroepen.

Artikel 6

Worden als risicogroepen beschouwd :
• De werklozen in het algemeen en werklozen jonger dan 30 jaar in het bijzonder
• De laaggeschoolde werknemers
• De werknemers ouder dan 50 jaar
• De werknemers bedreigd door een herstructurering, een collectief ontslag of een sluiting van onderneming
• De ontslagen werknemers
• De gehandicapten
• De allochtonen
• De industriële leerlingen
• De werknemers vermeld in artikel 7, voor zover niet gevat door de voorgaande punten.

Artikel 7

Volgende inspanningen zullen worden gedaan tijdens de jaren 2015- 2016:

§ 1. Het aantal industriële leerlingen gespreid over twee jaar zal minstens 200 bedragen.

§ 2. Het aantal werkzoekenden en werkenden uit de risicogroepen dat een IPV-vorming geniet zal jaarlijks minstens 3.000 bedragen.

§ 3. De vorming van werkzoekenden onder de risicogroepen zal zodanig georganiseerd worden dat de kansen op tewerkstelling in de sector reëel zijn.

§ 4. Een jaarlijkse inspanning van minstens 0,05% (van de 0,15 %) van de brutolonen zal gedaan worden voor personen in volgende doelgroepen:

1° de werknemers van minstens 50 jaar oud die in de sector werken;
2° de werknemers van minstens 40 jaar oud die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag:
a) hetzij doordat hun arbeidsovereenkomst werd opgezegd en de opzeggingstermijn loopt;
b) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming die erkend is als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering;
c) hetzij doordat zij tewerkgesteld zijn in een onderneming waar een collectief ontslag werd aangekondigd;
3° de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding. Onder niet-werkenden wordt verstaan:
a) de langdurig werkzoekenden, zijnde de personen in het bezit zijn van een werkkaart, bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden;
b) de uitkeringsgerechtigde werklozen;
c) de werkzoekenden die laaggeschoold of erg-laaggeschoold zijn in de zin van artikel 24 van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de tewerkstelling;
d) de herintreders, zijnde de personen die zich na een onderbreking van minstens één jaar terug op de arbeidsmarkt begeven;
e) de personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke integratie in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en personen die gerechtigd zijn op maatschappelijke hulp in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelij k welzijn;
f) de werknemers die in het bezit zijn van een verminderingskaart herstructureringen in de zin van het koninklijk besluit van 9 maart 2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen;
g) de werkzoekenden die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten, of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden;
h) de werkzoekenden die nog geen 26 jaar oud zijn.
4° de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid, namelijk:
a) de personen die voldoen aan de voorwaarden om ingeschreven te worden in een regionaal agentschap voor personen met een handicap;
b) de personen met een definitieve arbeidsongeschiktheid van minstens 33 %;
c) de personen die voldoen aan de medische voorwaarden om recht te hebben op een inkomensvervangende of een integratietegemoetkoming ingevolge de wet van 27 februari 1987 op de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
d) de personen die als doelgroepwerknemer tewerkgesteld zijn of waren bij een werkgever die valt onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de beschutte en de sociale werkplaatsen;
e) de gehandicapte die het recht op verhoogde kinderbijslag opent op basis van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van minstens 66 %;
f) de personen die in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen;
g) de persoon met een invaliditeitsuitkering of een uitkering voor arbeidsongevallen of beroepsziekten in het kader van programma's tot werkhervatting;
5° de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991.
Voor de toepassing van het vorig lid wordt verstaan onder "sector", het geheel van werkgevers die onder een zelfde paritair comité of autonoom paritair subcomité ressorteren.

§ 5. In toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) wordt minstens de helft van de in de vorige paragraaf bedoelde inspanning (zijnde 0,025%) besteed aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen:
a) de in 5°, bedoelde jongeren;
b) de in 3° en 4°, bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.

§6. De in §5 bedoelde inspanningen worden geconcretiseerd door het sluiten van één of meerdere partnerschapsovereenkomsten tussen het IPV en de ondernemingen, de onderwjis-of vormingsinstellingen of de gewestelijke arbeidsbemiddelings- of opleidingdiensten.

§7. De in §5 bedoelde inspanningen worden uitgevoerd door:

  • het stageaanbod in de onderneming;
  • de aanwerving in het kader van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk zoals bedoeld in artikel 7 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  • het opleidingsaanbod in de ondernemingen of in externe instellingen;
  • de vorming van opleiders;
  • de investering in het technologisch materiaal;
  • het gezamenlijk gebruik van opleidingsmateriaal.

Artikel 8

In uitvoering van het akkoord met betrekking tot de begrotingscontrole 2015 worden de volgende maatregelen genomen in het kader van de ingroeibanen:

  • Erkenning door de sector van het belang van vorming en opleiding om jongeren op de arbeidsmarkt binnen de sector een kans te geven
  • Laaggeschoolde jongeren jonger dan 26 jaar hebben gedurende hun eerste 12 maanden van tewerkstelling recht op een budget van 2.500 EUR voor het volgen van opleidingen via IPV. De modaliteiten zullen afgesproken worden binnen de Raad van Beheer van IPV.

HOOFDSTUK V- Berekening van de theoretische verplichting tot het aanwerven van jongeren met een startbaanovereenkomst voor de sector

Artikel 9

Volgens de recentste statistische gegevens van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven stelden de ondernemingen van de sector met 50 of meer werknemers, op 30 juni 2012 58.308 werknemers tewerk.

Op basis van deze gegevens is de sector verplicht om voor 1.749 personen een startbaanovereenkomst te sluiten.

HOOFDSTUK VI - Financiering IPV

Artikel 10

De bijdrage van de werkgever is per arbeider vastgesteld op 0,30% van de lonen.

Artikel 11

IPV zal de bijdragen bedoeld in artikel 9 aanwenden voor de vorming van de werkenden, werkzoekenden en industriële leerlingen.

HOOFDSTUK VII - Geldigheidsduur

Artikel 12

§1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2015 en geldt voor onbepaalde tijd.

§2. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van22 oktober 2013 betreffende de permanente vorming afgesloten in de schoot van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, geregistreerd onder nr. 118245/CO/1180000 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 april 2014 (Belgisch Staatsblad 3 september 2014).

§3. De CAO kan opgezegd worden door één der partijen, met een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het P.C. voor de voedingsnijverheid en aan de erin vertegenwoordigde organisaties.

Toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst: om de integrale tekst te lezen, klik op het registratienummer.

Datum CAO
29/06/2015
Registratienr
128229
Geldig van
01/01/2015
Geldig tot
01/01/2015
Neerleggingsdatum
30/06/2015
Registratiedatum
27/07/2015
Onderwerp
permanente vorming en risicogroepen
BS Bericht van neerlegging
05/08/2015
Algemeen verbindend verklaring
-
Algemeen verbindend verklaard door Koninklijk Besluit van
08/01/2016
Gepubliceerd in het B.St. van
08/02/2016
Keywords
AANWERVING, OPLEIDING (EXCL. SYNDICALE VORMING), RISICOGROEPEN, WELZIJN OP HET WERK, SOCIALE FONDSEN, ANDERE DAN FONDSEN VOOR BESTAANSZEKERHEID

Historiek
01/01/2023 31/12/2050 480101 Individueel opleidingsrecht
01/01/2021 31/12/2022 480101 Beroepsopleiding
01/01/2020 31/12/2020 480101 Beroepsopleiding
01/01/2017 31/12/2019 480101 Permanente vorming
01/01/2017 31/12/2016 480101 Permanente vorming
01/01/2015 31/12/2016 480101 Permanente vorming
01/01/2017 31/12/2016 480101 Permanente vorming
01/01/2015 31/12/2014 480101 Permanente vorming
01/01/2013 31/12/2014 480101 Permanente vorming
01/01/2011 31/12/2012 480101 4801 Professionele vorming - Risicogroepen
01/01/2009 31/12/2010 480101 4801 Professionele vorming - Risicogroepen